Haar ogen werden groot. Ze had vrijwel alles verwacht. Maar dit niet.
7
Helemaal bovenop lag een opgevouwen nazivlag. Het witte veld rond de zwarte swastika was een beetje vergeeld en de stof voelde ruw aan. Thóra fronste toen ze hem er voorzichtig uit haalde en opzijlegde. Onder de vlag lag een stapel tijdschriften, waarvan de bovenste nog erger verschoten was dan de vlag. Het tijdschrift heette IJsland en onder de titel stond een nazi-embleem. Hier had Jónas niets over gezegd in zijn cryptische relaas over geesten en de duistere geschiedenis van het huis. Thóra pakte het tijdschrift op en zag dat de andere op de stapel hetzelfde waren. Ze waren uitgegeven door de IJslandse Nationalistische Partij. Thóra schudde haar hoofd. Ze wist dat er voor de oorlog een kleine nazibeweging in IJsland was geweest, maar kon zich er niet veel over herinneren. De beweging had dus kennelijk een tijdschrift uitgegeven, hoewel de bladen heel dun waren en er aan de koppen te zien niet veel belangwekkends in stond.
Terwijl ze door de stapel bladerde, kwam ze ook een paar uitgaven tegen van een studentenkrant die Mjölnir heette en waarvan de uitgever, volgens de imprint, de Nationalistische Studenten Vereniging was. Thóra tilde de stapel tijdschriften uit de kist om te zien wat eronder verborgen lag en vond een opgevouwen overhemd, een mouwband met een swastika en iets wat leek op een soldatenriem met een schouderriem eraan. Hoe kon iemand zich met dit soort dingen hebben ingelaten?
Inmiddels was Thóra bij de bodem van de kist aangekomen en zag een koperen voorwerp liggen dat, toen ze het oppakte, opnieuw een swastika bleek te zijn. De onderkant werd gevormd door een soort houder waarvan de functie, zo die er al was, onduidelijk was. Ook lagen er verschillende velletjes papier in met aankondigingen van dansavonden, kampeertochten en bijeenkomsten die de nationalisten blijkbaar hadden georganiseerd, en nog enkele voorwerpen zonder enige politieke betekenis, zoals een oude portefeuille, schoenen en foto’s van mensen die zo te zien geen swastika’s droegen. Op de foto’s kwamen geen kinderen voor, maar ze hadden wel een gemeenschappelijk thema: verzorgd geklede mensen in de bloei van hun leven, op dekens zittend alsof ze aan het picknicken waren of poserend voor de muur van een huis. Hoewel dezelfde muur op meerdere foto’s voorkwam, was er niet voldoende zichtbaar voor Thóra om vast te stellen of hij toebehoorde aan de oude boerderij. Aan de kleding te zien waren de foto’s tijdens en vlak na de oorlog genomen.
Thóra deed haar best om de voorwerpen in de goede volgorde in de kist terug te leggen, ook al leek het erop dat hij in geen tijden open was geweest, zodat er weinig kans was dat degene die hem had ingepakt het verschil zou merken. Het leek haar echter toch beter hem achter te laten zoals ze hem had aangetroffen. In de volgende kist die Thóra bekeek zat niet veel interessants. Hij bevatte hoofdzakelijk fijne, gehaakte tafelkleden, behoorlijk oud, en ook nog een ouderwetse vaas met een bloemenpatroon en gouden versieringen. In de derde kist zat een oud fotoalbum. Thóra’s grootmoeder had een soortgelijk album gehad en ze kreeg opeens een triest gevoel bij de gedachte aan hoe kort het leven was en hoe snel mensen werden vergeten. Het zou nu al niet meevallen om nog iemand te vinden die de mensen in het album herkende. Nog even en het zou helemaal niet meer kunnen. Ze ging op een van de kisten zitten om het album door te bladeren.
