‘Ik kan u alleen maar adviseren wat u zou kunnen doen,’ vervolgde Thóra. ‘Gerechtelijke stappen ondernemen tegen de posterijen, zoals u voorstelt, zal u alleen maar extra op kosten jagen. En ik zou u ook niet willen aanraden de verantwoordelijke ambtenaar van de bouwcommissie aan te klagen.’
‘Een nieuwe voordeur kost ook geld. Ik kan die gleuf niet hoger plaatsen — dat heb ik u al verteld.’ De man en de vrouw wisselden triomfantelijke blikken uit.
‘Een voordeur kost minder dan een rechtszaak, dat is een ding dat zeker is.’ Thóra reikte hen het laatste document aan van de stapel die zij had gemaakt voordat het echtpaar was binnengekomen. ‘Dit is een brief die ik namens u heb opgesteld.’ Ze staken er allebei hun hand naar uit, maar de man was het eerst. ‘Het postkantoor, of de postbode, heeft een procedurefout gemaakt. U had per aangetekende post een formele mededeling moeten ontvangen dat de hoogte van uw brievenbus niet aan de wettelijke bepalingen voldoet en vervolgens had u de tijd moeten krijgen hier iets aan te doen. Voor die deadline had men de postbezorging niet mogen stopzetten.’
‘Aangetekende post?’ zei de vrouw bits. ‘Hoe hadden we die brief moeten krijgen als ze hem niet bij ons mogen bezorgen?’ Bijzonder in haar nopjes met zichzelf keek ze haar man aan, maar ze kreeg niet de reactie die ze verwachtte en haar boze blik keerde weer terug.
‘O, doe me een lol en gedraag je niet zo betweterig,’ gromde hij. ‘Aangetekende post komt niet door de brievenbus — daar moet je voor tekenen.’ Hij wendde zich tot Thóra. ‘Ga door.’
‘Deze brief eist dat de posterijen de correcte procedure in acht nemen, u een aangetekend schrijven sturen waarin u wordt gevraagd de situatie aan te passen en daarvoor een redelijke termijn stellen. We vragen om twee maanden.’ Ze wees op de brief, die de man intussen had gelezen en aan zijn vrouw had gegeven. ‘Daarna kunnen we weinig meer doen, maar ik zou willen voorstellen dat u de brievenbus naar de juiste hoogte verplaatst. Als dat niet mogelijk is en u ervoor kiest deze deur te behouden, dan kunt u een losse brievenbus nemen. De opening daarin moet zich op dezelfde hoogte bevinden als in deuren. Als u daarvoor kiest, raad ik u aan een rolmaat te gebruiken wanneer u hem ophangt, om verdere meningsverschillen te voorkomen.’ Ze glimlachte flauwtjes.
De man zat met een boze blik naar haar te luisteren. Opeens verscheen er een valse grijns op zijn gezicht. ‘Oké, ik snap het. Wij sturen die brief, krijgen een aangetekende brief terug en hebben dan twee maanden waarin de postbode onze post, ongeacht de hoogte van de brievenbus, moet blijven bezorgen. Ja, toch?’ Thóra knikte. Met een zegevierende blik stond de man op. ‘Wie het laatst lacht, lacht het best. Ik ga die brief nu meteen op de bus doen en zodra ik een deadline heb gekregen, laat ik die inwerpgleuf tot vlak boven de drempel zakken. Wanneer de termijn is verstreken, hang ik een losse brievenbus op. Kom op, Gerda.’
Thóra liep met hen mee naar de deur, waar ze haar bedankten en afscheid namen, de man popelde om de brief te posten en aan de tweede fase van zijn oorlogje met de postbode te beginnen. Thóra liep hoofdschuddend terug naar haar bureau, verbijsterd over de menselijke natuur. Waar mensen zich allemaal niet druk om maakten… Ze hoopte dat postbodes goedbetaald kregen, maar twijfelde daar eerlijk gezegd aan.
Thóra zat nog maar net achter haar bureau, of Bragi, haar partner in de kleine advocatenpraktijk, stak zijn hoofd om het hoekje van de deur. Hij was een oudere man en gespecialiseerd in echtscheidingen; Thóra kon niet tegen dat soort zaken. Haar eigen scheiding was voor haar genoeg geweest. Bragi daarentegen was helemaal in zijn element bij de meest gecompliceerde geschillen en had de gave ruziënde stellen over te halen met elkaar te praten zonder elkaar te vermoorden.
‘En, hoe ging het met de brievenbus? Beschouw je het als een proefproces voor het Hooggerechtshof?’
Thóra glimlachte. ‘Nee, ze gaan er nog eens over nadenken, maar we moeten niet vergeten ze de rekening per koerier te laten bezorgen. Ik denk niet dat er de komende tijd veel post bij ze zal worden bezorgd.’
