‘Zijn er al gegevens van de tr?’ vraagt Zijlstra terwijl hij plaatsneemt naast Graanoogst, zo ver mogelijk bij Ter Schegget vandaan. Anders dan met commissaris Van Vloten heeft Zijlstra al vanaf het begin van zijn werk op bureau Ferdinand Bolstraat een uiterst moeizame relatie met de man.
‘Ja. Ik pak ze er even bij.’ De inspecteur rijdt zijn bureaustoel een stuk naar achteren, zodat hij een map van zijn bureau kan pakken. ‘Het is een heel rapport geworden.’
‘Het rapport van Bertels is ook binnen,’ vertelt Van Amerongen. ‘Hij houdt het inderdaad op een hartaanval. Dat zou dus inhouden dat Christie Zeilmaker al dood was toen ze op de straat terechtkwam.’
‘Of anders vlak daarna,’ zegt Graanoogst peinzend.
‘Maar toch wijst het ontbreken van haar computer, haar bestanden en haar persoonlijke papieren en haar adresboekje op moord,’ werpt Zijlstra tegen. ‘Of iemand moet die spullen naderhand uit haar appartement hebben gehaald.’
Ter Schegget slaat de map open. ‘De technische jongens hebben een groot aantal vingerafdrukken en haren gevonden in dat appartement. Er zaten onder meer een paar duidelijke afdrukken op de koffiekopjes, en ook bij het raam. Ze zijn momenteel aan het kijken of we daar nadere gegevens bij kunnen vinden.’
‘Is er al wat duidelijk over die computerbestanden?’ vraagt Zijlstra. Hij buigt wat naar voren, zodat hij om Graanoogst heen kan kijken. ‘Als iemand zo veel moeite doet om die laptop en die cd’s mee te nemen, zou het wel eens erg interessant kunnen zijn om te weten wat daarop staat.’
‘Ik weet niet of er nu al mogelijke back-upbestanden zijn aangetroffen,’ antwoordt de inspecteur bladerend in het dossier voor hem. ‘Wel heb ik inmiddels gehoord dat er een USB-stick-je achter het bureau is aangetroffen. Het is nog niet duidelijk of daar überhaupt wat op staat, daar krijgen we nog nadere details over. Verder zijn ze alle digitale gegevens en ook de inhoud van de bureauladen nog aan het inventariseren. Voor de rest is het dus nog even afwachten.’
‘Oké,’ neemt Ringeling het over. ‘Wij zijn intussen verdergegaan met het buurtonderzoek. We hebben gepraat met een paar marktkooplui die gisteren al weg waren. Maar daar kwam eigenlijk alleen maar uit dat niemand dat lijk heeft zien liggen of zien vallen. Christie Zeilmaker moet er ergens in de loop van de middag zijn komen te liggen.’
‘Komt dat overeen met de gegevens van de lijkschouwing?’ vraagt Zijlstra.
Van Amerongen knikt. ‘Bertels houdt het ook op een tijdstip tussen twee en vier uur ’s middags, afgaand op de graad van lijkverstijving toen hij het lichaam aantrof.’
‘Dan kan het dus zijn dat ze daar uren heeft gelegen,’ zegt Graanoogst hoofdschuddend. ‘Dat is toch wel triest.’
‘We hebben ook een paar buren uit het appartementenblok gesproken,’ vervolgt Ringeling. ‘Het blijkt dat Christie Zeilmaker regelmatig mannenbezoek ontving. Allerlei verschillende heren, type zakenman.’
‘Dat past wel bij het beeld van haar woning,’ constateert Zijlstra. ‘Een luxe koopflat met bijbehorende inrichting. En we zijn er waarschijnlijk achter hoe ze zich dat kon permitteren.’
‘Dat klopt.’ Graanoogst kijkt licht triomfantelijk de tafel rond. ‘Hendrick en ik zijn vanmiddag bij haar moeder in Krabbendijke geweest. Die vrouw woont daar heel eenvoudig met haar tweede man. En ze wist niet beter of haar Christie was een beursstudente Toeristenmanagement die op een zolderkamertje aan de Kleine Wittenburgerstraat woonde.’
Ter Schegget fluit tussen zijn tanden. ‘Zo, dus juffrouw Zeilmaker had een geheim leven.’
Graanoogst knikt. ‘Ze had weinig contact met haar ouders, omdat ze blijkbaar niet goed overweg kon met haar stiefvader. Maar haar moeder wist wel te vertellen dat haar dochter een bijbaantje had.’ Hij wacht even om het effect van zijn mededeling te verhogen. ‘Bij een modellenbureau. Fleurs de Lys.’
‘Fleurs de Lys?’ echoot Ringeling verbaasd. ‘Dat is toch een escortbureau?’
