Thóra kreunde. ‘Gylfi,’ zei ze, zo kalm mogelijk, ‘jij verplaatst die caravan geen centimeter meer. Ik kom jullie vanavond ophalen. Sta je op een kampeerterrein?’
‘Eh, nee,’ antwoordde Gylfi. ‘Ik geloof van niet. We staan gewoon ergens waar ik ben gestopt.’
‘Juist, ja,’ zei Thóra. Ze deed haar ogen dicht en schudde haar hoofd om een schreeuw te verbijten. ‘Zoek uit waar jullie precies staan en laat me dat weten. Stuur maar een sms’je; de verbinding is hier om te huilen. Rij niet verder. Stel je voor dat je een ongeluk krijgt en jezelf of iemand anders verwondt.’
Nadat Gylfi had beloofd te blijven waar hij was, hing ze op. Thóra kon alleen maar hopen dat hij naar haar zou luisteren. In de regel was hij wel gehoorzaam, maar als ze ergens langs de kant van de weg stonden, zouden ze op een gegeven moment honger krijgen en verder willen. Ze stopte de telefoon in haar zak en wendde zich tot Matthew. ‘Ik heb het gisteren al gezegd en ik zeg het je nu nog een keer. Kinderen? Begin er niet aan.’
Thóra trommelde met de pen die ze tussen haar wijsvinger en haar duim hield op de rand van het bureau.
‘Helpt dat bij het nadenken?’ vroeg Matthew. ‘Ik hoop het maar, want ik kan geen gedachte in mijn hoofd houden met die herrie.’
Ze legde de pen neer en keek Matthew somber aan. ‘Dit is belangrijk. Ik doe echt mijn best om mijn hoofd erbij te houden, maar ik moet telkens aan mijn kinderen denken, daar in die caravan.’ Ze sloot haar ogen en ademde diep in. ‘Waarom heb ik dat onding in vredesnaam aangeschaft?’
‘Omdat je niet met geld kunt omgaan?’ Hij glimlachte.
Ze zaten in de hotelkamer, Thóra aan het bureau en Matthew op het bed. Hij leunde op zijn gemak tegen het hoofdeinde. Zij zat op een modern uitziende stoel, die meer uit esthetische overwegingen was ontworpen dan met het oog op comfort.
‘Begin nou eerst maar eens met op te schrijven wat je zeker weet,’ zei hij, terwijl hij het zich nog wat gemakkelijker maakte. ‘Dan volgt de rest vanzelf.’
Thóra pakte haar pen en dacht even na. Op haar voorstel liepen zij en Matthew de details van de zaak nog eens door als voorbereiding op de ontmoeting met Börkur en Elín, de broer en zus die Jónas de grond hadden verkocht. Ze had het gevoel dat dit haar enige kans zou zijn om hen gedetailleerde vragen te stellen, dus wilde ze alles op een rijtje hebben. ‘Oké,’ zei ze, en ze begon te schrijven.
Toen ze weer opkeek, had ze al drie A4’tjes vol gepend. Toegegeven, de regels stonden ver uit elkaar, dus zoveel tekst was het niet — ze wilde alle details die ze zich herinnerde helder houden. Tevreden over zichzelf keek ze naar het bed. ‘Wakker worden,’ zei ze, toen ze zag dat Matthew was ingedommeld.
Matthew schrok wakker. ‘Ik sliep niet,’ antwoordde hij. ‘Ben je klaar?’
‘Ja,’ zei Thóra, terwijl ze de velletjes papier pakte. ‘Dat wil zeggen, dit is alles wat ik me op dit moment kan herinneren.’
‘Vertel,’ zei Matthew, en hij hees zich weer omhoog. Toen hij in slaap viel was hij een stukje onderuitgezakt.
‘Om te beginnen is er die geest. Ik heb behoorlijk wat mensen gesproken en ze zijn het er allemaal over eens dat het hier spookt. Hoewel de meeste plaatselijke bewoners nogal goedgelovig zijn, ben ik toch geneigd te geloven dat hier iets is gebeurd…’
Matthew viel haar in de rede. ‘Meen je dat nou?’ vroeg hij. ‘Denk je echt dat er iets waar is van dat spookverhaal?’
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Thóra gepikeerd. ‘Je laat me niet uitpraten. Wat ik wilde zeggen is dat er waarschijnlijk een logische verklaring voor is. De meeste mensen hier geloven in het bovennatuurlijke en zullen vreemde gebeurtenissen op die manier uitleggen; voorvallen waarvoor andere, normale verklaringen zijn. Wij moeten zien uit te vinden wat die verklaringen zijn. Geesten op het gazon, het geluid van huilende kinderen in het holst van de nacht, verschijningen in slaapkamers.’
