Zijlstra wisselt een snelle blik met Graanoogst, die weet dat zijn jongere collega er absoluut allergisch voor is als zijn superieuren een zaak proberen voor te kauwen.
‘We zullen zien wat we uit meneer en mevrouw Bosch kunnen krijgen,’ zegt Graanoogst neutraal.
Esterik kijkt in de papieren op zijn bureau. ‘Als ze hier zo meteen zijn, neemt Oscar die vrouw mee naar Verhoor 2.’ Hij leunt achteruit en slaat zijn armen over elkaar. ‘Ik kan me zo voorstellen, Oscar, dat je mevrouw op haar gemak stelt en probeert haar met zachte dwang aan de praat te krijgen.’
Vervolgens richt hij zich tot Zijlstra. ‘Dan ondervraag jij dus die man in Verhoor 1. Gewoon keihard, wees gerust confronterend. Ik volg beide gesprekken zo goed mogelijk vanaf de meeluisterpost, en ik roep jullie na een tijdje voor overleg. Op die manier kunnen we proberen die twee tegen elkaar uit te spelen.’
‘Zoiets hadden wij ook al bedacht, ja,’ antwoordt Zijlstra koeltjes.
‘Prima, dan zitten we op één lijn,’ besluit Esterik. ‘En dan maar hopen dat we genoeg boven water krijgen om die stiefvader vast te zetten.’
‘Is dat niet wat voorbarig?’ vraagt Zijlstra, met opnieuw een blik op Graanoogst.
‘Beslist niet. Ter Schegget heeft signalen vanuit de korpsleiding gehad dat we dit onderzoek voortvarend moeten aanpakken.’ De wachtcommandant leunt wat naar voren, om het vertrouwelijke karakter van zijn uitspraak te benadrukken. ‘Als ik het goed begrijp, schijnen er hooggeplaatste figuren tot de klantenkring van juffrouw Zeilmaker te behoren. Om te vermijden dat daar ongewenste details over naar buiten ko-men, is ons gevraagd om deze zaak zo snel mogelijk goed af te sluiten.’
‘Is er ook al gezegd wie die betrokken hoogwaardigheidsbekleders zijn?’ vraagt Zijlstra sarcastisch. ‘Misschien moeten we die wel bij het onderzoek betrekken.’
Esterik leunt weer achteruit en steekt beide handen afwerend op. ‘Daar zijn verder geen mededelingen over gedaan. En als die stiefvader inderdaad de dader blijkt te zijn, hoeven we daar ook niet verder in te graven. Dus aan de slag, heren!’
28
‘Dat is toch niet te geloven,’ zegt Zijlstra zacht, als hij met Graanoogst naar de verhoorkamers loopt. ‘Ik zou die klantendossiers van Fleurs de Lys wel eens willen zien. Liefst met hun maatschappelijke functies ernaast.’
Graanoogst grinnikt. ‘Ik wed dat veel journalisten dat ook wel zouden willen. En ook de echtgenotes van die lui op de lijst.’
Terwijl ze nog bezig zijn met het klaarzetten van de opnameinstallaties in de verhoorkamers, krijgen ze een telefoontje van de balie met de melding dat het echtpaar Bosch is aangekomen.
Esterik, die zich bij hen heeft gevoegd, slaat zijn handen in elkaar. ‘Oké, jongens, het kan gaan beginnen!’
Even later begeleidt Graanoogst de moeder van Christie Zeilmaker naar Verhoorkamer 2, waar hij haar koffie aanbiedt en zorgzaam vraagt hoe het met haar gaat.
Voor de doorkijkspiegel van Verhoorkamer 1 staat Esterik te kijken hoe Zijlstra hun mannelijke gast tegenover zich laat plaatsnemen aan de tafel en meteen losbarst.
‘Het spijt me u dit te moeten zeggen, meneer Bosch, maar we hebben slechte berichten over u gehoord.’
De man reageert verbaasd. ‘Hoe bedoelt u? Is er iets mis?’
‘Ik zal er geen doekjes om winden, meneer Bosch,’ vervolgt Zijlstra ernstig. ‘Het gaat om uw relatie met uw stiefdochter. Ons hebben berichten bereikt dat daarbij misbruik in het spel zou zijn geweest.’
‘Hoe komt u daarbij?’ vraagt de grijzende man verontwaardigd. ‘Dat zijn pure leugens! Ik heb haar nooit aangeraakt!’
‘Hoe oud was Christie toen u in dat gezin terechtkwam, meneer Bosch? Twaalf jaar, toch? U hebt dus haar tienerjaren meegemaakt. Haar ontluikende seksualiteit…’
‘Nou moet het toch afgelopen zijn!’ De vuist van de man komt dreunend op de tafel neer en hij staat op. ‘Dit soort onzin ga ik me niet laten aanleunen! Ik verdom het om hier nog langer naar te moeten luisteren!’
