Выбрать главу

‘Woon je hier al lang?’ informeerde ze vriendelijk, terwijl ze plaatsnamen in de eenvoudige woonkamer. Op het eerste gezicht leek Steini’s woning nogal deprimerend. Alles was keurig netjes, maar niets wees erop dat hier iemand woonde: geen schilderijen aan de muren, geen persoonlijke spulletjes, alleen zijn krukken in de deuropening naar de woonkamer, die iets gastvrijer oogde dan de hal. Er stond een vaas met veldbloemen. Thóra veronderstelde dat Berta die had meegebracht, want het leek haar onwaarschijnlijk dat de jongeman in de rolstoel ze had geplukt en in een vaas had geschikt.

‘Ja,’ antwoordde Steini zonder uit te weiden.

‘Goed,’ zei Thóra. ‘Dan zal ik maar meteen ter zake komen. Wij vroegen ons af of je zondagavond door de tunnel bent gereden. Een auto die op jouw naam staat is er rond etenstijd doorheen gekomen.’

Steini zei niets. Zijn hoofd zakte nog iets verder. Opeens zei hij: ‘Ja, dat was ik.’ Het was opnieuw onmogelijk om aan zijn stem te horen wat er door hem heen ging.

‘Mag ik je vragen wat je in Reykjavík hebt gedaan?’ zei ze.

‘Nee,’ antwoordde Steini. Plotseling keek hij op vanonder zijn capuchon en Thóra moest zichzelf in bedwang houden om geen reactie te tonen. ‘Denken jullie dat ik die man heb vermoord?’ vroeg hij. Nu waren zijn gevoelens duidelijk genoeg. Hij was woedend. ‘Is dat soms wat jullie denken?’ Hij duwde zichzelf omhoog uit de rolstoel. Hij slaagde erin zijn evenwicht te bewaren door de leuningen vast te pakken. Een van zijn benen zag er misvormd en verschrompeld uit. Het bestond niet dat een gezond been in zo’n rare hoek kon staan.

‘Nee,’ antwoordde ze haastig. ‘Dat denken we helemaal niet.’ Om haar gêne te verbergen voegde ze er een leugentje om bestwil aan toe. ‘We dachten dat je je auto misschien aan iemand had uitgeleend. We proberen uit te zoeken wie zich waar bevond op het moment dat Eiríkur werd vermoord.’

‘Ik was daar niet eens in de buurt. En trouwens ook niet toen Birna werd vermoord,’ zei Steini, terwijl hij zich weer in de rolstoel liet zakken.

Thóra begon inmiddels aan zijn vreemde stem te wennen en kon nu bijna elk woord verstaan. Hij keek nog steeds kwaad en zijn ademhaling was oppervlakkig en onregelmatig. Thóra hoopte niet dat hij op het punt stond een of andere toeval te krijgen.

‘Bij de boerderij naast het hotel is een oud graf ontdekt,’ zei ze, in de hoop hem te overvallen en zijn woede te bezweren.

‘Eruit,’ zei hij volkomen onverwacht. ‘Ik wil jullie hier niet hebben.’ Hij reed zijn rolstoel in Thóra’s richting.

Hoewel Matthew er geen woord van had kunnen verstaan, zag hij wel dat het onderhoud ten einde was en dat het gesprek een ongunstige wending had genomen. ‘Goed,’ zei hij, ‘we gaan maar weer eens.’ Hij pakte haar hand en trok haar overeind. Toen bedankte hij Steini en liep vervolgens de kamer uit, waarbij hij ervoor zorgde dat Thóra voor hem uit liep.

‘Hij is niet helemaal fris, maar hij lijkt me niet bepaald in staat een moord te plegen,’ zei hij toen hij de deur achter zich dicht had getrokken. Steini had hen niet uitgelaten.

‘Toch zit er een luchtje aan,’ zei Thóra. ‘Zijn reactie op het nieuws dat er een graf is gevonden, was niet helemaal natuurlijk. En wat hij over de tunnel zei trouwens ook niet. Denk je dat hij de moordenaar in bescherming neemt?’

‘Ik betwijfel het,’ zei Matthew, en hij hield het autoportier voor haar open. ‘Als hij de moordenaar niet is, dan moet het Bergur of Baldvin zijn. Volgens jouw theorie koestert Steini een wrok tegen Bergur, omdat hij familie is van degene die zijn ongeluk heeft veroorzaakt, en voor zover wij weten heeft hij geen enkele relatie met Baldvin, dus is het onwaarschijnlijk dat hij een van die twee in bescherming neemt.’

