Выбрать главу

‘Kom, kom,’ zei Baldvin tegen zijn grootvader, met een verontschuldigend glimlachje naar Thóra. ‘We hebben allebei een beetje de pest in dat we niet naar huis kunnen. De politie heeft ons verzocht hier te blijven, omdat ze nog met ons willen praten. Ik kan niet beoordelen of die Jónas al dan niet schuldig is, maar net als mijn grootvader kan ik u wel met een gerust geweten vertellen dat wij er niets mee te maken hebben. Kom maar op met uw vragen, dan kunnen wij u misschien overtuigen.’

‘Wat kwam u hier zondagavond doen?’ vroeg Thóra op de man af. ‘Er is met uw wagen door de Hvalfjördur-tunnel gereden.’

Baldvin leunde naar achteren in zijn stoel en haalde zijn armen van tafel. ‘U windt er geen doekjes om,’ zei hij. ‘Ik ben hier niet naartoe gekomen om die arme man te vermoorden, als u dat soms bedoelt.’

‘Wat kwam u dan wel doen?’ wilde Thóra weten. ‘U hebt toch niet dat hele eind gereden omdat u uw grootvader even wilde zien?’

‘Nee,’ zei Baldvin. ‘Ik kan u alles uitleggen — ik heb besloten om alles eerlijk op te biechten. Ik mag dan niet trots zijn op wat ik hier kwam doen, maar ik zal niet proberen het te verbergen.’ Hij ging rechtop zitten. ‘Ik heb begrepen dat u de foto hebt gevonden en de politie heeft mij verteld dat u op de hoogte bent van Birna’s poging mij te chanteren om de prijsvraag voor het nieuwe busstationproject te winnen.’ Thóra knikte. ‘Die vrouw was buitengewoon hebberig,’ zei hij, en hij voegde er haastig aan toe: ‘Ik zeg niet dat iemand haar daarom maar moest vermoorden. Absoluut niet. Ze belde me; ze mailde me; kortom, ze liet me geen moment met rust. Ze deed hetzelfde bij mijn grootvader, die uiteindelijk zijn revalidatieprogramma afbrak om hiernaartoe te komen en te proberen haar op andere gedachten te brengen. Hij was er kapot van dat zijn verleden opeens een bedreiging voor mij bleek te zijn.’

‘Dat is heel triest,’ merkte Thóra sarcastisch op, ‘maar nu hebt u mij nog steeds niet verteld wat u hier zondag kwam doen.’

‘Ik was hier om in te breken in Birna’s kamer,’ gaf Baldvin ronduit toe. ‘Ik had gehoord dat de politie de kamer nog niet grondig had doorzocht en ik hoopte er de foto te vinden. Maar die lag er niet.’

‘En donderdag?’ vroeg Thóra. ‘Toen hebben u en uw grootvader de seance direct na aanvang verlaten en zijn niet meer teruggegaan. Wat is er toen gebeurd?’

Baldvin glimlachte en gebaarde naar zijn grootvader. ‘Grootvader was niet in orde. Hij voelde zich niet lekker en daarom zijn we weggegaan. Die seance interesseerde ons trouwens toch niet bijzonder en we waren alleen maar gegaan omdat we hoopten dat Birna er zou zijn.’

‘Kan iemand dat bevestigen?’ vroeg Thóra.

‘Jazeker,’ antwoordde Baldvin opgewekt. ‘Ik heb grootvader naar zijn kamer gebracht en een arts gebeld. Ik kreeg het telefoonnummer van een collega van hem die dienst had en die is toen gekomen. Ik geloof dat hij hier om een uur of negen was en tegen tienen weer wegging.’

Thóra begreep meteen dat dit hen allebei uitsloot als verdachte — in elk geval voor de moord op Birna. De naam van de arts hoefde ze niet te vragen; dat mocht Thórólfur allemaal uitzoeken. ‘Juist, ja,’ zei ze, met een blik op Matthew. ‘Nou, volgens mij was dat het wel.’ Ze stond op. ‘Hoewel, ik heb nog één ding. Ik moet u eigenlijk vertellen, Magnús,’ zei ze, ‘dat hier binnenkort het skelet van een kind zal worden gevonden. Ik denk dat dit kind, de kleine Kristín, uw dochter was, die u hebt verwekt bij Gudný Bjarnadóttir.’

‘Wat?’ vroeg de oude man met schorre stem. ‘Mijn dochter?’

‘Ja, de dochter over wie Gudný u heeft geschreven,’ zei Thóra, op goed geluk. ‘Ik denk dat Grímur, Bjarni’s broer, die op de naburige boerderij woonde, het kind heeft vermoord om ervoor te zorgen dat hij en niet u de bezittingen van zijn broer zou erven.’

‘Ik? Erven?’ echode Magnús, met een asgrauw gezicht. Het viel Thóra op dat hij het bestaan van een brief niet ontkende.

