Выбрать главу

dank u wel

— dziękuję bardzo;

dank

— dziękuję;

u

— pan/pani;

wel

— dobrze).

Bediening:

Wat een mooie dag vandaag, nietwaar?

(Jaki piękny dzień dzisiaj, prawda?;

wat

— co/jaki;

een mooie dag

— piękny dzień;

vandaag

— dzisiaj;

nietwaar

— prawda?).

Klant:

Ja, het is heerlijk weer. Eindelijk een beetje zon na al die regen.

(Tak, pogoda jest cudowna. W końcu trochę słońca po tych wszystkich deszczach;

het is

— jest;

heerlijk

— cudownie;

weer

— pogoda;

eindelijk

— w końcu;

een beetje

— trochę;

zon

— słońce;

na

— po;

al die

— te wszystkie;

regen

— deszcze).

Bediening:

Inderdaad, het is een verademing. Heeft u plannen voor de rest van de dag?

(Rzeczywiście, to ulga. Czy ma pan jakieś plany na resztę dnia?;

inderdaad

— rzeczywiście;

het is

— jest;

een verademing

— ulga;

heeft u

— ma pan;

plannen

— plany;

voor

— na;

de rest van de dag

— reszta dnia).

Klant:

Ja, ik ga later met vrienden naar het park. En u?

(Tak, później idę z przyjaciółmi do parku. A pan?;

ik ga

— idę;

later

— później;

met vrienden

— z przyjaciółmi;

naar

— do;

het park

— park;

en u

— a pan?).

Bediening:

Ik werk tot zes uur, daarna misschien een wandeling maken.

(Pracuję do szóstej, potem może pójdę na spacer;

ik werk

— pracuję;

tot

— do;

zes uur

— szósta godzina;

daarna

— potem;

misschien

— może;

een wandeling maken

— pójść na spacer;

wandeling

— spacer;

maken

— robić).

Klant:

Dat klinkt leuk. Geniet van uw dag!

(Brzmi dobrze. Miłego dnia!;

dat klinkt

— brzmi;

leuk

— fajnie;

geniet

— cieszyć się;

van uw dag

— z pana dnia).

Bediening:

Dank u wel! Tot ziens.

(Dziękuję! Do widzenia;

dank u wel

— dziękuję;

tot ziens

— do widzenia).

Dialog 2: Zamawianie jedzenia

Klant:

Mag ik de menukaart, alstublieft?

(Czy mogę prosić o menu, proszę?;

mag

— mogę;

ik

— ja;

de menukaart

— menu;

alstublieft

— proszę).

Bediening:

Natuurlijk. Hier is de menukaart.

(Oczywiście. Oto menu;

natuurlijk

— oczywiście;

hier is

— oto jest;

de menukaart

— menu).

Klant:

Dank u wel. Ik wil graag een sandwich bestellen.

(Dziękuję bardzo. Chciałbym zamówić kanapkę;

dank u wel

— dziękuję bardzo;

ik

— ja;

wil

— chcę;

willen

— chcieć;

graag

— chętnie;

een sandwich

— kanapka;

bestellen

— zamawiać).

Bediening:

Welke sandwich wilt u?

(Jaką kanapkę pan chce?;

welke

— jaka;

sandwich

— kanapka;

wilt u

— pan chce;

wilt

— chce;

willen

— chcieć;

u

— pan/pani).

Klant:

Een kip-sandwich, alstublieft.

(Kanapkę z kurczakiem, proszę;

een

— jeden;

kip

— kurczak;

sandwich

— kanapka;

alstublieft

— proszę).

Bediening:

Heeft u nog andere wensen?

(Czy ma pan jeszcze jakieś życzenia?;

heeft u

— pan ma;

nog

— jeszcze;

andere

— inne;

wensen

– życzenia).

Klant:

Nee, dat is alles. Dank u.

(Nie, to wszystko. Dziękuję;

nee

— nie;

dat is alles

— to wszystko;

dank u

— dziękuję).

Bediening:

Wat doet u graag in uw vrije tijd?

(Co pan lubi robić w wolnym czasie?;

wat

— co;

doet u graag

— pan lubi robić;

in uw vrije tijd

— w pana wolnym czasie).

Klant:

Ik houd van lezen en wandelen. En u?

(Lubię czytać i spacerować. A pan?;

ik houd van

— lubię;

lezen

— czytać;

en

— i;

wandelen

— spacerować;

en u

— a pan?).

Bediening:

Ik ben dol op muziek. Ik speel gitaar in mijn vrije tijd.

(Uwielbiam muzykę. Gram na gitarze w wolnym czasie;

ik ben dol op

— uwielbiam;

muziek

— muzyka;

ik speel

— gram;

gitaar

— gitara;

in mijn vrije tijd

— w moim wolnym czasie).

Klant:

Dat klinkt interessant! Welke soort muziek speelt u?