‘Op bezoek bij zijn opa misschien?’ opperde Matthew. ‘Of misschien komt hij stemmen werven.’
‘Laten we het hem gaan vragen,’ zei Thóra. ‘Als zijn kentekenplaat klopt, zal hij ons in elk geval de waarheid vertellen.’
Baldvin stond in de foyer te wachten en trommelde intussen ongeduldig met zijn vingers op de balie. Vigdís zat met haar rug naar hem toe op de computer te werken. Thóra hoopte dat ze een fatsoenlijk salaris kreeg, want het leek wel alsof ze dag en nacht achter de balie zat.
‘Neem jij nooit pauze?’ vroeg ze toen ze samen met Matthew op Baldvin af liep. Het leek Thóra beter hem niet rechtstreeks aan te spreken, maar eerst wat met Vigdís te kletsen. Aangezien hij op iets leek te wachten, was het niet waarschijnlijk dat hij meteen weg zou lopen.
Vigdís keek even om naar Thóra. ‘O! Ach, natuurlijk wel. Eigenlijk zou Jónas deze dienst nemen, maar…’ Ze aarzelde. ‘Je weet wel. Het was de bedoeling dat hij nog iemand in dienst zou nemen, maar dat is er nog steeds niet van gekomen.’ Na nog even op het toetsenbord te hebben getikt, draaide zij zich om naar Baldvin. ‘U kunt kamer veertien nemen. Dat is de kamer naast die van uw grootvader.’ Ze overhandigde hem de sleutel.
Thóra wendde zich tot Baldvin. ‘U bent toch Magnús’ kleinzoon? Het raadslid?’
Baldvin schrok. Hij zag er moe uit, wat de treffende gelijkenis met zijn grootvader alleen maar versterkte. Thóra dacht aan de foto’s van Magnús als jongeman en vroeg zich af hoe het moest zijn om exact te weten hoe je er later uit zou zien. ‘Eh, ja, dat ben ik,’ antwoordde hij. ‘Ken ik u?’
Thóra stak hem haar hand toe. ‘Nee, maar ik heb over uw grootvader gehoord. Birna was een vriendin van mij.’ Terwijl ze hem stevig de hand drukte, vroeg ze op de man af: ‘U hebt haar toch ook gekend?’
Baldvin keek alsof hij een vlieg had ingeslikt. Hij slikte moeizaam en wist zich toen te vermannen. ‘Een vriendin van Birna, zegt u? Helaas geloof ik niet dat ik iemand ken die Birna heet.’
‘Echt niet?’ zei Thóra, maar ze besloot niet te veel risico te nemen. Ze hield nog steeds zijn hand vast en voelde dat zijn palm vochtig begon te worden. ‘Weet u dat zeker? U was hier zondag toch ook?’
Baldvin verstijfde, maar ze wist niet of dat door haar stevige handdruk kwam of door de vraag. ‘Ik? Nee, ik denk dat u mij met iemand anders verwart.’ Hij wierp haar een zalvende glimlach toe.
‘Denkt u?’ zei Thóra met geveinsde verbazing. ‘Ik dacht dat ik in de tunnel vlak achter u reed. Misschien vergis ik me.’ Eindelijk liet ze haar greep verslappen en Baldvin rukte zijn hand terug alsof ze lepra had.
‘Dat moet haast wel. Ik was heel ergens anders.’ Hij wendde zich weer tot Vigdís. ‘Bedankt,’ zei hij. Tegen Thóra zei hij, met een parelwitte glimlach, als een echte politicus: ‘Prettig kennis met u te hebben gemaakt.’
‘Insgelijks,’ antwoordde Thóra met een stralend gezicht. Toen hij weg was, draaide ze zich om naar Matthew en fluisterde dringend: ‘Hij liegt dat hij barst.’ Toen vroeg ze aan Vigdís: ‘Weet jij nog of hij hier zondagavond was?’
Vigdís schudde haar hoofd en geeuwde. ‘Nee, ik heb hem pas twee keer eerder gezien,’ zei ze. ‘De dag dat hij zijn grootvader hier kwam afzetten en de avond van de seance.’
Thóra greep de rand van de balie vast. ‘Was hij hier toen ook?’
‘Ja, dat zeg ik toch net?’ zei Vigdís verontwaardigd. ‘Hij at ’s avonds samen met zijn grootvader. En daarna zijn ze naar de seance gegaan. Ik denk dat ze al snel doorhadden dat het niets voor hen was, want ze gingen al vóór de pauze weg.’
Thóra keek veelbetekenend naar Matthew. Hij gebaarde naar Vigdís, die opstond om weg te gaan. Thóra begreep meteen wat hij bedoelde. Ze hield een sleutel in haar hand die identiek was aan het exemplaar dat ze in het bureau op Kreppa hadden gevonden.
‘Is er iets?’ vroeg ze, verbaasd dat zij er nog stonden. ‘Was de kamer voor de kinderen in orde?’
