De rechter verklaarde de bijeenkomst voor beëindigd en stond op. Hij zei dat hij zich tot de middag op de zaak zou beraden en vervolgens uitspraak zou doen en gelastte hen in de buurt van het gerechtsgebouw te blijven. Toen liep hij, gevolgd door de griffier, de rechtszaal uit.
Thóra wendde zich tot Jónas. ‘Nu is het een kwestie van afwachten en hopen,’ zei ze zachtjes.
‘Wat denk je dat hij gaat zeggen?’ fluisterde Jónas terug. ‘Ik vond je briljant en de stand van de planeten is bijzonder gunstig. Ik kan me niet voorstellen dat ze iets anders zullen doen dan dat belachelijke verzoek om mijn voorarrest te verlengen, te verwerpen.’ Hij keek haar trots aan. ‘Geweldig hoe jij al die nummers van die wetsartikelen zomaar uit je hoofd kende.’
Thóra keek hem glimlachend aan. Eindelijk iemand die haar voordrachten kon waarderen. Op dit moment had ze heel lang gewacht. Alleen jammer dat de man die haar zo ophemelde een verdachte in een moordzaak was en dat hij in één adem de gunstige stand van de planeten noemde. ‘Dat was nog niets,’ zei ze. ‘Je zou me moeten horen wanneer ik over brievenbussen begin.’
Thóra liet zich met een diepe zucht in een van de rieten stoelen voor de foyer van het hotel vallen en legde een zware map met processtukken over de zaak op het tafeltje. Ze waren haar in de arrondissementsrechtbank overhandigd, gewikkeld in een plastic supermarkttasje. ‘Jammer dat het niet gelukt is,’ zei ze tegen Matthew, die naast haar kwam zitten. ‘Zijn voorarrest is met zeven dagen verlengd.’ Ze keek om zich heen. ‘Waar zijn de kinderen?’
‘Die zijn naar die gestrande walvis gaan kijken,’ zei Matthew. ‘Ik weet niet of ze mijn beschrijving helemaal hebben begrepen, dus het kan zijn dat ze voor een smerige verrassing komen te staan.’
Thóra dacht dat hij daar wel eens gelijk in kon hebben. ‘Nee, ze hebben je vast niet goed verstaan,’ zei ze. Ze kende haar kinderen goed genoeg om te weten dat zij geen van beiden veel moeite zouden doen om een rottend dierenkarkas te gaan bekijken, en al helemaal geen walvis. Ze kende Sigga nog niet goed genoeg om te weten of zij ertegen zou kunnen.
Ze tikte op het oranje plastic boodschappentasje. ‘Maar de processtukken heb ik wel,’ zei ze. ‘Thórólfur probeerde het nog te rekken door te zeggen dat hij ze in Reykjavík zo snel mogelijk door iemand zou laten kopiëren, maar de rechter bood de hulp van zijn eigen secretaresse aan, pakte de map en liet kopieën voor me maken. De politieadvocaat had natuurlijk zijn eigen kopie.’ Ze lachte bij de herinnering aan deze kleine, maar zoete overwinning. ‘Ik moet dit zo snel mogelijk allemaal doornemen in de hoop iets te vinden wat we nog niet weten.’
‘Ik hoop dat het niets slechts is voor Jónas,’ zei Matthew. ‘Denk je dat de politie meer bewijsmateriaal tegen hem kan hebben verzameld dan ze hem, of jou, hebben verteld?’
‘Ik kan je verzekeren dat ze tijdens de hoorzitting alles tegen hem in de strijd hebben geworpen,’ antwoordde ze. ‘Het ging hard tegen hard.’ Ze vond niet dat ze overdreef, maar de rechter had in elk geval het voorarrest met een week verkort, dus had ze toch nog iets goed gedaan. Dat hield ze zichzelf althans voor. ‘Die arme Jónas vatte het nieuws niet best op,’ zei ze.
‘Wat had jij dan verwacht?’ zei Matthew. ‘Waar is hij nu?’
‘De politie heeft hem overgebracht naar de gevangenis van Litla-Hraun. Het is zo vervelend dat ze preventief gedetineerden daarheen brengen, want het is een heel eind rijden van Reykjavík,’ zei ze, en ze voegde eraan toe: ‘En hiervandaan nog veel verder.’
‘Moet jij eigenlijk niet terug naar de stad?’ vroeg hij.
‘Eerlijk gezegd zit ik hier beter,’ antwoordde ze. ‘Thórólfur heeft gezegd dat ze Jónas de komende twee dagen nog niet gaan ondervragen. Ze concentreren zich vooralsnog op het onderzoek hier ter plaatse en willen ook eerst de getuigen ondervragen die ze nog niet hebben kunnen vinden. Hij was niet blij met de opmerkingen van de rechter over de manier waarop zij met de plaats delict zijn omgegaan.’
