Выбрать главу

‘Zal ik het water vasthouden, of kun je dat zelf?’ vroeg de verpleegster, terwijl ze haar hand uitstak naar een glas op het nachtkastje. Ze gaf het water aan haar patiënte.

‘Toen heb ik haar natuurlijk verteld waarom ze boos zou moeten zijn,’ zei de oude dame, die het water en de pillen volkomen negeerde. ‘En ik dacht dat ze altijd al had geweten dat ik erbij was.’ Ze schudde verwonderd haar hoofd en haar witte krullen dansten. ‘Blijkbaar was dat dus niet zo,’ zei ze, en ze sloot haar ogen weer. ‘Maar toch heeft ze het me vergeven.’

‘Daar ben ik blij om,’ zei de verpleegster, terwijl ze het bekertje met de pillen en het waterglas neerzette. ‘Kom,’ zei ze, en ze pakte de vrouw onder haar armen vast, ‘je moet iets verder overeind komen.’ Ze tilde haar in een betere houding. Haar rug was krom en ze kon niet meer helemaal rechtop zitten, maar zo ging het wel. ‘Zo en dan gaan we nu een paar tabletjes innemen.’ Ze pakte de pillen. ‘Er liggen nog meer mensen te wachten, dus we moeten een beetje opschieten.’ Ze hield het glas voor de dunne, bleke lippen van de vrouw.

De oude dame deed haar mond open en liet toe dat de verpleegster de pillen erin liet vallen. Ze kende de gang van zaken en slikte ze pas door toen ze het water had aangepakt. De pillen verdwenen met luidruchtige slokken, waarvoor ze zich niet leek te generen.

Toen ze klaar was, veegde ze met de rug van haar hand haar mond af en keek naar de verpleegster op. ‘Ze was zo lief. Stel je toch eens voor.’

‘Stel je wát voor, lieverd?’ vroeg de verpleegster beleefd, en ze begon zich intussen af te vragen of de oude vrouw ze nog wel allemaal op een rijtje had.

‘Dat ze het me heeft vergeven,’ zei ze, en ze klonk bijna nog verbaasder dan eerst, ‘terwijl ik niets heb gedaan om haar te helpen.’

‘O, maar weet je dat wel zeker?’ De verpleegster glimlachte. ‘Ik weet zeker dat je genoeg voor haar hebt gedaan. Alleen weet je dat niet meer.’

De oude vrouw keek haar boos aan. ‘Natuurlijk weet ik het nog. Ze is gestorven. Hoe zou ik dat ooit kunnen vergeten?’

De verpleegster streelde de vrouw zachtjes over haar spierwitte haar. De arme, oude schat sloeg wartaal uit, precies zoals ze al had vermoed. Een dode vrouw die bij haar op bezoek was gekomen? Ze onderdrukte een glimlach en legde haar weer in een comfortabele houding. ‘Ziezo, Malla, probeer maar weer lekker te gaan slapen.’

Zodra haar hoofd het kussen raakte, deed de oude vrouw haar ogen dicht. ‘Vermoord. Het kwaad is overal.’ Ze smakte met haar lippen en mompelde toen slaperig: ‘Mijn lieveling. Mijn lieve Kristín.’

27

‘Het moet dezelfde vos zijn geweest die op Eiríkurs lichaam was gebonden,’ zei Matthew. ‘Ik zie hem hier tenminste nergens meer liggen.’ Hij en Thóra hadden het pad gevolgd dat Birna en Robin naar Kreppa hadden genomen en stonden nu op de plek waar zij de vos moesten hebben gevonden. Hij was nergens meer te bekennen.

‘Het kan zijn dat een ander dier hem heeft opgegeten, maar ik denk toch dat je gelijk hebt,’ zei Thóra. ‘De enige dieren die ik hier in de buurt heb gezien zijn schapen, en voor zover ik weet eten die geen vossen.’ Ze keek naar de lucht. ‘Vogels, misschien, maar dan zouden de botten hier nog moeten liggen.’

‘De moordenaar moet dus iemand zijn die dit pad gebruikt,’ zei Matthew, terwijl hij met een tak die hij had opgeraapt in het hoge gras langs het pad sloeg.

‘Ja, of hij heeft op de vos geschoten en heeft hem hier gevonden toen Robin en Birna al weg waren,’ zei Thóra. ‘Ik zou er wat voor overhebben om te weten waarom hij het heeft gedaan.’

‘Wie weet komt ons wonder Bella daar wel achter,’ zei Matthew. ‘Misschien had de vos een bepaalde betekenis.’

‘Een soort boodschap?’ zei Thóra, niet erg overtuigd. ‘Van een actiegroep voor dierenrechten of zoiets?’

‘Nee, van een moordenaar,’ antwoordde hij. ‘Misschien is het wel een psychopaat die iets duidelijk wil maken. Weten we eigenlijk al zeker dat er niet zoiets op Birna’s lichaam was vastgemaakt?’

