‘Ik ben geen gewone gast. Je kunt mij alles vertellen. Ik werk voor Jónas. Ik ben zijn advocaat, dus ik vraag het niet uit nieuwsgierigheid.’
De ober keek bedenkelijk. ‘O, ik begrijp het.’ Maar kennelijk begreep hij er niets van, want hij zei verder niets.
‘Dus je kunt me er niets over vertellen? Is het slachtoffer al officieel geïdentificeerd?’
‘Nee, dat niet. Iedereen is het erover eens dat het Birna moet zijn, de architect.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Maar voor hetzelfde geld blijkt het straks heel iemand anders te zijn.’
‘Kende jij haar?’ vroeg Thóra.
‘Een beetje,’ antwoordde de ober. Thóra vond het lastig om iets van zijn gezicht te lezen. ‘Ze was hier veel, dus dan heb je onwillekeurig met elkaar te maken.’
‘Je klinkt niet alsof je een hoge pet van haar ophad.’ Thóra nam een slokje van haar mineraalwater en voelde hoe het kelderstof in haar keel wegspoelde.
De ober had duidelijk genoeg van het gesprek. ‘Ik zal uw bestelling aan de keuken doorgeven. De kok vindt het niet prettig als hij tot na halftwee moet blijven.’ Toen glimlachte hij. ‘Om u de waarheid te zeggen, ik kon haar niet uitstaan. Het was een ontzettend rotwijf en daar verandert het feit dat ze dood is helemaal niets aan. Het blijft een rotwijf.’ Hij liep weg.
Thóra keek hem na tot hij met haar bestelling in de keuken was verdwenen. Dus niet iedereen was het met Jónas eens dat Birna zo aardig was. Als het werkelijk om Birna ging.
Na de lunch ging Thóra terug naar haar kamer. Ze was er niet in geslaagd nog meer informatie uit de ober los te krijgen, behalve dan het feit dat hij Jökull heette. Op het laatst had ze helemaal alleen in de eetzaal gezeten, want kort nadat de ober haar bestelling in de keuken was gaan doorgeven, was de bejaarde man opgestaan en zonder haar een blik waardig te keuren weggegaan. Toen Thóra hem langs zag lopen, had haar opnieuw het gevoel bekropen dat zijn gezicht iets bekends had, maar ze kon hem niet thuisbrengen. Hij kon iedereen wel zijn, een buschauffeur uit haar kindertijd bijvoorbeeld, maar ze had nog steeds het idee dat ze zou moeten weten wie hij was.
Thóra keek naar de afschuwelijke doos en zuchtte. Als ze nou verstandig was, zou ze nu meteen de inhoud moeten bekijken, of nog eens een blik werpen in Birna’s agenda, maar de gedachte aan een snelle douche was te verleidelijk. Ze kon het stof uit de kelder afspoelen of even gaan liggen. Middagdutjes waren een luxe die zij zich maar zelden kon veroorloven; thuis waren er altijd wel klusjes te doen en bovendien was haar eigen bed bij lange na niet zo verleidelijk, zacht, schoon of smaakvol. Ze trakteerde zichzelf dus op allebei.
Thóra schrok wakker. Ze had de wekker gezet om haar na een uur wakker te maken, maar hij was niet afgegaan. Ze keek verward om zich heen, en toen er op de deur werd geklopt, besefte ze pas waar ze was. Ze reikte naar de badjas die ze na het douchen even had aangetrokken en riep hees: ‘Wie is daar?’ Er kwam geen antwoord en er werd nogmaals geklopt. Ze trok snel de badjas aan, rende naar de deur en opende hem net ver genoeg om haar hoofd om het hoekje te steken. ‘Hallo?’
‘Ook goedendag,’ zei Matthew. ‘Was je nog van plan me binnen te laten?’
Thóra verwenste haar afwezige make-up en vochtige haar, waar ze mee had geslapen. Ze haalde haar hand er doorheen, in een vergeefse poging haar wilde haardos te fatsoeneren. ‘Eh, hallo. Je hebt me dus gevonden.’
Matthew kwam grijnzend binnen. ‘Natuurlijk. Zo ingewikkeld was dat niet.’ Hij keek om zich heen. ‘Mooie kamer.’ Toen bleef zijn blik rusten op de doos van de sekstherapeute.
Thóra had er niet aan gedacht hem uit het zicht te schuiven. Ze glimlachte ongemakkelijk.
‘Zo te zien ben ik net op tijd,’ zei hij.