‘Ik hoop dat ze gaan scheiden,’ zei Bragi, handenwrijvend. ‘Dat zou een mooie strijd worden.’ Hij pakte een geeltje en gaf het aan Thóra. ‘Deze meneer belde terwijl die brievenbussers bij jou zaten. Hij vroeg of je hem wilde bellen zodra je tijd had.’
Thóra keek op het briefje en zuchtte toen ze de naam las: Jónas Júliússon. ‘O, fijn,’ zei ze, en ze keek naar Bragi. ‘Wat had hij?’
Iets meer dan een jaar eerder had Thóra een rijke zakenman van middelbare leeftijd geholpen een contract op te stellen voor zijn investering in een stuk land en een boerderij op het schiereiland Snaefellsnes. Jónas had buiten IJsland in korte tijd veel geld verdiend met het opkopen van half failliete radiostations, die hij nieuw leven inblies en vervolgens met enorme winsten verkocht. Thóra wist niet of hij altijd een beetje vreemd was geweest, of dat het hebben van geld hem excentriek had gemaakt. Op dit moment hield hij zich bezig met newagefilosofie en hij was van plan een reusachtig holistisch centrum annex spahotel te bouwen, waar mensen zouden betalen om hun fysieke en geestelijke kwalen te laten genezen met behulp van alternatieve therapieën. Toen Thóra aan hem dacht, schudde ze haar hoofd.
‘De een of andere verborgen constructiefout in het gebouw, voor zover ik het begrepen heb,’ antwoordde Bragi. ‘Hij is er niet blij mee.’ Hij lachte. ‘Je kunt hem beter bellen; hij wilde het er met mij niet over hebben. Hij beweert dat jouw Venus Kreeft als ascendant heeft en dat je daarom zo’n goede advocaat bent.’ Bragi haalde zijn schouders op. ‘Misschien is een gunstige sterrenkaart wel net zo’n goede aanbeveling als een rechtentitel. Wie zal het zeggen?’
‘Wat een mafkees,’ zei Thóra en pakte de telefoon.
Jónas had de aftrap voor hun professionele relatie gegeven door haar astrologische horoscoop op te laten maken, die gunstig bleek te zijn. Daarom had hij haar ingehuurd. Thóra vermoedde dat de grotere praktijken geweigerd hadden Jónas informatie te verstrekken over de exacte geboortetijd van hun juristen, zodat hij een kleinere had moeten benaderen; hoe was anders te verklaren dat een man die zo rijk was als hij ervoor koos in zee te gaan met een bedrijfje met slechts vier werknemers. Ze belde het nummer dat Bragi op het papiertje had gekrabbeld en trok een gezicht terwijl ze wachtte tot Jónas zou opnemen.
‘Hallo,’ zei een zachte mannenstem. ‘Met Jónas.’
‘Hallo, Jónas. Je spreekt met Thóra Gudmundsdóttir van Central Advocaten. Je had gevraagd of ik je terug wilde bellen.’
‘Ja, dat klopt. Bedankt voor het terugbellen.’ Hij zuchtte zwaar.
‘Mijn collega Bragi had het over een verborgen constructiefout in het gebouw. Waar gaat het precies om?’ vroeg zij, intussen naar Bragi kijkend, die knikte.
‘Het is verschrikkelijk, geloof me. Er mankeert iets aan het perceel en ik weet zeker dat de verkopers er vanaf hebben geweten, maar mij niets hebben verteld. Ik denk dat het al mijn plannen torpedeert.’
‘En wat mankeert er precies aan?’ vroeg Thóra, verbaasd. Het perceel was onderzocht door bevoegde experts en zij had hun rapport zelf gelezen. De oppervlakte was precies wat de verkopers hadden opgegeven, alle rechten die in de verkoopomschrijving stonden vermeld klopten, en de twee boerderijen die bij het land hoorden waren zo oud dat een complete renovatie de enige optie was.
‘Het gaat om een van de oude boerderijen op het terrein waar ik het hotel heb laten bouwen, Kirkjustétt, weet je nog?’
‘Ja, ik weet het nog,’ antwoordde Thóra, en ze voegde eraan toe: ‘Je weet dat in het geval van onroerend goed een bouwkundig defect de waarde dient te beïnvloeden met ten minste tien procent van het aankoopbedrag teneinde recht te kunnen doen gelden op compensatie. Zoiets kan ik me niet voorstellen bij zo’n oud gebouw, ook al is het nog zo groot. Daar komt bij dat een verborgen gebrek ook echt verborgen moet zijn. In het rapport van de taxateurs stond duidelijk vermeld dat de gebouwen volledig gerenoveerd moesten worden.’