‘De andere mogelijkheid is natuurlijk dat de moordenaar zijn telefoon heeft gepikt en het berichtje uit Jónas’ naam heeft gestuurd. Hij heeft zelf gezegd dat hij zijn telefoon nooit bij zich heeft,’ bracht Matthew haar in herinnering. ‘Er zijn genoeg mensen die er de kans voor hebben gehad. Gasten in het hotel, personeel en natuurlijk het publiek tijdens de seance. Het probleem met die theorie is dat niemand in het hotel, of in elk geval niet iemand die bij de seance was, de tijd heeft gehad om naar het strand te gaan om Birna te vermoorden — niet als de moord rond negen uur is gepleegd, zoals het sms’je suggereert.’
‘Inderdaad,’ zei Thóra, die weer in haar aantekeningen keek. ‘En dan is er nog die boer, Bergur. Ik heb hem onder aan de bladzijde gezet omdat hij er dubbel bij betrokken is vanwege de man die dood in zijn stallen is gevonden. Dat is wel héél erg toevallig. Twee lijken in drie dagen. De een was zijn minnares en de ander is bij hem gevonden. Ik zou nu wel eens willen weten wie die man eigenlijk is.’
Matthew vernauwde zijn ogen tot spleetjes. ‘Heb je aan Bergurs vrouw gedacht? Als hun huwelijk meer voor haar betekende dan voor haar man, zou je toch denken dat zij daarmee een reden had om zich van Birna te ontdoen.’
Thóra knikte langzaam. ‘Dat is zo. Misschien moesten we maar eens bij haar langsgaan. Welk excuus kunnen we daarvoor gebruiken?’
‘We kunnen aanbieden de stallen voor haar uit te mesten,’ opperde Matthew lachend. ‘Dat is iets wat zeker moet gebeuren.’
Thóra glimlachte. ‘Ja, dat is een mogelijkheid, maar dan moet ze wel blind en oliedom zijn. Niemand zal jou aanzien voor een strontschepper. Je kunt net zo goed aanbieden haar IJslandse les te geven.’ Ze keek naar zijn keurig geperste broek en kraakheldere witte overhemd. ‘Misschien kun je zeggen dat je een mormoonse missionaris bent. Dan hoef je je niet eens te verkleden.’
Matthew luisterde niet eens naar haar. ‘Waarom vertellen we ze niet gewoon de waarheid?’ stelde hij voor. ‘En dan proberen we ze vervolgens afzonderlijk te spreken te krijgen.’
‘En wat is “de waarheid”? Dat wij haar verdenken van moord?’ Thóra schudde haar hoofd. ‘Dat lijkt me geen optie.’
‘De waarheid heeft vele kanten,’ zei Matthew. ‘Je zegt gewoon dat je onderzoek verricht naar de geestverschijningen. Dat is geen leugen.’
Thóra dacht na. ‘Daar heb je eigenlijk wel gelijk in. En misschien weten ze ook wel iets over de geschiedenis van de boerderij en de omgeving. Dat is helemaal geen slecht idee.’
‘Wat heb je nog meer?’ vroeg Matthew. ‘Je hebt toch zeker wel meer dan drie kandidaten?’
Thóra keek snel op haar lijstje. ‘Ja, natuurlijk. Ik vind die kanovaarder, Thröstur Laufeyjarson, heel erg verdacht. Met hem moeten we ook gaan praten.’
Matthew leek niet erg overtuigd en haalde zijn schouders op. ‘Echt? Alleen omdat hij meteen wegpeddelde toen hij ons op het strand zag staan?’
‘Onder andere, ja,’ antwoordde ze. ‘En ik vond die Japanse vader en zoon een beetje vreemd, hoewel ik me dat misschien alleen maar inbeeld.’ Ze keek weer op het papier. ‘Die ober, Jökull, was heel erg negatief over Birna. En dan hebben we nog die oude politicus, Magnús. Ik weet zeker dat hij iets verzwijgt. Waarom vertelde hij bijvoorbeeld niet meteen dat hij bij het inchecken naar Birna had gevraagd?’
‘Dat meen je toch niet, hè?’ zei Matthew. ‘Die man is zo oud dat hij nog geen kamerplant om zeep zou kunnen helpen. Het kan best zijn dat hij iets te verbergen heeft, maar ik zie hem geen sms’je verzenden en vervolgens naar het strand hobbelen om iemand te vermoorden. En waarom concentreer je je louter op mannen? De moordenaar kan net zo goed een vrouw zijn.’
‘Zoals?’ vroeg Thóra. ‘Vigdís de receptioniste? Of die dronken sekstherapeute, Stefanía?’
‘Waarom niet?’ wierp Matthew tegen. ‘Of Bergurs vrouw, zoals ik eerder al zei? Ik wil er alleen maar mee aangeven dat je nog veel te weinig weet om wie dan ook uit te sluiten.’