9
Thóra had geen enkele ervaring met de oorspronkelijke inhoud van de doos, maar ze was er heilig van overtuigd dat dergelijke apparaten, net als alle andere surrogaten, niets voorstelden in vergelijking met het echte werk. Ze kwam glimlachend overeind in bed. Haar ochtendjas lag in een hoopje op de grond en ze strekte zich loom uit om hem op te rapen. Dit soort dingen zou ze vaker moeten doen, dacht ze terwijl ze de jas omsloeg en om zich heen keek om te zien waar haar kleren lagen. Hoewel ze zoeven volstrekt ongeremd was geweest, wilde ze toch liever iets aanhebben wanneer Matthew terugkwam. Hij was even naar buiten gegaan om zijn bagage uit zijn huurauto te halen en in de kamer neer te zetten die hij had geboekt. Thóra begreep niet wat hij met een eigen kamer moest, maar ze waardeerde het respect dat hij haar toonde door er niet automatisch van uit te gaan dat hij regelrecht bij haar in bed kon duiken — al was dat precies wat hij had gedaan. Ze glimlachte opnieuw bij de gedachte aan hoe verschrikkelijk blij ze was hem te zien; blij dat hij, ondanks haar bezwaren, toch was gekomen. Het probleem was alleen dat hun relatie tot mislukken gedoemd was. Hij was een buitenlander en het was bijzonder onwaarschijnlijk dat hij in IJsland zou kunnen gedijen. Toen hij net binnen was had ze ietwat ongemakkelijk een gespreksonderwerp gezocht en hem gevraagd wat hij van de winnaar van het Eurovisie Songfestival vond. Hij had haar wezenloos aangekeken en gevraagd of ze een grapje maakte. Iemand die geen belangstelling had voor het Songfestival zou het in IJsland nog geen week uithouden. Ze kleedde zich haastig aan.
Ze was net bezig haar tweede sok aan te trekken toen Matthew terugkwam. ‘Verdomme,’ zei hij, teleurgesteld. ‘Ik was even vergeten dat jij wereldkampioen snel aankleden bent.’ Hij keek haar grijnzend aan. ‘Het voordeel is natuurlijk wel dat je je ook weer heel snel kunt uitkleden.’
‘Heel grappig,’ zei Thóra. ‘Wat vind je van het hotel?’
Matthew keek om zich heen en haalde zijn schouders op. ‘Prima. Een beetje afgelegen. Maar wat doe jij hier in vredesnaam?’ Hij voegde er snel aan toe: ‘Niet dat je mij hoort klagen, hoor.’
‘Ik werk voor de eigenaar. Hij overweegt een proces aan te spannen tegen de mensen die hem dit hebben verkocht.’
‘Aha. Hebben ze hem een poot uitgedraaid?’ vroeg Matthew. Hij liep naar het raam en trok het gordijn open om het uitzicht te bewonderen. ‘Prachtig,’ zei hij en draaide zich weer om naar Thóra.
‘Nou, het is een beetje idioot allemaal. Hij beweert dat het hier spookt en dat de vorige eigenaars dat moeten hebben geweten.’
‘Dat het hier spookt, juist ja.’ Matthews uitdrukking was dezelfde die ze op het gezicht van de rechter verwachtte te zien, als het ooit zover mocht komen. ‘Je meent het.’
‘Een onderneming als deze is heel kwetsbaar voor dat soort dingen, dus het is misschien niet helemaal zo absurd als je zou denken.’ Thóra keek hem glimlachend aan. ‘Dit is een new-agehotel. Ze richten zich op dingen als healing, helderziendheid, biologisch voedsel, kristallen, magnetische velden, aura’s en meer van die dingen. De meeste mensen die hier werken zijn helderziend of nog erger, dus ze zijn hier niet dol op geesten.’
‘Natuurlijk,’ zei Matthew, fronsend. ‘De normaalste zaak van de wereld dus.’
‘God, nee,’ haastte Thóra zich te zeggen. ‘Alleen is het niet zo heel erg ongewoon op een plek als deze, die heel lang een middelpunt is geweest voor het geloof in het bovennatuurlijke, om het zo maar eens te zeggen. Volgens de legendes wordt de gletsjer bewoond door ene Bárdur, een man die er in een depressieve bui in terecht is gekomen nadat zijn dochter op een ijsberg was afgedreven naar Groenland. Zijn geest wordt geacht de streek te bewaken en aan de gletsjer worden bovennatuurlijke krachten toegeschreven. Ik weet alleen niet of die krachten aan Bárdur toebehoren of aan de gletsjer zelf.’
‘Bovennatuurlijke krachten van een gletsjer?’ Matthews gezicht was een en al ongeloof. ‘Niet om ’t een of ander, maar volgens mij is het gewoon een berg met sneeuw erop die nooit smelt.’