‘Verdomme,’ zei Thóra. ‘Het was zo’n mooie theorie.’ Ze stapte in de auto en wachtte tot Matthew achter het stuur zat. ‘Maar ik ben het wel met je eens dat hij het niet kan hebben gedaan. Hij is er gewoon niet sterk genoeg voor. En over Bergur heb ik ook mijn twijfels. Hij kan naar het hotel zijn gelopen om daar de kano te stelen en naar de inham te varen om Birna te vermoorden, maar het is zo onlogisch. Dan had hij er toch beter naartoe kunnen rijden? Hij had niet eens over dat gat in de weg hoeven rijden, want hij kwam van de andere kant. En wanneer had hij Jónas’ mobieltje dan moeten pakken en dat sms’je naar Birna moeten sturen?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik geloof niet dat hij er iets mee te maken heeft. Baldvin was daarentegen wel in het hotel en hij had dat mobieltje gemakkelijk kunnen pakken. Hij was bij de seance maar is vóór de pauze vertrokken, dus hij kan snel naar de steiger zijn gelopen, de kano hebben gestolen, naar de inham zijn gevaren en Birna hebben aangevallen. Hij had ook een goed motief.’ Thóra’s mobieltje ging over.

‘Hoi. Ik heb het voor je gevonden,’ zei Gylfi. ‘Het is de Latijnse naam voor aloë vera.’

Thóra bedankte hem en hing op. Ze keek naar Matthew, die zijn gordel vastmaakte. ‘Wat?’ vroeg hij, toen hij besefte dat ze naar hem zat te kijken.

‘Waarom zou een vrouw aloë vera in haar vagina doen? Wordt dat als glijmiddel gebruikt?’

Matthew schoot in de lach. ‘Waarom vraag je dat aan mij? Zie ik er zo wereldwijs uit? Je kunt het beter aan je vriendin de sekstherapeute vragen, in plaats van aan mij.’ Hij reed achteruit de parkeerplaats af. ‘Toen we weggingen stond Baldvins veritas-auto nog bij het hotel geparkeerd,’ zei hij. ‘Zullen we een praatje met hem gaan maken?’

‘Goed idee,’ lachte Thóra. ‘Van hem kunnen we wel verwachten dat hij de waarheid spreekt, denk je ook niet?’

Matthew draaide aan het stuur en reed het grindpad af. ‘Zeker weten. Hij is per slot van rekening politicus.’

33

Matthew klopte hard op de deur van Magnús’ hotelkamer. Bij Baldvin had niemand opengedaan en nu hoopten Thóra en Matthew dat hij bij zijn grootvader was. veritas stond buiten op zijn vaste plek, dus moesten ze nog ergens in de buurt zijn. Thóra stond net in haar handen te wrijven toen ze een geluid vanuit de kamer hoorden. De deur ging open en daar stond Magnús voor hen. Toen hij zag wie zijn bezoekers waren, verscheen er een norse uitdrukking op zijn gezicht, maar hij zag er te vermoeid uit om hen te kunnen intimideren. ‘Wat komen jullie hier doen?’ beet hij hen toe.

‘We waren eigenlijk op zoek naar Baldvin,’ zei Thóra beleefd. ‘Is hij hier?’

‘Wie wil dat weten?’ riep een andere stem vanuit de kamer.

‘Het zijn de advocaat en die Duitser,’ antwoordde Magnús, met zijn magere hand nog op de deurklink.

‘Laat maar binnen,’ zei Baldvin. ‘We hebben niets te verbergen.’

Magnús opende de deur nu helemaal.

‘Ga zitten,’ zei Baldvin, en hij gebaarde naar twee stoelen. Hij ging zelf op een derde stoel zitten, terwijl zijn grootvader het met het bed moest doen. ‘Wat kunnen wij voor jullie doen?’ vroeg hij, met zijn armen op de tafel rustend. Thóra keek als gebiologeerd naar zijn grote, sterke handen en dacht aan Thrösturs opmerking dat je veel kracht nodig had om te kanoën. Het zou Baldvin zeker geen moeite kosten, zelfs niet op ruwe zee.

‘Ik wilde alleen antwoord op een paar vragen,’ zei Thóra, die heen en weer schoof op haar stoel. ‘U weet waarschijnlijk dat ik juridische bijstand verleen aan Jónas, de hoteleigenaar. Hij zit momenteel in hechtenis, mijns inziens onterecht, voor de moorden die hier zijn gepleegd.’

‘Dat wisten we allemaal al,’ snauwde Magnús. ‘Als u hier bent om te proberen een van ons voor die moorden te laten opdraaien, dan bent u aan het verkeerde adres. Baldvin en ik hebben daar niets mee te maken. Over het algemeen arresteert de politie de juiste persoon, dametje. Misschien moest u dat maar eens leren accepteren, in plaats van ons steeds lastig te vallen.’