‘Nee, zeker niet,’ antwoordde Thóra, en ze besloot het nog maar even niet over Jónas’ arrestatie te hebben. Dan zou Berta het idee kunnen krijgen dat Thóra en Matthew voor de moordenaar werkten en zou ze misschien weigeren de mensen te helpen die iets met de dood van haar vriendin te maken hadden. ‘Maar het lijkt me niet erg waarschijnlijk dat haar werk als architect iets met de moord te maken had. We willen alleen maar kijken of we iets kunnen vinden dat aan een verklaring kan bijdragen.’
‘Ik begrijp het,’ zei Berta. ‘Ik ben er sinds de moord niet meer binnen geweest,’ voegde ze eraan toe. ‘Ik had verwacht dat de politie de kamer zou willen doorzoeken, dus wilde ik nergens aankomen. Maar ze zijn hier niet geweest, dus misschien doet het er niet toe.’ Ze keek Thóra aan. ‘Jij werkt toch als advocaat? Voor Jónas en het hotel?’ vroeg ze.
‘Inderdaad,’ zei Thóra, en ze hoopte dat het meisje niet verder zou vragen naar haar cliënt.
‘Dan zou ik niet weten waarom jij er niet naar binnen zou mogen,’ zei ze. ‘Jij zou het onderzoek toch nooit in gevaar willen brengen?’
‘God, nee,’ loog Thóra vurig. ‘Ik zou er niet over piekeren. We nemen niets mee, we willen alleen maar even rondkijken.’ Ze nam nog een slokje koffie. ‘Lekkere koffie.’ Ze glimlachte.
‘Dank je,’ zei Berta. ‘Sommige mensen vinden mijn koffie te sterk.’ Ze wees met haar kin naar Steini.
‘Hij is ook te sterk,’ zei de stem vanonder de capuchon. ‘Veel te sterk.’
Kennelijk voelde Matthew zich beter op zijn gemak dan Thóra, want hij aarzelde niet om Steini’s opmerking te beantwoorden. ‘Dan moet je er meer melk in doen. Dat is de truc,’ zei hij op volkomen normale toon. ‘Probeer het maar eens. Room is nog lekkerder.’
‘Misschien,’ zei Steini. ‘Ik drink liever cola.’
Berta zond Matthew een warme glimlach toe en Thóra wilde dat ze ook iets kon bedenken om tegen de jongeman te zeggen. De genegenheid die het meisje voor hem toonde was gewoon aandoenlijk.
‘Zal ik jullie de kamer dan maar laten zien?’ zei Berta opeens. ‘Steini en ik wilden er voor vandaag eigenlijk toch een punt achter zetten.’ Ze liep naar de gangdeur.
‘Graag,’ antwoordde Thóra, terwijl ze haar kopje neerzette. Matthew volgde haar voorbeeld. ‘Jullie hoeven niet te blijven, hoor,’ zei ze, terwijl ze achter Berta aan liep. ‘We nemen niets mee en we zullen niets kapotmaken.’
‘Nee, dat zit wel goed,’ zei Berta. ‘Ik moet toch nog een paar dingen afmaken.’
De drie liepen achter elkaar de trap op en naar de deur van Birna’s kamer. Het bleek de kamer te zijn waarvan Thóra en Matthew de eerste keer dat ze hier waren de deur niet open hadden kunnen krijgen.
‘Zodra ik van de moord hoorde, heb ik hem op slot gedaan,’ zei Berta, en ze bewoog de sleutel in het stroeve slot. Met een handige beweging slaagde ze er ten slotte in de sleutel om te draaien en de deur te openen. Er stond een fles frisdrank op het bureau, een asbak in de vensterbank en her en der verspreid stonden en lagen nog verschillende attributen van het moderne leven. Net als in Birna’s hotelkamer hingen ook hier tekeningen aan de muur, voornamelijk schetsen, maar ook een aantal computerprints.
Thóra bekeek de tekeningen aan de muur waarop de geplande locatie van de nieuwbouw en verschillende dwarsdoorsneden te zien waren. ‘Wat is dit?’ vroeg ze, wijzend op een schets van een gebouw met dennen erachter. Er stonden ook bussen en voetgangers op afgebeeld. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat dit haar idee was voor de nieuwbouw van Jónas’ hotel?’ Het gebouw was een en al glas en ze kon zich geen hotelkamers voorstellen met glazen wanden.
Berta kwam bij de tekening kijken. ‘God, nee,’ zei ze. ‘Birna heeft me haar tekeningen voor het gebouw laten zien en die leken hier totaal niet op.’ Ze boog zich naar voren om een hoekje van de print te kunnen bekijken. ‘Deze is van een week geleden,’ zei ze, ‘en de laatste keer dat Birna mij hier binnen vroeg hing hij er nog niet.’
