Выбрать главу

30

Dinsdag, 13 juni 2006

Gekleed in een zwarte, met donkerblauw satijn afgezette toga, keek de rechter Thóra streng aan. Hij hield zijn handen onder zijn kin en voor zijn mond, en het was goed mogelijk dat hij op dat moment zijn tong naar haar uitstak, of een geeuw van verveling probeerde te verbergen. ‘Ik verzoek de verdediging om door te gaan,’ baste hij. ‘Dit is bijzonder interessant.’

Thóra glimlachte beleefd. ‘Zoals ik eerder al zei, heb ik door puur toeval dit bewijsstuk in handen gekregen en heb ik de politie daar onmiddellijk van op de hoogte gesteld. Ik wijs het argument van de openbare aanklager van de hand dat ik hen had moeten inlichten alvorens de foto te verwijderen, aangezien ik niet kon weten van welk belang deze voor het onderzoek zou zijn tot ik zag wat erop stond. Teneinde dit te kunnen zien, moest ik hem eerst verwijderen. Ik heb alle voorzorgen in acht genomen om niets te verstoren en heb hem alleen maar aangeraakt met een pincet.’

‘CSI Miami?’ vroeg de rechter en hij haalde zijn handen voor zijn mond vandaan. Hij keek Thóra glimlachend aan.

‘Ja, zo zou je het kunnen noemen,’ zei Thóra, en ze beantwoordde zijn glimlach.

De rechter richtte zich tot de functionaris van het bureau van de districtscommissaris, die had verzocht Jónas in hechtenis te houden. ‘Het lijkt erop dat het bureau van de commissaris geen behoorlijk onderzoek heeft verricht. In plaats van bezwaar te maken tegen de argumenten van de verdediging, kunt u haar beter bedanken voor haar hulp, anders was de foto in kwestie misschien nooit onder de aandacht van de autoriteiten gekomen.’

De functionaris vroeg toestemming om te reageren en stond op. ‘Het is waar dat wij blij zijn met dit bewijsmateriaal en natuurlijk zullen wij deze nieuwe kijk op de zaak onderzoeken. Er is onmiddellijk een agent naar de plaats van handeling gestuurd, ook al is dit gisteravond laat gebeurd, en de foto wordt op dit moment onderzocht.’ Hij schraapte zijn keel. ‘Wij zien echter geen reden alleen op grond van deze gebeurtenissen het verzoek om de verdachte in voorlopige hechtenis te houden, af te wijzen. Zijn alibi is ontoereikend en hij is nog steeds de hoofdverdachte voor deze gruwelijke misdrijven. De foto alleen verandert hier niets aan.’

‘Wat hebt u hierop te zeggen, raadsvrouwe?’ vroeg de rechter aan Thóra.

‘De foto is bij lange na niet het enige bewijsstuk. Baldvin Baldvinsson is op zondag om 17.51 uur door de Hvalfjördur-tunnel gereden. Dat betekent dat hij op tijd op Snaefellsnes kon zijn om de tweede moord te plegen, ook al ontkende hij tegenover mij die rit te hebben gemaakt. De politie beschikt vermoedelijk over een vergelijkbare lijst voor de dag dat Birna is vermoord en ik heb me laten vertellen dat Baldvin Baldvinsson die dag ook in het hotel is geweest. Hij woonde een seance bij die ’s avonds werd gehouden, maar vertrok nog vóór de pauze, hetgeen betekent dat hij alle kans heeft gehad om Birna te vermoorden. De politie is ongetwijfeld in het bezit van e-mails die zijn uitgewisseld tussen Baldvin en Birna, maar ik ben niet in de gelegenheid gesteld die lijst in te zien en hetzelfde geldt voor alle andere bewijsstukken, met uitzondering van de lijst van auto’s die zondag door de tunnel zijn gekomen, die ze zo vriendelijk zijn geweest mij te doen toekomen.’ Vanuit haar ooghoeken zag Thóra Thórólfur onrustig heen en weer schuiven op zijn stoel. Hij zat natuurlijk te popelen om dit verzinsel recht te zetten, maar de enige manier om dat te doen was door toe te geven dat hij de lijst per ongeluk had laten liggen, dus moest hij zich bedwingen.

Thóra vervolgde: ‘Ook wil ik op de mogelijkheid wijzen dat Eiríkur de naam Reykjavík afgekort op de muur heeft willen schrijven, maar er niet in is geslaagd de laatste letter goed te krijgen. De “K” kan per ongeluk een “R” zijn geworden. Laten we niet vergeten dat een dolle hengst intussen bezig was hem dood te trappen. r-e-k zou kunnen verwijzen naar Baldvins positie als gemeenteraadslid van Reykjavík.’

