Выбрать главу

Jónas gaf haar groot gelijk. ‘Het zijn ook geen dingen die je wilt bekijken vlak voordat je naar bed gaat, dat kan ik je wel vertellen.’ Hij grijnsde ondeugend. ‘Of je nu in geesten gelooft of niet.’

Thóra had niet eerder in zo’n lekker bed gelegen. Ze rekte zich geeuwend uit, vastbesloten om eens heerlijk van haar nachtrust te gaan genieten. Het dikke donzen kussen vormde een perfecte ondersteuning voor haar nek en ze nam zich voor Jónas eens te vragen waar hij zijn beddengoed kocht. Ze strekte haar arm uit naar de afstandsbediening op het nachtkastje en zette de televisie uit. Op het moment dat ze haar ogen sloot voelde ze de slaap over zich heen komen en al snel werd haar ademhaling regelmatig en gleed ze weg in een droom. Ze verroerde zich zelfs niet toen het zachte huilen van een klein kind door het open raam naar binnen dreef.

6

Zaterdag, 10 juni 2006

Er waren maar weinig dingen waaraan Gauti een grotere hekel had dan aan het verrichten van een autopsie op een zaterdagochtend, en dan vooral als hij die de avond ervoor al had moeten voorbereiden. Er waren duizenden betere manieren om een vrijdagavond door te brengen dan stinkend naar ontsmettingsmiddelen in gezelschap van de overledene in de kelders van het Universitair Ziekenhuis. Je hoorde in een bar te zitten, omringd door lichtzinnige vrouwen in een dichte wolk van sigarettenrook. Gauti vroeg zich af of hij misschien toch maar een nieuwe baan moest gaan zoeken, zoals hij al eeuwen dreigde te doen. Het leek erop dat tegenwoordig iedereen goedbetaald werk kon vinden. Hij wist niet of de banksector erg onder de indruk zou zijn van zijn vijf jaar ervaring als autopsieassistent, maar al zijn vrienden leken daar inmiddels werk te hebben gevonden. Hij probeerde zichzelf voor te stellen in een net pak achter een bureau, als een accountmanager die bezig is de financiële situatie van zijn cliënten te analyseren om ze vervolgens adviezen te geven waardoor ze nog dieper in de schulden zouden belanden. Misschien had het gezelschap van de doden uiteindelijk toch wel wat meer afwisseling te bieden.

Hij bekeek het plateau om te controleren of alle instrumenten op hun plek lagen en wierp een blik op het lichaam, dat onder een wit laken lag. Het enige wat nu nog ontbrak was de patholoog. Gauti keek naar de klok aan de muur achter hem. De dokter was laat. Hrannar Pétursson. Hij zuchtte. Alsof het allemaal nog niet erg genoeg was. Pétursson was irritant en arrogant en nog onprofessioneel op de koop toe. Over het algemeen deed zijn nonchalante techniek er weinig toe, maar soms moest Gauti hem op vergissingen wijzen die zo overduidelijk waren dat ze zelfs hém opvielen. Hrannar had er de pest aan wanneer Gauti hem op fouten wees, maar daar liet Gauti zich niet door weerhouden, want hij vond het wel grappig om de arts op stang te jagen.

Op dat moment ging de deur naar de autopsieruimte open en kwam Hrannar met zijn neus in de lucht binnenlopen. Hij werd vergezeld door een medische student die Gauti herkende, ook al kon hij niet op zijn naam komen. Hij hing al een paar weken op de afdeling rond, maar had voor zover Gauti wist nog geen enkele autopsie bijgewoond.

‘Goedemorgen,’ schalde de stem van Hrannar, en hij wapperde met zijn hand in de richting van zijn metgezel. ‘Dit is Sigurgeir, een vijfdejaars geneeskundestudent die ik toestemming heb gegeven om toe te kijken. Het komt niet vaak voor dat we een lichaam als dit krijgen om te bestuderen.’

Gauti knikte naar Sigurgeir, die opgewonden lachte, en trok het laken van het lichaam van de vrouw weg. Hij keek hoe de student reageerde — de jongen kon zijn walging nauwelijks verbergen.

Zich van geen kwaad bewust, boog Hrannar zich zo ver over het hoofd van de dode vrouw heen dat zijn neus haar bijna raakte. Toen richtte hij zich op, pakte een dictafoon en begon erin te praten. ‘Voor mij ligt een nog niet geïdentificeerde vrouw die dood is aangetroffen op het strand van Snaefellsnes. De gelaatstrekken zijn onherkenbaar ten gevolge van zware verwondingen en wat lijkt op postmortale dierlijke predatie…’

‘Papa is helemaal niet leuk. Hij slaapt. En Gylfi ook. Ik wil bij jou zijn.’