‘En niet het minste,’ weet de inspecteur. ‘Goed werk, mannen, dat geeft ons houvast voor het onderzoek. Gaan jullie daar naartoe?’
‘Morgenochtend komen de moeder en de stiefvader van het slachtoffer,’ vertelt Graanoogst. ‘Eerst voor de identificatie, daarna voor een gesprek hier op het bureau. Ze nemen ook gegevens mee over hun dochter.’
‘En daarna gaan we een bezoekje brengen aan Fleurs de Lys,’ vult Zijlstra aan.
Graanoogst kijkt naar zijn twee vrouwelijke collega’s. ‘Dan wilden we jullie vragen om alles rond Christine Maria Zeilmaker na te trekken: is ze nog ingeschreven op de universiteit, krijgt ze nog een beurs, hoe zit het met dat adres aan de Kleine Wittenburg, dat soort dingen. En informeer vooral ook even bij onze vrienden van de Belastingdienst.’
‘Komt voor elkaar,’ zegt Ringeling en ze wisselt een blik met haar partner.
Ter Schegget staat op. ‘Mooi. Dan wil ik graag morgen aan het begin van de middag een verslag van jullie alle vier. Tegen die tijd zal er ook wel meer bekend zijn van de TR.’
De anderen pakken hun spullen bij elkaar en verlaten de kamer van de inspecteur.
Graanoogst kijkt verbaasd op als hij merkt dat zijn partner als laatste achterblijft. Hij draait zich om bij de deur.
Inderdaad blijft Zijlstra even drentelen, zodat hij kan vragen: ‘Zeg, Albert, is er al iets bekend over de mogelijke opvolger van Leo?’
‘Jij wilt hem wel heel graag weg hebben, hè?’ antwoordt Ter Schegget, niet zonder venijn. ‘Maar nee, er is bij mijn weten nog niemand aangesteld. Ik heb begrepen dat Van Vloten deze week gesprekken voert met een paar kandidaten van andere bureaus in de regio. Maar daar worden verder vanzelfsprekend geen mededelingen over gedaan.’
‘Vanzelfsprekend,’ beaamt Zijlstra en voegt zich bij Graanoogst. ‘Tot morgen dan.’
Ter Schegget keert zich zonder terug te groeten naar zijn bureau.
‘Wat was dat nou?’ vraagt Graanoogst als ze op de gang buiten gehoorsafstand van de inspecteur zijn.
‘Niks,’ antwoordt Zijlstra zo luchtig mogelijk. ‘Ik ben gewoon nieuwsgierig.’
‘Ja, vast,’ bromt Graanoogst. Vorsend neemt hij zijn collega op. ‘Heb jij nog grote plannen voor vanavond, Oscar?’ informeert Zijlstra, terwijl hij zijn petje opzet.
‘Eten, tv-kijken met Henny en slapen. En jij?’
‘Hm, ik weet het nog niet.’ Zijlstra kijkt hem grijnzend aan. ‘Maar ik denk niet dat ik veel tv zal zien.’
16
Ingrid van den Bogaert was niet meer bij de balie toen Zijlstra het bureau verliet. Maar nu is er een sms’je van haar, ziet hij. Ze vraagt of hij een keer langskomt bij haar en haar man.
Niet te geloven! Alsof hij zin heeft om een avond lang bij die twee op de bank op te zitten en pootjes te geven. Hij is gek op Ingrid, maar dat wil niet zeggen dat hij haar man wil leren kennen. Hendrick kent zichzelf: na een paar biertjes of glazen wijn zou hij zo’n figuur vragen of hij soms helemaal gek geworden is, dat hij zijn vrouw laat uitgaan met een kerel als hijzelf.
Hoewel… Tot nu toe heeft die echtgenoot van Ingrid dus wel gelijk. Hendrick is nu al een paar keer met zijn vrouw uit geweest, maar hij is nooit verdergegaan dan een zoentje op haar wang bij het afscheid. Niet dat hij de illusie heeft dat ze hem verder zou láten gaan, maar toch.
Hij zucht. Even later dansen zijn duimen over de toetsen van zijn mobieltje om een beleefde weigering te formuleren.
‘Zeg, Hendrick, je weet het, hè?’ De barman veegt zijn handen af aan een niet meer zo schone handdoek en wijst met zijn duim naar een verbodsbord aan de muur, waarop een mobieltje staat met een dik kruis erdoorheen. ‘Geen telefoontjes in mijn café. Of moet ik de politie er soms bij halen?’
De stamgasten aan de bar grinniken. Ze kennen Hendrick allemaal en weten wat hij voor zijn brood doet.
‘Ik ben niet aan het bellen, Ernst!’ protesteert Zijlstra met een theatraal armgebaar. ‘Dan zou je me natuurlijk kunnen laten arresteren en afvoeren. Maar nu zit ik hier rustig even wat dienstberichten bij te werken.’