De rechter knikte langzaam. ‘Laten we niet te hard van stapel lopen. Baldvin Baldvinsson is een gemeenteraadslid en zijn grootvader Magnús een voormalig minister, dus we moeten heel voorzichtig zijn met insinuaties dat zij zich schuldig zouden hebben gemaakt aan een ernstig misdrijf. Ik hoef niet uit te weiden over de consequenties als zo’n theorie zonder reden in de openbaarheid zou komen.’

‘Voor mijn cliënt zou het net zo erg zijn om in een dergelijke positie te komen,’ zei Thóra. ‘Ook hij is bijzonder gesteld op zijn goede reputatie.’ Ze dankte Onze-Lieve-Heer op haar blote knieën dat het wachtwoord van Jónas’ computer niet bekend was geworden. ‘Mijn cliënt heeft toegegeven op de donderdag in kwestie met de overledene naar bed te zijn geweest, maar dat was lang voor het vermoedelijke tijdstip van de moord. Dat verklaart zijn vingerafdrukken op haar ceintuur, omdat ze zich die dag niet heeft verkleed — ik ben me althans niet bewust van aanwijzingen dat ze dat wel zou hebben gedaan. Voorts heeft mijn cliënt verteld waar hij zich beide dagen bevond, hoewel er nog geen tijd is geweest om zijn verklaring te bevestigen. In zijn verklaring tegenover de politie heeft hij verzuimd melding te maken van zijn rit naar Reykjavík die zondag, maar dat kunnen we eenvoudig toeschrijven aan een menselijke vergissing.’

De rechter gaf de vertegenwoordiger van het bureau van de districtscommissaris een teken dat hij het woord kon nemen. ‘Deze hele discussie heeft aangetoond,’ zei die laatste, ‘dat het onderzoek van de plaatsen delict nog geenszins is afgerond, aangezien er nog steeds bewijsmateriaal wordt verzameld. Reden te meer derhalve, om de verdachte op dit moment niet in vrijheid te stellen. Wij weten niet welke verdere sporen hij zou kunnen wissen. Hoe interessant de theorie over Baldvin Baldvinsson ook mag zijn, hij lijkt me uiterst onwaarschijnlijk en doet in geen enkel opzicht iets af aan de verdenking op de hier aanwezige persoon. Zo is er bijvoorbeeld geen verband aangetoond tussen Baldvin Baldvinsson en Eiríkur. Wij herhalen derhalve ons verzoek de verdachte nog veertien dagen in voorarrest te houden.’

‘Met betrekking tot Paragraaf I, Artikel 103 van het Wetboek van Strafrecht,’ antwoordde Thóra, ‘achten wij de beschuldigingen jegens mijn cliënt geenszins voldoende onderbouwd, terwijl ook de voorwaarden voor een verzoek zoals vermeld in het artikel ontbreken. Gezien het feit dat wij de vraag hebben opgeworpen van nalatigheid bij het onderzoek van de kant van de politie, wil ik u voorleggen dat het absurd is te veronderstellen dat de verdachte het onderzoek in gevaar zou willen brengen door sporen te wissen, zoals omschreven in Clausule A van het voornoemde artikel. Indien mijn cliënt van het bestaan van de foto had geweten, had hij ruimschoots de kans gehad om die ofwel te vernietigen of in de openbaarheid te brengen. Het is derhalve aantoonbaar onaannemelijk dat hij met het bewijsmateriaal zou knoeien, aangezien hij dat in de afgelopen paar dagen al lang had kunnen doen. Hij heeft dit niet gedaan, zoals de foto bewijst, en daarom vragen wij u de eis van de politie af te wijzen, met een reserveberoep om de geëiste periode van voorarrest te verkorten. Indien dit gebeurt, sta ik erop onmiddellijk toegang te krijgen tot al het bewijsmateriaal waarover de politie beschikt.’

‘Sta mij toe erop te wijzen, Edelachtbare,’ zei de functionaris, ‘dat twee mensen het leven hebben gelaten door de hand van een moordenaar en dat wij een redelijk vermoeden van schuld jegens de beklaagde hebben. Het moge duidelijk zijn dat misdrijven als deze tegen het algemeen belang indruisen, temeer daar nog niet bekend is of de moordenaar zijn slachtoffers op andere gronden uitkiest dan puur willekeurige. Iedereen kan de volgende zijn. Indien niet aan de voorwaarden van Artikel 1 blijkt te worden voldaan, verzoeken wij u de verdachte in hechtenis te nemen op grond van Artikel 2 inzake het algemeen belang.’