Thóra wreef de slaap uit haar ogen en kwam half overeind in bed. Ze had haar mobieltje van het nachtkastje gegrist en opgenomen voordat ze goed en wel wakker was, waarna ze haar keel schraapte en haar dochter te woord stond. Ze herinnerde zich vaag een droom over geesten en huilende baby’s, maar hij ontglipte haar voordat ze zich alles kon herinneren. ‘Hallo, Sóley. Ben jij al wakker?’ Toen ze op de klok keek, zag ze dat het een paar minuten voor acht was. ‘Oef, het is nog heel vroeg. Het is vandaag zaterdag. Je vader en Gylfi willen gewoon een beetje uitslapen zodat ze straks meer plezier kunnen maken.’

‘Pff.’ Het hoge, heldere stemmetje van haar dochter klonk verwijtend. ‘Ze zijn toch niet leuk. Ik wil het liefst bij jou zijn. Jij bent wél leuk.’ De ontvangst was verschrikkelijk en Sóley klonk alsof ze onder in een ton zat te praten.

Geniet er maar van zolang het duurt, dacht Thóra, die van het opvoeden van Gylfi had geleerd dat deze onvoorwaardelijke adoratie niet eeuwig zou duren. Sóley was nog maar zes en hoewel ze binnenkort zeven werd, had Thóra nog wel een paar jaren in het vooruitzicht waarin zij de belangrijkste persoon in haar leventje zou zijn.

‘Ik kom morgenavond weer thuis. Dan gaan we iets leuks doen. Als je wilt kan ik wel wat schelpen voor je meebrengen van het strand.’

‘Strand! Is er dan een strand waar jij bent?’ Sóley slaakte een diepe zucht. ‘Waarom kan ik niet bij jou zijn? Ik heb juist zo’n zin om naar het strand te gaan.’

Thóra kon zichzelf wel voor haar kop slaan dat ze over het strand was begonnen. Aangezien zij aan de kust woonden, was het simpelweg niet bij haar opgekomen dat een strand de belangstelling van het meisje zou wekken. ‘O, liefje, je wist toch dat je dit weekend bij je papa zou zijn? Misschien kunnen we hier later deze zomer nog samen een keer naartoe gaan.’

‘Met de caravan?’ vroeg Sóley opgewonden.

Thóra onderdrukte een zacht gekreun. ‘Misschien. We zullen wel zien.’ Als er iets was waar ze een hekel aan had, dan was het wel om met dat ding achter de auto te moeten rijden en bovendien kon ze er nog steeds niet mee achteruitrijden. De paar uitstapjes die ze met de caravan hadden gemaakt waren zorgvuldig gepland geweest, zodat Thóra niet één keer achteruit had hoeven rijden. ‘Ga de televisie maar aanzetten — de tekenfilms zijn al begonnen. Papa en Gylfi komen straks ook hun bed uit. Oké?’

‘Oké,’ mompelde Sóley boos. ‘Dag,’ voegde ze eraan toe.

‘Dag, hoor. Ik mis je,’ zei Thóra en ze hing op.

Ze bleef nog even naar de telefoon liggen staren en vroeg zich af hoe het zover had kunnen komen. Haar huwelijk was al vrij snel stukgelopen en zij had zichzelf nooit de tijd gegund daarmee in het reine te komen. Elf jaar lang hadden ze het prima met elkaar kunnen vinden; toen was het opeens snel bergafwaarts gegaan. Anderhalf jaar later waren zij en Hannes gescheiden. Het heen en weer sjouwen met de kinderen tussen haar huis en het zijne knaagde wel aan haar geweten, maar daar was nu eenmaal niets aan te doen, want ze wilde Hannes niet meer terug, al was hij wereldkampioen achteruitrijden met caravans geweest. Ze stond op, schudde deze deprimerende gedachten van zich af en stapte onder de douche. Vervolgens trok ze een spijkerbroek, hardloopschoenen en een sweater met capuchon aan en had het idee dat ze helemaal voorbereid was om rond te gaan sjouwen door een stoffige kelder. In de grote spiegel zag ze dat ze alleen nog maar een bivakmuts nodig had om voor een bankrover te kunnen doorgaan.

In de eetzaal wachtte haar een uitgebreid buffet. Normaal gesproken was Thóra niet van het uitgebreid ontbijten, maar het eten stond zo smaakvol uitgestald en zag er zo verleidelijk uit dat ze zich gewonnen gaf en een groot bord vollaadde met gepocheerde eieren, bacon en toast. Voor de vorm gooide ze er ook nog wat fruit bij, maar zodra ze was gaan zitten liet ze de gedachte aan gezond eten weer varen. De helft van de tafels in de eetzaal was bezet. Thóra was benieuwd naar wat voor soort mensen er verbleven in een hotel als dit, dat buitengewoon duur was, maar gebaseerd op een hippieachtige filosofie. Ze zag geen gemeenschappelijke kenmerken tussen de gasten die — hoewel ze van alle leeftijden en verschillende nationaliteiten leken te zijn — voornamelijk IJslanders waren.