Выбрать главу

‘Een stuk of vijfduizend, maar de politie is zo vriendelijk geweest de lijst langs te lopen en aan te kruisen welke auto’s iets met de moord te maken zouden kunnen hebben. Dat zijn onder andere de auto’s van een aantal personeelsleden van het hotel,’ zei Matthew. ‘De huurauto’s waren een probleem, omdat de verhuurmaatschappij als eigenaar staat geregistreerd, dus daar hebben we op deze manier niet veel aan.’

‘Dus je hebt de nummers vergeleken met de kentekenplaten op het parkeerterrein?’ vroeg Thóra.

‘Ja. Ik heb buiten een paar huurauto’s gevonden die op de lijst voorkwamen en vervolgens heb ik de hulp van Vigdís ingeroepen,’ zei Matthew. ‘Zij is met me meegelopen naar het parkeerterrein en heeft me aangewezen welke auto van wie was. Dat mens heeft een griezelig goed geheugen.’ Hij pakte de papieren en bladerde ze door. ‘Jammer genoeg had ik er niet veel aan. De bestuurders van de huurauto’s zijn natuurlijk allemaal buitenlanders en komen eigenlijk geen van allen in aanmerking als verdachte. Maar ik weet nu bijvoorbeeld wel dat zowel de Japanse vader en zoon, als Robin de fotograaf die dag niet de tunnel hebben genomen.’

‘Robin zei dat hij naar het Westelijke Fjordengebied was geweest,’ zei Thóra. ‘Dan klopt het dat hij de tunnel niet heeft genomen. Volgens Vigdís gaan die Japanners nooit ergens naartoe, dus het verbaast me niet dat zij niet weg waren. En hoe zit het met de rest?’

‘Ik weet niet of dit iets betekent, maar van de wagens die de politie heeft aangekruist, is Bergur door de tunnel gereden en vóór de middag weer teruggekeerd, dus hij is nog steeds in beeld,’ zei Matthew zonder op te kijken. ‘Die effectenmakelaar op krukken is niet weggeweest — dat wil zeggen, ik ben zijn naam niet tegengekomen op de lijst. Eigenlijk denk ik dat hij in zijn toestand helemaal niet rijdt. Thröstur, de kanovaarder, is hier om een uur of zes weggereden. De moord is rond etenstijd gepleegd, dus lijkt hij boven elke verdenking verheven. Hij kwam pas veel later terug.’

‘Hoeveel later precies?’ vroeg Thóra. ‘Er is namelijk een langere route — dan rij je om Hvalfjördur heen, in plaats van de tunnel te nemen. Hij kan dus de tunnel hebben genomen, op de terugweg om Hvalfjördur heen zijn gereden, Eiríkur hebben vermoord en vervolgens weer terug zijn gereden — via de lange route — naar de andere kant van de tunnel en daar zijn omgedraaid om weer door de tunnel terug te keren.’ Ze trok een grimas. ‘Dat klinkt misschien wat al te onaannemelijk. Als hij een halfuur of een uur voor de moord door de tunnel is gereden, is het heel erg onwaarschijnlijk dat hij in zo korte tijd hiernaartoe kon komen, Eiríkur mee kon slepen naar de stallen, hem daar kon vermoorden en dan de hele route naar de tunnel en weer terug kon rijden. Ik weet het exacte tijdstip van overlijden niet, alleen dat het rond etenstijd is gebeurd.’

Matthew vergeleek de tijdstippen waarop Thröstur was vertrokken en teruggekeerd. ‘Hij is tweeënhalf uur nadat hij door de tunnel is gereden, weer teruggekomen.’

‘Dan kan het dus echt niet,’ zei Thóra. ‘Het lijkt me zo goed als onmogelijk, maar ik vind toch dat we hem moeten polsen. Misschien weet hij iets. Wat heb je daar nog meer?’

‘In grote lijnen komt het erop neer dat het personeel hier is gebleven; er staan tenminste maar een paar auto’s op de lijst die van hen zijn. Het is natuurlijk altijd mogelijk dat ik iets over het hoofd heb gezien, maar voor zover ik kan nagaan, hebben maar twee werknemers die dag gebruikgemaakt van de tunnel. Jökull heeft de tunnel genomen en is twee uur later weer teruggereden, dus die komt nog steeds in aanmerking. En dan heeft de politie nog een auto aangekruist die volgens Vigdís van de masseuse is. Zij is tegen de middag vertrokken en niet meer teruggekomen. En er is volgens Vigdís nog een werkneemster aangestreept door de politie. Ze heet Sóldís en ze is hier schoonmaakster. Zij is vlak na de moord vertrokken. Vigdís zegt dat ze zondag haar auto bij een garage in Reykjavík ging neerzetten en dat ze met iemand anders is teruggereden. Ik herken de naam niet, maar zij kan dus elk moment van de dag terug zijn gekomen, omdat we niet weten van wie ze een lift heeft gekregen.’