‘Maar hij hing er toch wel toen je de kamer kwam afsluiten?’ vroeg Matthew. ‘Hij kan hier toch niet na haar dood zijn opgehangen?’
Het meisje fronste haar voorhoofd terwijl ze het zich probeerde te herinneren. ‘Ik weet het echt niet meer,’ zei ze. ‘Ik heb alleen even om een hoekje gekeken voordat ik de kamer afsloot en ik kan me echt niet herinneren of deze tekening er toen al hing of niet.’ Ze keek beschaamd, bijna schuldbewust, alsof ze op de een of andere manier in gebreke was gebleven. ‘Maar sinds ik de kamer heb afgesloten, is hier niemand meer geweest. Dat weet ik zeker.’
‘En wanneer was dat precies?’ vroeg Thóra.
‘Dat was zaterdag,’ antwoordde Berta. ‘Het exacte tijdstip weet ik niet meer, maar het was ’s middags. Is dat belangrijk?’ vroeg ze ongerust. ‘Denk je dat de moordenaar hier is geweest?’
‘Nee,’ stelde Thóra haar gerust. ‘Dat betwijfel ik ten zeerste. Niet veel mensen schijnen van dit stekkie van haar op de hoogte te zijn geweest.’
Ze liep naar het bureau. Daarop lagen nog meer tekeningen uitgespreid, samen met een aantal creditcardkwitanties. Ze maakten haar niet veel wijzer, behalve dat Birna klant was geweest bij Esso en de Hvalfjördur-tunnel. De bureaulades klemden en het kostte haar grote moeite ze open te krijgen. Twee ervan waren helemaal leeg en in de derde lag een potlood, een puntenslijper en een sleutel aan een metalen sleutelhanger met een logo dat ze niet herkende. Ze pakte de sleutel op. Hij was te klein om op een deur te passen, of in een autoslot, of wat Thóra verder ook maar kon verzinnen. ‘Weet jij waar deze van is?’ vroeg ze.
Berta schudde haar hoofd. ‘Geen idee,’ zei ze, ‘maar hij is in elk geval van Birna, want hij lag er nog niet toen zij deze kamer in gebruik nam. Dat weet ik omdat ik de kamer voor haar heb leeggeruimd.’
Thóra stak de sleutel in haar zak. ‘Ik leen hem alleen maar even,’ zei ze tegen het meisje. ‘Maak je maar geen zorgen om de politie. Als die hem willen hebben, kunnen ze hem meteen van me krijgen.’
‘Dat zal me een zorg zijn,’ zei Berta. ‘Het enige wat ik wil is dat de moordenaar wordt gepakt. Wie dat doet maakt mij niet uit.’
‘Zijn we hier klaar?’ vroeg Matthew toen ze de hele kamer hadden doorzocht. ‘Liggen er verder nog spullen van haar in dit huis?’
‘Het kan zijn dat er beneden nog een glas staat,’ zei Berta. ‘Ja, en laarzen in de gang. Willen jullie die ook hebben?’
Thóra glimlachte. ‘Nee, nee. Maar misschien kun je me nog iets vertellen,’ zei ze. ‘Birna had veel belangstelling voor een luik buiten. Weet jij misschien waarom?’
Het meisje schudde langzaam haar hoofd. ‘Nee, maar dat was waarschijnlijk toen ze een aanbouw aan dit huis overwoog,’ zei ze. ‘Dat was bijna twee maanden voordat ik haar hier voor het eerst tegenkwam.’
‘Nee, het was daarna, nog heel kort geleden,’ zei Matthew. ‘Weet je welk luik we bedoelen?’
‘Ja,’ zei ze. ‘Ik denk het wel. Er is maar één luik buiten. Willen jullie het zien?’
Thóra keek Matthew aan en haalde haar schouder op. ‘Waarom niet?’ zei ze.
Ze volgden Berta de kamer uit en bleven bij haar staan toen zij de deur zorgvuldig weer achter zich op slot deed. Op weg naar buiten greep Thóra de gelegenheid aan om haar te vragen of zij bij het inpakken oude nazisouvenirs was tegengekomen, of dat Birna het daar wel eens over had gehad.
Berta draaide zich in de deuropening om en keek Thóra stomverbaasd aan. ‘Nee, waarom vraag je dat?’
‘Dat vroeg ik me gewoon af,’ zei Thóra. ‘Er liggen er ook een paar in de kelder van het hotel.’
‘Echt waar?’ zei Berta, die haar verbazing niet onder stoelen of banken stak. ‘Dat vind ik wel vreemd. Zouden ze van iemand anders dan mijn familie kunnen zijn?’