Thóra zuchtte. ‘Dat weet ik ook wel. Helaas.’ Ze pakte het laatste blaadje. ‘En dan zijn er nog een paar dingen die misschien niets met Birna’s dood te maken hebben, maar die ik toch wil uitzoeken.’
‘Kom maar op,’ zei Matthew. ‘Dit vind ik leuk.’
‘Ik wil weten wie Kristín was,’ zei Thóra. ‘Haar naam komt in Birna’s agenda voor, dus de kans bestaat dat zij iets met de moord te maken heeft.’
Matthew schoot in de lach, maar hield zich in toen Thóra hem dreigend aankeek. ‘Ga verder.’
‘Verder wil ik graag een kijkje nemen in Birna’s werkkamer. Ik ben in haar kamer geweest en ik mag dan geen architect zijn, maar het lijkt me duidelijk dat ze daar niet veel werk verrichtte. Er stond bijvoorbeeld geen computer.’
‘Heb je Jónas ernaar gevraagd?’
‘Nee, dat niet. Ik dacht er eigenlijk pas aan toen ik daarnet aantekeningen zat te maken. Maar dat ga ik nog doen. Aangezien iemand de moeite heeft genomen haar hele kamer overhoop te halen, moet er dus iets geweest zijn wat iemand graag wilde hebben.’
‘Inderdaad,’ zei Matthew. ‘Maar als haar werkkamer in Reykjavík is, zal de politie die ongetwijfeld hebben verzegeld.’
‘Ik weet bijna zeker dat ze hier ook wel eens werkte. Volgens Jónas wel, althans,’ zei Thóra, terwijl ze de bladzijde omsloeg. ‘En er is meer,’ vervolgde ze, haar laatste aantekeningen doorlezend. ‘Ik wil ook weten waar Grímur begraven ligt.’ Ze keek op van het papier. ‘En verder wil ik verschrikkelijk graag weten wat er met die jongeman in die rolstoel is gebeurd.’
‘O God,’ zei Matthew. ‘Krijgen we dat weer.’
‘Ik móét het weten,’ hield Thóra vol. ‘Al was het alleen maar omdat die ober zo vreemd reageerde toen ik over hem begon. Dat vond ik heel eigenaardig.’ Weer op haar blaadje kijkend, voegde ze eraan toe: ‘Ook moeten we erachter zien te komen waarom de politie Jónas naar vossen en spelden vroeg, en natuurlijk waar “rer” voor staat. En ten slotte wil ik, zoals ik eerder al zei, meer te weten komen over het tweede slachtoffer.’
‘Het is heel goed om precies te weten wat je wilt,’ plaagde Matthew. ‘Dat alleen is voor sommige mensen al genoeg.’
Thóra luisterde niet naar hem. ‘En ik wil ook wel iets meer weten over nazi-activiteiten in IJsland,’ zei ze, terwijl ze de papieren verzamelde.
Matthew slaakte zo’n kreunende zucht dat Thóra even dacht dat hij ergens pijn had. ‘God, die ellendige nazi’s,’ bromde hij. ‘Vroeg of laat duiken ze toch altijd weer op.’
21
Thóra had het gevoel dat ze minstens een halve eeuw terug was gegaan in de tijd. Ze zat in een woonkamer die volgepropt stond met glanzend gewreven meubels.
‘Jónas vindt het bijzonder spijtig dat dit niet ter sprake is gekomen bij de ondertekening van de aktes,’ zei ze en ze hoorde de veren van de oude bank kraken toen ze naar achteren leunde. Het was een indrukwekkend meubelstuk met een uitzonderlijk diepe zit, en toen ze eindelijk de rugleuning van de bank raakte, besefte ze opeens hoe raar ze erbij zat, dus ging ze snel weer rechtop zitten. De bank was zo groot dat haar voeten nauwelijks de grond raakten.
Börkur en zijn zus Elín hadden haar eerder die ochtend gebeld en haar uitgenodigd naar hun huis in Stykkishólmur te komen. Thóra had besloten op hun uitnodiging in te gaan, in plaats van ze naar het hotel te laten komen. Ze was blij dat ze even weg kon en hoopte dat de verandering van omgeving haar zou helpen alles helder op een rijtje te krijgen.
Het huis was een van de mooiste in de stad. Het was duidelijk door een bemiddeld man gebouwd en uitstekend onderhouden. Waarschijnlijk was het huis van hun overgrootvader geweest, dacht Thóra. Hij had geld verdiend aan de schoenervisserij en was zo verstandig geweest zijn bedrijf te verkopen voordat de trawlers het overnamen. Toen ze voor het huis stonden had Matthew zijn bewondering erover uitgesproken. Het zag er prachtig uit, met witgeschilderde gevels, raamkozijnen en goten. Omdat het gesprek in het IJslands zou plaatsvinden, had hij ervoor gekozen de stad te gaan bekijken, zodat Thóra hier in haar eentje zat onder de waakzame blikken van Börkur en Elín, die tegenover haar zaten, met hun handen gezaghebbend op de leuningen van hun sierlijke stoelen.