‘Sóldís is nog maar een meisje. Het lijkt me sterk dat zij er iets mee te maken heeft,’ zei Thóra. ‘Ik heb haar vóór jouw komst kort gesproken en ze leek me een leuke meid. Ik denk trouwens helemaal niet dat we naar vrouwen moeten kijken,’ voegde ze eraan toe. ‘Niet als we ervan uitgaan dat beide moorden door een en dezelfde persoon zijn gepleegd. Vergeet niet dat Birna verkracht is.’

‘Dat kan zijn, maar de politie heeft namen van mannen en van vrouwen aangekruist,’ zei Matthew. ‘We weten per slot van rekening niet of de bestuurder van de auto in alle gevallen ook de eigenaar was. De vrouwen kunnen hun wagen wel aan iemand hebben uitgeleend; de moordenaar kan best in een auto hebben gereden die niet van hem was. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de auto’s van de mannen. We kunnen er niet zonder meer van uitgaan dat zij, alleen omdat ze de rechtmatige eigenaars zijn, ook achter het stuur hebben gezeten.’

‘Nee, dat is waar,’ zei Thóra. ‘Dus dan schieten we hier eigenlijk niet veel mee op, toch?’

‘Nou,’ antwoordde Matthew, ‘ik heb nog wat andere namen op die lijst bekeken, want je weet immers maar nooit waar de politie naar op zoek is.’ Hij bladerde wat verder. ‘Ik zag dat Börkur en Elín vóór de moord allebei in deze richting door de tunnel zijn gereden. Ze zijn niet teruggekomen. En dan is er nog dat meisje, Berta; zij was een uur voor de moord op weg naar Reykjavík en is die dag niet teruggekomen.’

‘Denk je dat de broer en zus de moordenaars zouden kunnen zijn?’ vroeg Thóra. Zij fronste. ‘Daar had ik nog niet eens aan gedacht. Ik kan me alleen niet voorstellen waarom ze die twee zouden willen vermoorden.’

‘Je weet het nooit,’ zei Matthew. ‘O, ja, ik heb Vigdís ook nog naar die oude kerel, Magnús Baldvinsson, gevraagd, en zij zei dat hij hier niet met zijn eigen auto is gekomen — zijn kleinzoon heeft hem gebracht — dus zelfs al zouden we hem tot moord in staat achten, dan nog kan hij die hele dag niet zijn weggeweest.’

‘En dan hebben we nog de vrouw van Bergur,’ zei Thóra peinzend. ‘Het lijkt me zo onwaarschijnlijk dat dit allemaal bij hen voor de deur kon gebeuren zonder dat ze er iets mee te maken hebben. Hij is Birna’s minnaar en vindt toevallig haar lichaam; vervolgens wordt Eiríkur in hun eigen stallen vermoord. Zij had reden genoeg om Birna dood te wensen, ook al zou ik niet weten waarom ze Eiríkur wilde vermoorden.’ Thóra keek Matthew aan. ‘Denk je ook niet dat zij Birna moet hebben vermoord? Vandaag in de stallen was ze behoorlijk overstuur. Heeft ze misschien een medeplichtige gehad die de verkrachting op zijn geweten heeft?’

Matthew haalde zijn schouders op. ‘Ja, dat kan, maar wie? Haar vriend Jökull, misschien?’

Thóra bromde wat en keerde zich naar de computer. ‘Ik verga van de honger,’ zei ze, met een blik op het klokje in de hoek van het scherm. ‘Zullen we gaan kijken of we iets te eten kunnen krijgen? Als we nog langer wachten, ben ik bang dat de keuken dicht is. De computer kan wel even wachten.’

Ze liepen het kantoortje uit. Matthew liet de lijst liggen en Thóra deed de deur achter zich op slot, zodat niemand hem mee kon nemen. Ze was er niet zo zeker van dat de politie haar een nieuw exemplaar zou geven als ze de eerste kwijtraakte, want eigenlijk had ze hem natuurlijk helemaal niet in handen mogen krijgen. En ook al gaven ze die haar wel, dan was de kans klein dat ze weer een exemplaar zou krijgen waarop al die kentekennummers zo handig stonden aangekruist, en dan waren ze weer terug bij af.

‘Ik hoop dat er schaaldieren op het menu staan,’ zei Thóra met een rammelende maag, ‘of misschien gehaktballetjes.’

‘Ik heb meer trek in een stevige sandwich en een biertje,’ zei Matthew. ‘Zolang het maar geen walvisvlees is, en voel je ook vooral niet verplicht om je schaaldieren met mij te delen.’ Hij zweeg toen Thóra zachtjes aan zijn mouw trok. Ze knikte in de richting van een slank meisje dat in gezelschap van een bejaarde dame naar de lobby liep.