‘O, ja,’ antwoordde Thóra, naar de sleutel starend. ‘Zou ik die sleutel misschien even mogen zien?’ Ze haalde de hare tevoorschijn. ‘Ik heb precies zo’n zelfde gevonden en ik vroeg me af waar hij op past.’
‘Dit is de sleutel van mijn personeelskluisje,’ zei ze, terwijl zij hem terughoudend aan haar liet zien. ‘Als je er een hebt gevonden, moet hij van iemand zijn die hier werkt. Er raakt er wel eens eentje kwijt.’
Thóra vergeleek de sleutels. Ze waren nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Ze gaf Vigdís die van haar terug. ‘Ik denk niet dat hij van iemand van het personeel is,’ zei ze. ‘Weet je misschien of Birna een kluisje tot haar beschikking had?’
Vigdís perste haar lippen op elkaar en dacht na. ‘Voor zover ik weet niet, maar het zou kunnen. De kluisjes zijn nog maar kort geleden geplaatst. Zij heeft ze zelf uitgekozen en besteld. Misschien heeft ze er een voor zichzelf gehouden.’ Vigdís liep om de balie heen. ‘Kom maar mee,’ zei ze, en ze beende weg. ‘Er zijn er niet zoveel, dus we zien snel genoeg of deze sleutel ergens op past.’
Thóra en Matthew volgden Vigdís naar de personeelsruimte, waar één wand werd ingenomen door een rij metalen kastjes.
‘Zal ik maar gewoon beginnen?’ vroeg Thóra, met de sleutel in haar hand.
‘Doe maar,’ zei Vigdís. ‘Nummer zeven kun je overslaan: die is van mij.’
Thóra begon bij het eerste kastje. Ze had niet veel tijd nodig, want de sleutel paste al bij haar derde poging. Bij het omdraaien hoorde ze een zacht klikje. Voorzichtig draaide ze het chromen handvat om en maakte het kluisje open. Met ingehouden adem en een blik op Matthew gluurde ze naar binnen. Bijna onmiddellijk trok ze haar hoofd weer teleurgesteld terug. ‘Leeg. Verdomme.’ Ze deed een stap opzij om hem te laten kijken. Toen hij zijn hoofd naar binnen stak en niet onmiddellijk weer terugtrok, tikte ze ongeduldig op zijn rug. ‘Wat? Zie je iets?’
Matthew draaide zich om, om het hele kastje vanbinnen te kunnen bekijken, ook de bovenkant. ‘Hier zit iets vastgeplakt,’ echode zijn stem in de holle ruimte. ‘Heb je een pincet?’ vroeg hij, terwijl hij weer rechtop ging staan. ‘Als het iets belangrijks is, mogen er natuurlijk geen vingerafdrukken op komen.’
Thóra keek Vigdís aan. ‘Hebben jullie hier een ehbo-doos?’ Toen ze haar hoofd in het kastje stak, zag ze dat er een wit, rechthoekig stukje papier met plakband aan de bovenkant was bevestigd. De randen waren enigszins omgekruld. ‘Wat is dat in vredesnaam?’ vroeg ze zich hardop af, terwijl ze een pincet van Vigdís aanpakte.
Matthew en Vigdís keken hoe ze het plakband probeerde te verwijderen, al zagen ze niet veel meer dan haar rug.
‘Bingo!’ zei ze, terwijl ze zich oprichtte met het witte stukje papier tussen de pincet geklemd. ‘Het is een foto.’ Ze draaide hem om. ‘O!’ Ze liet hem aan de anderen zien.
‘Goeie God!’ riep Vigdís uit. ‘Baldvin Baldvinsson! Ik wist niet dat hij een neonazi was!’
‘Dit is Baldvin niet,’ zei Thóra, terwijl ze de foto op de kantinetafel legde. ‘Dit is zijn grootvader, Magnús. Die foto is jaren geleden gemaakt.’
‘Jezus, die twee lijken sprekend op elkaar,’ zei Vigdís verbaasd. ‘Als ik Magnús was geweest, of Baldvin, had ik die foto mooi weggegooid.’
‘Misschien hebben ze daar de kans niet voor gekregen,’ zei Thóra. Ze wendde zich tot Vigdís. ‘Je mag dit absoluut aan niemand vertellen,’ zei ze.
‘God, nee,’ antwoordde Vigdís. ‘Natuurlijk niet.’ Intussen probeerde ze zich al te herinneren of ze het nieuwe nummer van haar vriendin Gulla bij zich had en bedacht ze hoe laat Kata de volgende ochtend in de schoonheidssalon zou zijn. Maar die waren natuurlijk te vertrouwen. Als je beloofde iets absoluut aan niemand te vertellen, wist iedereen dat hartsvriendinnen daarop een uitzondering vormden.
Ze pakte haar handtas uit haar eigen kluisje en liep terug naar de receptie. In het voorbijgaan legde ze even een hand op Matthews schouder en zei vriendelijk tegen hem dat de mensen in IJsland bijzonder ruimdenkend waren en dat hij zich geen zorgen hoefde te maken over vooroordelen. Matthew keek haar verbijsterd na.