Выбрать главу

Baantjer Inc.

Moord op de Albert Cuyp

1

‘Mooie makreel!’ klinkt de welluidende stem van Trix vanuit de viskraam. ‘Heerlijke haring! Wie maakt me los?’ roept de hoogblonde vrouw nog eens.

‘Chrysanten! Drie bossen voor vijf euro! Kunt u het thuis eindelijk goedmaken, meneer!’ schreeuwt Cor, de bloemenman op de hoek, nog iets harder.

Het is een opgewekt koor van elkaar overschreeuwende stem-men. Zo gaat het aan het eind van de middag altijd op de Albert Cuyp. Hakim kijkt even glimlachend opzij naar zijn zus Layla, die al aan het opruimen is en alleen maar oog heeft voor hun eigen koopwaar. Ze verdeelt de in plastic verpakte overhemden methodisch over een paar dozen.

Een lange, dikke man blijft voor hun kraam staan. Over de rand van zijn bril kijkt hij naar de tekst op het bordje bij de T-shirts. Hij pakt er een van de stapel en bevoelt de dikke stof tussen zijn vingers.

‘Hebt u deze ook in 5XL?’ vraagt de man.

Vriendelijk knikkend doet Hakim een stap in zijn richting. Hij buigt zich naar de man toe. ‘Ik zie dat u er verstand van hebt. Dit zijn inderdaad veel betere shirts dan die Turkse namaaktroep die ze een eindje verderop verkopen.’ Hij maakt een minachtende hoofdbeweging naar opzij. ‘Dit zijn echte kwaliteits-T-shirts.’

‘Maar ik wil ze zonder opdruk.’ De lijvige man legt het T-shirt terug op de stapel. ‘En ook niet van die lichte kleuren. Gewoon zwart of donkerblauw. Hebt u die?’

‘Gewoon zwart of blauw,’ herhaalt Hakim werktuiglijk, terwijl hij om zich heen kijkt. ‘Zonder opdruk. 5XL.’ Hij draait zich om en inspecteert een paar dozen die tegen het achterzeil van zijn kraam staan opgestapeld.

‘Weet jij misschien of er nog donkere 5XL T-shirts zijn?’ vraagt hij dan zacht aan zijn zus. ‘Van die Chinese partij.’

Layla haalt haar schouders op, zonder haar inpakwerk te onderbreken. ‘Misschien achter. Maar het kan ook wel dat we er doorheen zijn.’

‘Een ogenblikje,’ zegt Hakim iets luider tegen de man voor de kraam. Dan draait hij zich om, slaat een flap van het zeil op en loopt er gebogen onderdoor.

Achter de marktkraam staat de aanhangwagen waarin Layla en Hakim hun waren vervoeren. Elke ochtend brengt hun broer Azir hen op de Albert Cuyp. De aanhanger blijft daar staan en zelf rijdt hij door naar een markt in Utrecht, Amersfoort, Tilburg of Breda. ’s Avonds op de terugweg komt hij hen weer ophalen. Soms duurt dat zo lang dat het al donker wordt en de meeste andere marktkooplui vertrokken zijn.

Nu is dat nog lang niet zo ver. Een waterig najaarszonnetje komt nog net tussen de huizen door als Hakim een groot stuk blauw bouwplastic van een paar stapels dozen wegtrekt. Hij controleert doos voor doos. Maar geen van de dozen bevat een T-shirt 5XL.

Dan zit er niets anders op en moet hij gaan zoeken tussen de voorraad in de aanhangwagen. Even overweegt hij om gewoon tegen de forse man te zeggen dat de T-shirts er niet zijn, maar hij weet wat het commentaar van Azir in zo’n geval is: nooit te beroerd zijn om wat extra moeite te doen, want dat waarderen de mensen en dan worden ze vaste klant.

In zichzelf mopperend loopt hij om de aanhanger heen naar de klep met het hangslot. Aan de achterkant van de aanhangwagen, bij de ruimte die wordt afgeschot door hun eigen aanhanger en die van de dropkraam ernaast, blijft hij geschrokken staan.

Op de grond ligt een jonge vrouw met rossig haar, half op het blauwe plastic dat van de aanhangwagen neerhangt.

Hakim staat aan de grond genageld.

Ouder dan twintig kan ze niet zijn. Haar slanke, witroze lichaam is slechts gekleed in zwarte lingerie: een klein kanten slipje en een behaatje dat nauwelijks haar boezem omsluit. Onder haar bovenlichaam, dat in een onnatuurlijke houding ruggelings over de stoeprand gebogen is, gaat haar linkerarm verborgen. Haar hoofd hangt achterover in de goot, met wijd open mond en weggedraaide ogen.

Het is net alsof ze uit de lucht is komen vallen.

