5
Toen de politiewagen langzaam de oprit af reed, had Jónas het gevoel dat de agenten er alles aan hadden gedaan hun bezoek zo lang mogelijk te rekken. Hoe eerder ze waren weggegaan, hoe minder hun aanwezigheid de bezoekers zou zijn opgevallen; dat moesten ze toch hebben geweten. Hij slaakte een zucht van verlichting toen de wagen eindelijk uit het zicht verdween en hoopte van harte dat ze niet meer terug hoefden te komen. Hij wist echter ook wel dat dit vergeefse hoop was. Na een snel kijkje in haar kamer om zich ervan te vergewissen dat zij daar niet was, hadden ze Birna’s kamer verzegeld en Jónas opdracht gegeven ervoor te zorgen dat niemand er meer naar binnen zou gaan voordat hij helemaal doorzocht was. Jónas was dus nog niet van ze af.
Zijn enige hoop was dat zou blijken dat de dode vrouw Birna niet was, maar hier was de wens duidelijk de vader van de gedachte. Voordat ze vertrokken hadden de politieagenten Jónas gevraagd haar auto aan te wijzen op het parkeerterrein. Het was een donkerblauwe Audi Sport, die ze nog maar kortgeleden had gekocht en die helemaal achteraan op het parkeerterrein stond. Birna parkeerde altijd zo ver mogelijk bij andere auto’s vandaan, om het risico te beperken dat onvoorzichtige chauffeurs met het openen van hun portieren krassen zouden maken op haar grote trots. De agenten waren naar de wagen toe gelopen en een van hen had een klein plastic zakje uit zijn zak gehaald. Zonder het zakje te openen had hij ermee naar de auto gewezen en erin geknepen. De sportwagen had gepiept en de lichten waren even aan gefloept. De politiemannen hadden elkaar veelbetekenend aangekeken.
Jónas zuchtte. Het was een bijzonder ongemakkelijke situatie. Kon hij zichzelf toestaan verdriet te voelen? Hij had Birna, ondanks haar tekortkomingen, graag gemogen en als hij heel eerlijk was, had hij eigenlijk nog wel meer voor haar gevoeld, hoewel deze gevoelens niet wederzijds waren geweest. Moest hij zich nu verdrietig voelen? Dit was een enorme tegenvaller voor zijn plannen om het hotel uit te breiden. Moest hij de staf opdragen te doen alsof er niets was gebeurd? De politie had hem niet verteld wat hij moest doen. Hij moest voorzichtig zijn, want veel mensen zouden zijn reacties met een kritische blik bekijken en ze naadloos invoegen in de roddels die in omloop waren. Het was een kleine gemeenschap en zijn personeelsleden stonden niet bekend om hun discretie. Hij zuchtte nogmaals. Misschien zou de politie het afdoen als een ongeluk, maar niets in hun gedrag wees daarop.
Jónas draaide zich om en liep naar binnen. Hij haastte zich langs de receptie, om te voorkomen dat iemand hem zou aanspreken. Zijn list werkte, maar hij zag meteen aan Kata, die over de balie leunde, dat ze brandde van nieuwsgierigheid en niet kon wachten om te horen wat de politie had gezegd. Zodra Jónas binnenkwam, deed de schoonheidsspecialiste haar mond open, maar toen hij naar de grond keek en zijn pas versnelde, klapte ze hem weer dicht. Zij en Vigdís, de receptiemanager, zagen teleurgesteld hoe hij zich zonder een woord te zeggen langs hen haastte. Niet dat dit lang zou duren — uiteindelijk zou hun nieuwsgierigheid de overhand krijgen, al zouden ze hem door de gang achterna moeten rennen — maar voorlopig ging het nog goed, dacht Jónas, terwijl hij snel naar zijn kantoor liep en de deur achter zich dichttrok. Met een somber gezicht ging hij zitten. Heel misschien kon hier toch nog iets goeds uit voortkomen. Was er een mogelijkheid deze tragedie een positieve draai te geven, zodat het hotel, en Jónas zelf, er profijt van zouden hebben? Hij pakte de telefoon en draaide een nummer.
Thóra zat besluiteloos op de rand van haar bed. Birna’s agenda lag op haar schoot. Ze had nog niet besloten wat ze ermee zou doen, of ze hem stiekem terug zou leggen in Birna’s kamer of dat ze zou proberen hem ergens anders achter te laten zonder argwaan te wekken. Moest ze het boekje meteen zien te lozen of kon ze beter wachten tot ze het had gelezen? Haar wangen gloeiden bij de gedachte dat Birna misschien nog wel leefde. Hoe had ze het kunnen doen? Vond ze haar cliënten met brievenbusobsessies en al die andere mierenneukers zo saai dat ze spannender zaken uit het niets probeerde te toveren? Ze was hier naartoe gekomen om een halfgare hoteleigenaar ervan te weerhouden een zinloos proces aan te spannen, niet om verwikkeld te raken in een politieonderzoek dat haar niet aanging. De telefoon ging en zij nam op, blij met de afleiding.