‘Voor zover ik weet was dat niet het geval,’ zei Thóra. ‘Ze hadden allebei spelden in hun voetzolen, maar niemand heeft iets gezegd over een vos of een ander dier in verband met haar.’

Op het grindpad naar de hoeve bleven ze staan. ‘Van wie is die auto?’ vroeg Matthew, en hij wees op de tamelijk nieuwe Renault Mégane.

Thóra haalde haar schouders op. ‘Geen idee,’ zei ze. ‘Er hoort hier op dit moment niemand te zijn.’ Ze zag licht achter een van de ramen. ‘Misschien zijn Elín en haar broer het huis aan het leegruimen. Ik hoop het maar.’ Ze haalde de sleutel tevoorschijn en ze liepen naar de voordeur, die niet op slot bleek te zijn. Thóra maakte hem open en stak haar hoofd naar binnen. ‘Hallo,’ riep ze. ‘Is daar iemand?’

‘Hallo!’ riep iemand terug en ze hoorden voetstappen dichterbij komen.

‘Hé, hallo,’ zei Thóra opgewekt toen Elíns dochter Berta verscheen. Haar haar werd uit haar gezicht gehouden door een hoofddoek en ze hield een vuile stofdoek in haar hand.

‘Jullie lieten me schrikken!’ zei Berta. ‘Kom binnen. Ik ben wat oude spullen aan het inpakken voor mama en oom Börkur.’ Ze zwaaide met de stofdoek. ‘Alles is heel erg stoffig, dus ik probeer alle dingen schoon te maken voordat ik ze inpak, ook al ben ik op die manier waarschijnlijk eeuwen bezig.’

Matthew keek haar glimlachend aan, blij dat iemand er eindelijk eens aan dacht dat hij een buitenlander was en de moeite nam om Engels te spreken. ‘Hallo,’ zei hij, en hij stak haar zijn hand toe. ‘Leuk je weer te zien.’

‘Dat vind ik ook,’ zei Berta. ‘Ik heb er gelukkig aan gedacht een thermosfles met verse koffie mee te nemen. Jullie komen precies op het goeie moment, want Steini wil geen koffie en ik heb veel te veel gezet.’

Ze volgden haar naar de keuken, waar de jongeman in zijn rolstoel zat. Net als eerst had hij een capuchon over zijn hoofd getrokken om zijn gezicht te bedekken, en toen ze binnenkwamen keek hij hen vanonder de capuchon aan, maar hij zei niets.

‘We hebben bezoek, Steini,’ zei Berta, en bij wijze van antwoord mompelde hij iets onverstaanbaars. ‘Ga je gang,’ zei ze, wijzend op de porseleinen kopjes op het aanrecht. ‘Wees maar niet bang, ik heb ze afgewassen.’ Ze grinnikte.

‘Dank je,’ zei Thóra. ‘Ik besef nu pas hoezeer ik aan koffie toe ben.’ Ze schonk een kopje voor Matthew in en een voor zichzelf. ‘Dit is zeker wel een hele klus voor je?’ zei ze, na een slokje te hebben genomen.

‘O, ja,’ antwoordde Berta meteen. ‘Ik weet niet wat me bezielde toen ik aanbood dit te doen.’ Toen voegde ze eraan toe: ‘Eigenlijk heb ik er wel plezier in. Het is best vreemd om allerlei dingen door mijn handen te laten gaan die zoveel betekend hebben voor mijn overgrootouders.’

‘Dat kan ik me voorstellen,’ zei Thóra. ‘We kwamen eigenlijk langs om een kijkje te nemen in de kamer die Birna als werkkamer gebruikte. We hebben begrepen dat zij hier een werkruimte had ingericht, klopt dat?’

‘Ja, boven,’ antwoordde Berta. ‘Zal ik hem even laten zien? Er is niet veel, alleen wat tekeningen en zo, geen computer. Ze gebruikte altijd een laptop, maar die sloot ze hier nooit aan.’ Ze wees naar het stopcontact waar de stekker van het koffiezetapparaat in zat. ‘De stopcontacten zijn zo oud dat je er een adapter voor nodig hebt. Birna was bang dat de elektriciteit onbetrouwbaar was en wilde niet het risico lopen haar computer te beschadigen. Ze laadde hem voordat ze hierheen kwam altijd op in het hotel.’

‘Dat maakt niet uit,’ zei Matthew. ‘We waren niet speciaal op zoek naar haar computer. We wilden gewoon zien waar ze mee bezig was.’

Berta kneep haar ogen een beetje dicht en keek hen sceptisch aan. ‘Denk je dat haar dood op de een of andere manier verband houdt met het gebouw dat ze aan het ontwerpen was? Ligt het niet veel meer voor de hand dat ze is vermoord door een psychopathische verkrachter?’