‘In feite,’ viel ze hem in de rede, ‘denk ik dat u uw recht op de nalatenschap hebt verspeeld door de kwestie te laten voor wat hij was. U wist van het bestaan van het kind en u had de erfenis destijds moeten opeisen. Er zijn nog veel meer dingen die u had moeten doen. Zo had u bijvoorbeeld navraag kunnen doen naar wat er met het kind is gebeurd, of haar als uw kind kunnen erkennen.’ Ze liep naar de deur, op de voet gevolgd door Matthew. ‘Als u uw plicht had gedaan, had er nu misschien geen klein skelet in de kelder gelegen.’

‘Maar…’ zei de oude man en zijn stem stierf weg. Baldvin zei niets en zat alleen maar met een ondoorgrondelijke blik naar zijn grootvader te kijken. ‘Hoe kunt u dat zeggen?’ wist Magnús eruit te krijgen.

In de deuropening draaide Thóra zich om. ‘Omdat Grímur, als hij had beseft dat Kristín een vader had die van haar bestaan wist, niet in staat was geweest haar zomaar te laten verdwijnen.’ Ze keek de beide mannen glimlachend aan. ‘Goedendag. Prettig met u kennis te hebben gemaakt.’ Ze heten hun gastheren als versteend achter.

‘Dan hebben we nu alleen Bergur nog,’ verzuchtte Thóra, zodra ze buiten stonden. ‘En eigenlijk is hij de minst waarschijnlijke verdachte van allemaal. Ik zie hem niet in een kano stappen als dat niet absoluut noodzakelijk zou zijn, laat staan dat hij spelden in iemands voetzolen zou steken.’

‘Het leven zit vol verrassingen,’ zei Matthew, en hij legde een hand op haar schouder. ‘Wie zou bijvoorbeeld hebben gedacht dat ik zou vallen voor een vrouw die vieze gympies draagt?’

Thóra keek naar haar voeten en grijnsde. Haar gympen zagen er nogal smoezelig uit vergeleken bij Matthews keurig gepoetste schoenen. ‘Misschien wel dezelfde persoon die zich kon voorstellen dat ik zou vallen voor een man met een schoensmeerfetisj.’

Thóra liep te ijsberen en probeerde vergeefs haar denkprocessen op gang te brengen. Zij en Matthew waren teruggegaan naar haar kamer, waar ze inspiratie hoopte op te doen. Ze beende heen en weer langs het bed, terwijl Matthew op zijn gemak een biertje zat te drinken in de leunstoel bij het raam. ‘Het moet Bergur zijn. Hij is de enige die we nog overhebben,’ zei hij, terwijl hij zijn glas neerzette. ‘Tenzij het Jónas is.’

Thóra zuchtte. ‘Als dat zo is, hebben we het goed verknald.’ Ze woelde met haar handen door haar haren en begon weer te lopen. ‘Is er echt geen andere mogelijkheid?’

‘Dat lijkt me niet, we zijn door de mannen heen. De enigen die nog over zijn, zijn Bergur en Jónas.’

‘Jammer dat de moordenaar geen vrouw kan zijn,’ zei Thóra. ‘Ik zag Rósa en Jökull al helemaal voor me als een soort Bonnie en Clyde. Hoewel dat al een stuk minder werd toen bleek dat ze broer en zus zijn.’ Opeens bleef ze staan en keek Matthew aan. ‘Heb jij wel eens gehoord van een criminele broer en zus?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, nog nooit. Alleen broers. De Kray-tweeling bijvoorbeeld. Maar nooit een broer en een zus.’

‘Is het absoluut uitgesloten dat Rósa Birna na de verkrachting is tegengekomen en haar toen heeft vermoord?’ vroeg Thóra zich hardop af. ‘Nee, dat slaat ook nergens op,’ vervolgde ze.

Er werd op de deur geklopt. Aangezien ze verwachtte dat het een van de kinderen was, keek Thóra enigszins verbaasd op toen Stefanía voor de deur stond.

‘Hallo,’ zei de sekstherapeute, met een nerveus glimlachje. ‘Ik wilde je iets geven. Ik hoopte eigenlijk dat je uit jezelf naar me toe zou komen, maar blijkbaar gaat dat niet gebeuren.’ Ze wipte van de ene voet op de andere en hield haar handen op haar rug, zodat Thóra zich afvroeg wat ze daar verborgen hield. ‘Ik kan jullie helpen,’ zei Stefanía, nog steeds glimlachend.

Thóra voelde een knoop in haar maag. Dat mens kwam haar en Matthew toch geen adviezen geven over veilige seks? Ze slikte het speeksel door dat zich opeens in haar mond verzamelde. Ze kon zich achter taalproblemen verschuilen, of zeggen dat het een misverstand was, maar dat zou niet meevallen. ‘Dat is heel aardig van je,’ was het enige wat ze kon uitbrengen. Ze bleef in de deuropening staan, bang dat Stefanía binnen zou komen en een verhaal tegen Matthew zou afsteken over aids.