‘Zou je even bij me binnen kunnen wippen?’ zei Jónas cryptisch. ‘Er heeft zich iets onverwachts voorgedaan dat verband zou kunnen houden met die geesten.’
‘Wat dan?’ vroeg Thóra, nieuwsgierig.
‘Dat vertel ik je wel wanneer je hier bent, maar ik denk dat Birna, de architect, dood is en dat…’
‘Ik ben over tien minuten bij je,’ viel Thóra hem in de rede, en ze verbrak de verbinding.
Kijk eens aan. Ze keek van de telefoon naar de agenda. In zekere zin was het een opluchting: ze had de agenda in elk geval niet van een levend iemand gestolen. Ze opende het boekje met haar mouw en sloeg met de zijkant van haar duim de bladzijden om. Het was in elk geval een ongewone agenda. In plaats van enkele aantekeningen te bevatten, was elke bladzijde volgeschreven met een klein, compact handschrift, bijna als een soort dagboek. Verder zag ze een heleboel schetsen van huizen, gebouwen en ontwerpdetails. Sommige schetsen leken ruwe krabbels die regelrecht aan Birna’s fantasie waren ontsproten, andere zagen er meer uit als echte projecten. Aan één pagina per dag had Birna blijkbaar niet genoeg gehad, want de pagina’s stonden tot ver in september — pas over drie maanden — al helemaal vol.
Thóra bekeek de laatste notities, in de hoop iets tegen te komen in de trant van ‘Op het strand X tegengekomen, moet voorzichtig zijn’, maar helaas. Op de laatste twee bladzijden stond: ‘Bergur jarig — niet vergeten. Geld overmaken voor april’ en een grote hoeveelheid namen van bedrijven die Thóra niet kende. Naast elke naam stond een telefoonnummer met afmetingen in millimeters gevolgd door prijzen in krónur. Aan het eind van elke regel stond een reeks verschillende afkortingen die haar niets zeiden: ‘B., W., R., G., S.,’ enzovoort. Boven aan de pagina had Birna ‘Materiaalbedekking’ geschreven, met een streep eronder. Kennelijk had ze informatie verzameld over verschillende soorten materiaalbedekking. Een kruisje voor de regel gaf een van de laagste prijzen aan. Aangezien de bedekking niet in verband kon worden gebracht met de dood van de vrouw, bladerde een nogal teleurgestelde Thóra terug naar de voorgaande pagina’s. Hier vond ze, voor zover zij dat kon beoordelen, een plattegrond van het terrein rond het hotel en de locatie van het nieuwe gebouw. De belangrijkste maten en afstanden stonden erbij geschreven en een sierlijke pijl wees naar het noorden. Rond de tekening stonden opmerkingen van Birna, voornamelijk betreffende de helling van het land en de lichtval, maar er was één opmerking die Thóra’s aandacht trok: ‘Wat is er mis met deze plek??? Oude tekeningen???’ Thóra begreep er niets van.
Hoewel ze de agenda het liefst van voor naar achter had willen doornemen, moest ze nu naar Jónas. Hij wist dat ze niets beters te doen had, dus het zou niet meevallen hem uit te leggen waarom ze te laat was. Toch bladerde ze net zo lang terug tot ze een andere, soortgelijke tekening vond. Deze toonde het grondplan van een huis, twee aangrenzende en in kamers verdeelde rechthoeken. In beide rechthoeken stond op dezelfde plek een trap aangegeven, dus ging het waarschijnlijk om een huis van twee verdiepingen. De kamers waren duidelijk benoemd: twee woonkamers, keuken, studeerkamer, slaapkamer, toilet enzovoort. In de kantlijnen stonden allerlei opmerkingen, zoals: ‘Gebouwd in 1920? Optrekkend vocht in zw-muur. Fundering?’ Verder had Birna een vraag genoteerd die haar kennelijk nogal dwarszat, want ze had er een dubbel gearceerd hokje omheen getekend: ‘Wie was Kristín?’ Thora keek naar het grondplan. In een van de kamers op de bovenverdieping stond ‘Slaapkamer’, net als in de andere twee, maar eronder stond in kleine lettertjes geschreven: ‘Kristín?’ Thóra bestudeerde de twee bladzijden zorgvuldig, op zoek naar een aanwijzing dat de tekening van een van de huizen in de omgeving was, en zag dat boven aan de linkerpagina ‘Kreppa’ stond, de naam van een van de boerderijen. Ze klapte de agenda dicht en stopte hem in haar koffer. Ze nam aan dat de schoonmakers daar niet in zouden gaan rommelen.