Hakim staart naar het bijna naakte meisje. Met moeite maakt hij zijn blik van haar los. Hij moet iets doen, beseft hij. Dan slikt hij een brok weg, rent haastig de kraam in en brengt met een schorre piepstem uit: ‘Layla!’

Licht verstoord kijkt zijn zus op.

Voor de kraam staat de lijvige man ongeduldig te wachten. Allebei zijn ze echter meteen een en al aandacht als ze de paniek in de ogen van de jongeman zien.

‘Da… daar,’ stottert Hakim, terwijl zijn trillende arm naar de opengeklapte flap van de kraam wijst. ‘Daar ligt iemand!’

2

Graanoogst gaapt zo hard dat het kraakt bij zijn oren en de tranen in zijn ogen springen. Hij rekt zich uit, voor zover de ruimte in de dienstauto dat toelaat.

Vanachter het stuur kijkt Zijlstra licht geërgerd opzij. ‘Ga je lekker?’ vraagt hij, terwijl hij de auto achteraan laat aansluiten bij de rij voor een stoplicht. ‘Nou moet ik ook!’ En hij gaapt hartgrondig.

Zwijgend kijken ze voor zich uit, totdat het stoplicht op groen springt en de rij auto’s in beweging komt.

‘Wat een saaie rotdag,’ moppert Zijlstra. ‘Alleen maar vergaderen. En dan nog zo’n stomme cursus op het hoofdbureau. Wat is daar nou in hemelsnaam het nut van: “Informatiemanagement in de praktijk”? Zonde van de middag! Daar heb ik nou echt helemaal niks van opgestoken.’

‘Nee, wat wil je ook?’ Graanoogst lacht schamper. ‘Jij zat de hele tijd te flikflooien met dat grietje van bureau Bos en Lommer. Die docent stopte zelfs een paar keer omdat jij zo open-lijk met haar zat te flirten.’

‘Je moet toch wat?’ antwoordt Zijlstra breed grijnzend. ‘Ik verveelde me kapot!’

‘Dat was duidelijk, ja. En reken maar dat die jongens van het hoofdkantoor het ook gemerkt hebben. Weer een positieve aantekening op je conduitestaat!’

Zijlstra maakt een geïrriteerd handgebaar. ‘Ach, hou toch op, man! Jij denkt altijd maar strategisch en op de lange termijn. Ik maakte daar gewoon een beetje lol met een leuke meid.

Wat die zeikerd te vertellen had over informatiemanagement was gewoon flauwekuclass="underline" moeilijkdoenerij om een etiketje te plakken op dingen die voor de hand liggen, dan lijkt het heel wat. Zo’n cursus is weggegooid geld voor het korps. Laten die jongens op het hoofdbureau zich daar maar eens druk over maken!’

Graanoogst kijkt grinnikend hoe zijn jongere collega de auto met vinnige gebaren door de avondspits stuurt. Hij wacht even voordat hij vraagt: ‘Het zijn mijn zaken waarschijnlijk niet, maar je bent gisteravond toch voor de tweede keer uit geweest met dat meisje van de balie, die Ingrid? Wordt het serieus tussen jullie?’

Zonder zijn blik van de weg te halen antwoordt Zijlstra. ‘Je hebt gelijk.’

‘O ja?’ reageert Graanoogst getroffen. ‘Wordt het echt serieus?’

‘Nee. Het zijn jouw zaken niet.’

Voordat Graanoogst iets terug kan zeggen, gaat zijn mobiel. Hij neemt op. ‘Graanoogst.’ En dan. ‘Ha, Leo, vertel het eens.’ Zijlstra kijkt met gefronste wenkbrauwen opzij naar zijn partner. Het zal toch niet gebeuren dat Leo Esterik, hun wachtcommandant, aan het eind van deze weinig verheffende dag nog een zaak voor hen heeft?

‘Oké, duidelijk. We gaan erheen. En we houden je op de hoogte.’ Graanoogst verbreekt de verbinding. ‘Hendrick, naar de Albert Cuyp. Daar ligt een lijk.’

‘Op de markt?’ vraagt Zijlstra verbaasd. ‘Is er iemand onwel geworden of zo?’

‘Achter een van de kraampjes,’ vertelt Graanoogst in het kort. ‘Jonge vrouw, doodsoorzaak nog onbekend. De jongens van de TR zijn al onderweg.’

‘Niet bepaald een rustige plek om dood te gaan.’ Zijlstra zet het zwaailicht en de sirene van de dienstauto aan en geeft stevig gas.

3

‘Kom op, hé, je kunt niet op het zebrapad parkeren!’ protesteert Graanoogst als zijn collega de auto domweg op de hoek van de Van Woustraat neerzet.