Ze tilde het zware dekblad op. Op de eerste bladzijde, onder een velletje dat eruitzag als carbonpapier, zaten enkele kiekjes die in de buurt van de oude boerderij waren genomen. Het gebouw, dat nog bijna nieuw oogde, zag er vrijwel hetzelfde uit en op een houten bord boven de ingang stond kirkjustétt. Thóra haalde de foto voorzichtig uit de fotohoekjes. Op de achterkant stond een stempel die aantoonde dat de foto in 1919 was gemaakt of ontwikkeld. In een fijn, vrijwel zeker vrouwelijk handschrift, stond erbij geschreven: ‘Bjarni Thórólfsson en Adalheidur Jónsdóttir’. Toen zij de foto wat beter bekeek, constateerde Thóra dat de fotograaf met zijn rug naar de zon moest hebben gestaan, want de afgebeelde twee mensen deden hun best niet met hun ogen te knijpen. Het was een knap stel; hij was lang en had dik, stug haar dat in een spuuglok over zijn voorhoofd viel en zij was jong en droeg een kuitlange rok, mooie platte schoentjes en een ouderwets hoedje dat glad haar hoofd omsloot. Eronder glansde blond haar. Hij droeg een lichte, wijde broek met een scherpe vouw en een overhemd met bretels. Ze stonden naast elkaar bij de muur aan de voorkant van het huis, hun handen langs hun zijden. Ouderwets trotse huiseigenaars.
Op hetzelfde blad zat nog een foto van dezelfde mensen, maar dan met nog een stel erbij. Thóra stak de eerste foto voorzichtig terug en nam de tweede eruit. In hetzelfde handschrift stond erop vermeld dat het tweede stel Grímur Thórólfsson en Kristrún Valgeirsdóttir waren. Ook zonder de gedeelde achternaam was wel duidelijk dat Bjarni en Grímur broers waren. Hun kleding leek heel erg op elkaar, maar was anders van kleur. Thóra bestudeerde de foto heel zorgvuldig, maar omdat hun ogen half waren dichtgeknepen tegen de zon, kon zij niets aflezen aan hun gezichtsuitdrukking. Wel zag ze dat de vrouw die Grímurs echtgenote moest zijn heel anders was dan de blonde Adalheidur. Ze was ouder en molliger, steviger en minder mooi gekleed, in een eenvoudige rok, een dikke trui en op grove, platte schoenen. Haar donkere haar was gewoon in een staartje gebonden. Thóra vroeg zich af hoe deze twee totaal verschillende vrouwen het met elkaar hadden kunnen vinden. Ze sloeg de bladzijde om.
De volgende pagina’s bevatten drie foto’s van de jonge Bjarni en Adalheidur, allemaal buiten. Ze zagen er niet erg anders uit dan op de voorgaande kiekjes, behalve dat de jonge vrouw geen hoedje meer droeg. Thóra ging verder en bekeek nog twee foto’s waarop de oudere broer en zijn vrouw opnieuw met het jongere stel te zien waren, samen met een klein, donkerharig meisje, een mollige, stralende baby, gekleed volgens de mode van die tijd. Op de achterkant van de foto zag Thóra dat het meisje Edda Grímsdóttir heette, dus moest ze het dochtertje zijn van de oudste broer, Grímur. De foto was gemaakt in 1922 en het meisje leek ongeveer een jaar oud. De volgende foto’s waren telkens met enkele jaren ertussen gemaakt. Op een ervan, uit 1923, meende Thóra te zien dat Adalheidur, de jongere vrouw, zwanger was, maar op de foto’s die volgden was geen baby te zien — totdat zij er eentje tegenkwam uit 1924, gemaakt in een fotostudio, met de afbeelding van het jonge stel met een paar maanden oude baby. Het kindje was ingebakerd in ruches en op de achterkant van de foto stond zij vermeld als een meisje met de naam Gudný.
Er volgde nog een foto van het eerste meisje, maar wel een bijzonder eigenaardige. Het leek alsof ze sliep en ze droeg een gehaakt mutsje dat amper haar hoofdje bedekte en een wit jurkje met ruches, maar haar lijfje lag in een erg vreemde houding. Zo hadden Thóra’s kinderen nog nooit liggen slapen, met hun armpjes gekruist op hun borst en hun benen kaarsrecht gestrekt. Thóra haalde de foto uit het album om de achterkant te kunnen lezen. Daar stond de naam van het meisje, Edda Grímsdóttir, geschreven, gevolgd door twee data met een kruisje voor de laatste. Ze was overleden in hetzelfde jaar dat Bjarni en Adalheidur hun eigen dochtertje hadden gekregen. Thóra stak de foto terug in het album en zuchtte diep. Ze wist dat het destijds de gewoonte was geweest de doden te fotograferen, maar ze had nog nooit zo’n foto gezien, laat staan vastgehouden. Ze vroeg zich af of dit de foto was die Jónas had bedoeld toen hij zei dat hij er één had gezien waar de geest op stond.