‘De geest is alleen in Jónas’ kamer verschenen,’ zei Matthew eigenwijs. ‘Maar dat doet er misschien niet toe. Hoe wil je dat allemaal verklaren? Zijn het misschien buitenaardse wezens?’
‘Haha,’ zei Thóra humorloos. ‘Ik heb er ook al aan gedacht dat het misschien gewoon Birna en Bergur waren die buiten aan het vrijen waren. Volgens die therapeute deden ze aan ruige seks. Wie weet was dat jammerende geluid wel van hen afkomstig en waren zij ook die geesten, toen ze een plekje zochten om samen naartoe te gaan.’
‘Ik heb het huilen gehoord en dat had niets met seks te maken,’ zei Matthew, lichtelijk blozend omdat hij wist dat Thóra dacht dat hij het zich had ingebeeld. ‘Bovendien was Birna al dood toen ik het hoorde.’
Thóra keek hem peinzend aan. ‘Ik weet niet hoe ik dit moet zeggen, maar ik geloof niet dat je echt iets hebt gehoord. Volgens mij heb je het allemaal gedroomd.’ Toen ze zag dat Matthew wilde protesteren, vervolgde ze sneclass="underline" ‘Hoe dan ook, ik weet zeker dat er een verklaring voor is en ik ben vast van plan die te vinden, want het zou heel goed verband kunnen houden met de moorden.’
‘Zou je daarmee Jónas’ zaak wat betreft de verborgen gebreken in het perceel geen kwaad doen?’ vroeg hij. ‘Als je een verklaring voor de geesten kunt vinden, heb je niets meer om de compensatieclaim op te baseren.’
‘Nee, natuurlijk, dat zou een grote tegenvaller zijn — als de zaak ook maar enigszins wettelijk ontvankelijk zou zijn,’ antwoordde ze. ‘Maar ik geloof wel dat Jónas de waarheid vertelt over wat hem ertoe heeft gebracht om actie te ondernemen: die “geesten” hebben een negatieve invloed op zijn werknemers en daarmee op zijn bedrijf. Als ik dat gedoe met die geesten kan verklaren en kan bewijzen dat er geen sprake is van bovennatuurlijke zaken, heb ik exact bereikt wat hij wil. De werknemers zijn weer tevreden en Jónas hoeft zich geen zorgen meer te maken over mensen die ontslag nemen of salarisverhoging eisen.’
‘Als ze je tenminste geloven,’ zei Matthew. ‘Ook al luisteren mensen naar je, dan wil dat nog niet zeggen dat ze ook horen wat je zegt.’
Thóra legde een vel papier neer en pakte een ander op. ‘Het zal wel. Hoe dan ook, volgens mij is er een logische verklaring.’ Ze bekeek de bladzijde vluchtig en keek op. ‘En dan hebben we de moord op Birna. Er zijn een paar dingen die nader onderzocht moeten worden.
‘Zoals die rare cliënt van je?’ gniffelde Matthew.
Even moest Thóra de neiging onderdrukken de asbak naar zijn hoofd te gooien. In plaats daarvan zei ze: ‘Ja. Onder andere. Het is goed mogelijk dat hij hier meer bij betrokken is dan hij wil toegeven. Zo heeft hij me bijvoorbeeld niet de waarheid verteld over zijn relatie met Birna. Ik zou graag een onpartijdig verslag horen over hun relatie en hoe daar een eind aan is gekomen.’
‘Wat vind je van het sms’je dat met zijn telefoon naar Birna is verzonden?’ vroeg Matthew. ‘Geloof je dat dat buiten zijn medeweten is gebeurd?’
Thóra haalde haar schouders op. ‘Al sla je me dood. Eerlijk gezegd kan ik maar moeilijk geloven dat Jónas Birna heeft vermoord, of hij dat berichtje nu wel of niet zelf heeft gestuurd. Hij is echt zo iemand die niet wil toegeven dat hij het heeft verstuurd, vanwege wat er daarna allemaal is gebeurd. En zelfs al heeft hij het berichtje wel verstuurd, dan wil dat nog niet zeggen dat hij haar daar heeft ontmoet. Misschien kwam er iets tussen, of veranderde hij gewoon van gedachten.’ Na even te hebben nagedacht, voegde ze eraan toe: ‘In dat geval kan het zelfs zo zijn dat Jónas de moordenaar heeft verteld waar hij met haar had afgesproken en heeft die vervolgens zijn kans schoon gezien.’
‘Maar wie?’ vroeg Matthew.
‘Dat weet ik niet, maar misschien kan Jónas ons meer vertellen.’ Toen schudde zij haar hoofd. ‘Nee, dat gaat hij natuurlijk niet doen. Hij kan niets zeggen zonder toe te geven dat hij het sms’je heeft gestuurd. Zover krijgen we hem nooit.’