‘Als ik u was, zou ik maar weer gaan zitten,’ zegt Zijlstra scherp.
De man zet uitdagend zijn handen in zijn zij. ‘O, en anders wat? Ga je me dan arresteren of zo? Op basis van dit soort lulkoek? Rot toch op, man!’ Hij is al op weg naar de deur.
‘En omdat u verdacht wordt van de moord op Christie.’
Gerrit Bosch blijft bij de deur staan en kijkt ongelovig naar Zijlstra. ‘Dit ga je toch niet menen, hè?’ Dan loopt hij naar de tafel, zet zijn beide vuisten erop en leunt voorover tot zijn gezicht nog maar enkele decimeters van dat van Zijlstra verwijderd is. ‘Mag ik weten wanneer Christie vermoord is?’
‘Maandagmiddag, waarschijnlijk halverwege de middag.’
Er glijdt een triomfantelijke grijns om de mond van de man. ‘Heeft een van jullie al de moeite genomen om in Kruiningen, waar ik werk, te informeren waar ik die middag was? Of om zelfs maar aan mij te vragen waar ik was rond de tijd van de moord? Nou?’
Zijlstra slikt en kijkt even snel naar de doorkijkspiegel. ‘Wilt u zeggen dat nog niemand geïnformeerd heeft naar uw alibi?’
‘Nee, meneer Zijlstra,’ antwoordt de man ijzig. ‘En hoewel dat nu dus nog steeds niet gebeurd is, zal ik het je vertellen: die hele maandagmiddag was ik in Kruiningen. Zijn er mensen die dat kunnen bevestigen? O, jazeker, in ieder geval de vier collega’s en mijn directe leidinggevende, met wie ik die middag van twee tot halfdrie een bespreking heb gehad over de nieuwe indeling van ons rayon.’
Hij gaat rechtop staan. ‘Omdat jullie kennelijk niet zo slim zijn, zal ik het rekenwerk even voor je doen. Het is minimaal twee uur rijden van Kruiningen naar Amsterdam, spitsverkeer niet meegerekend. Als ik na mijn werkoverleg meteen in de auto zou zijn gesprongen om hier in Amsterdam Christie te vermoorden, was ik dus mooi te laat gekomen!’
Trillend van ingehouden woede beent Gerrit Bosch naar de deur. ‘En dan nog iets: als ik zeg dat ik mijn stiefdochter nooit met ook maar één vinger heb aangeraakt, dan spreek ik ook de waarheid! Ik hou alleen van mijn vrouw, meneer Zijlstra, en iedereen die mij durft uit te maken voor een kinderverkrachter, mag daar later voor de hemelse rechtbank rekenschap van geven. Ik wens u een goedemiddag!’
Hij rukt de deur open en slaat die hard achter zich dicht. Esterik is net op tijd uit de meeluisterruimte tussen de twee verhoorkamers om de man Verhoorkamer 2 te zien binnen gaan en hem tegen zijn vrouw te horen zeggen: ‘Kom, Emmy, we gaan. Ik blijf hier geen minuut langer.’
De vrouw staat op, geeft Graanoogst een hand en gaat dan zwijgend met haar man mee.
‘Wat is dit voor amateuristisch zootje!’ barst Esterik uit. ‘Man, wat ben ik blij dat ik wegga uit deze ballentent.’
‘Anders wij wel,’ mompelt Zijlstra.
‘Wat?’ buldert de wachtcommandant. ‘Ga als de donder het alibi van die man checken. En als het steek houdt, dan bied je hem de excuses van dit bureau aan.’
‘Niet van de korpsleiding?’ vraagt Zijlstra brutaal.
Zonder nog een woord te zeggen, marcheert Esterik naar zijn kamer, waarvan hij de deur hard achter zich dichttrekt.
‘Wat is dat toch met die deuren hier op de afdeling?’ vraagt Ringeling, die op de gang komt kijken.
‘Een beetje tocht,’ zegt Graanoogst glimlachend. ‘Zijn jullie nog wat wijzer geworden over de financiën van Christie Zeilmaker?’
‘Ja, kom even mee.’
De twee rechercheurs volgen hun vrouwelijke collega. De kamer van Latifa Ringeling en Carla van Amerongen ziet er veel gezelliger uit dan hun eigen werkkamer. Er hangen foto’s aan de muur en er staan plantjes: kleine dingen die meteen sfeer toevoegen. Hun uitzicht is wel minder: het raam kijkt uit op de binnenplaats achter het bureau.
‘Kijk.’ Ringeling zet het toetsenbord van haar computer schuin tegen de muur en gebruikt de zo ontstane ruimte op haar bureau om wat papieren neer te leggen. Ze houdt haar beide wijsvingers bij kolommen cijfers op twee verschillende vellen. ‘De jaaropgaven van Christine Maria Zeilmaker van vorig jaar en het jaar daarvoor.’