‘Is er hier nog iets te zien dan?’ vroeg Matthew. ‘Het was puur toeval dat we de sleutel van dat kluisje hebben gevonden. Zoveel mazzel hebben we geen tweede keer.’
‘Ik weet het niet. Er zit me iets niet helemaal lekker en dan bedoel ik iets anders dan alle losse eindjes in deze zaak.’ Ze stond op en klemde het plastic tasje tegen haar borst. ‘Ik ga dit snel even doornemen en kijken of er iets in staat wat de zaak helemaal op zijn kop zou kunnen zetten. Ik ben ook nog naar de bibliotheek geweest voor dat boek met volksverhalen, want stel je voor dat het verhaal achter dat ene vers voor een verklaring kan zorgen. Ik denk niet dat ik lang bezig zal zijn, maar het zou fijn zijn als je mijn kinderen, als en wanneer ze terugkomen, er met een nieuwe onmogelijke opdracht op uit zou willen sturen.’
Twee uur later kwam Thóra zonder veel te zijn opgeschoten Jónas’ kantoor weer uit. Ze had elke letter gelezen van de documenten in de dossiermap, die een groot aantal getuigenverklaringen bevatte, en ook samenvattingen van het sporenonderzoek op de plaats delict, twee lijkschouwingsrapporten en de resultaten van tests op de lichamen van de overledenen en hun lichaamsvloeistoffen. De uitkomst van de dna-tests op het sperma dat in Birna’s lichaam was aangetroffen zat niet in de map, maar bij de documenten zat wel een verzoek van die strekking. Er zaten echter wel resultaten bij over de bloedgroep van de bron van het sperma en daaruit bleek dat het afkomstig was van twee mannen. Thóra kon er niet uit opmaken of die ontdekking een kwestie van toeval was of dat er al een vermoeden van bestond toen de test werd aangevraagd. Ze vroeg zich af hoe vaak het voorkwam dat een vrouw op één dag seks had met twee verschillende mannen, tenzij het haar beroep was. Wat haar bevreemdde was een rapport waarin stond dat er naast het sperma nog een andere biologische substantie in Birna’s vagina was aangetroffen, aangeduid als A. barbadensis Mill, A. vulgaris Lam. Thóra noteerde de naam, in de hoop dat Matthew die zou herkennen, al leek dit haar onwaarschijnlijk. Misschien was de substantie door Birna zelf ingebracht, hoewel Thóra zich niet kon voorstellen waarom.
Ze wuifde naar Matthew en liep naar de bar, waar hij een biertje zat te drinken. Ze legde de map neer en ging naast hem zitten. ‘Is er nog steeds sprake van drie kinderen?’ vroeg ze.
‘Het heeft niet veel gescheeld,’ zei hij. ‘Je zoon en dochter zagen lichtelijk groen toen ze terugkwamen van het strand. De aanstaande moeder was de enige die nergens last van leek te hebben. Ik heb colaatjes voor ze besteld bij de bar en die hebben ze mee naar hun kamer genomen om een video te gaan kijken.’
‘Ik maakte me eerder zorgen of ze misschien gezelschap hadden gekregen van een vierde,’ zei ze, terwijl ze de ober wenkte en zelf een cola bestelde.
‘Wees gerust, je bent nog geen oma,’ zei Matthew. Hij klonk met zijn glas tegen het hare en wees toen op de map. ‘Ben je nog iets interessants tegengekomen?’ Hij nam een slokje.
‘Nee, eerlijk gezegd niet. Er worden dingen bevestigd die wij al hadden gehoord of bedacht. Bij beide slachtoffers waren naalden of spelden in de voetzolen gestoken, er was een vos op Eiríkurs lichaam gebonden en volgens de tests die op het beest zijn uitgevoerd was het al enige tijd dood — neergeschoten met een geweer. Helaas heb ik geen verklaring gevonden voor de vraag waarom die vos daar is achtergelaten.’
‘Heb je nog niets gehoord van de lieftallige Bella?’ vroeg Matthew. ‘Zij zou dat toch voor je uitzoeken?’
‘Verdomme, ik was haar helemaal vergeten,’ zei Thóra. Ze pakte haar telefoon, liep een eind de parkeerplaats op en belde snel naar kantoor.
‘Hallo,’ zei Bella op effen toon toen ze opnam. Niet ‘Central Advocaten’, niet ‘Wat kan ik voor u doen?’ — niets waaruit bleek dat de beller een fatsoenlijke advocatenpraktijk aan de lijn had in plaats van een privénummer.