Выбрать главу

Misschien was dat wel precies waarom ze hem zo leuk vond.

Opeens hoorde ze ergens in de kamer een vaag gerinkel en spitste haar oren om vast te stellen waar haar mobieltje lag. Eindelijk vond ze het in haar tas. Ze nam snel op. ‘Hallo,’ fluisterde ze, en ze liep met de telefoon naar de badkamer om Matthew niet wakker te maken.

‘Mam,’ gilde Gylfi, ‘Sigga gaat dood!’

Thóra sloot haar ogen en bracht haar hand naar haar voorhoofd. Ze had Sóley achtergelaten bij Gylfi en Sigga — voornamelijk om met Matthew alleen te kunnen zijn op zijn laatste avond in IJsland. Binnenkort zouden die twee samen een baby hebben, dus moesten ze toch in staat zijn een nachtje op een zesjarige te passen, en tot dusver had niets erop gewezen dat Sigga al zou gaan bevallen.

‘Gylfi, lieverd,’ zei ze, ‘ze gaat niet dood. De baby komt eraan.’ Op de achtergrond hoorde ze Sigga kreunen. ‘Heeft ze veel pijn?’

‘Ze gaat dood, mam,’ zei haar zoon. ‘Echt waar. Hoor zelf maar.’ Het gekreun werd luider en hield toen plotseling op. ‘Het komt en gaat,’ voegde hij eraan toe.

‘Ze heeft weeën, lieverd,’ zei Thóra, kalmer dan ze zich in werkelijkheid voelde. ‘Ik kom eraan. Kleed je aan en je zusje ook. Als Sigga zich in staat voelt zich aan te kleden, zou dat mooi zijn, maar anders kan ze zo ook mee.’ Thóra opende de badkamerdeur en liep de slaapkamer weer in. ‘Heeft Sigga haar moeder al gebeld? Is ze al onderweg?’ vroeg ze, terwijl ze haar kleren aantrok.

‘Nee,’ zei Gylfi resoluut. ‘Sigga wil dat ik haar bel, maar dat doe ik niet, hoor. Het is een verschrikkelijk mens.’

Thóra kon hem geen ongelijk geven, maar drong er toch op aan dat hij zou bellen, aangezien Sigga’s ouders hun dochter ongetwijfeld wilden bijstaan. Voor Sigga’s vader en moeder zou het de bekende druppel zijn als Gylfi hen niet tijdig op de hoogte bracht.

‘Ik kom er in elk geval zo aan,’ zei ze. ‘Zorg dat jullie klaarstaan. Als zij Sigga willen komen oppikken, dan kunnen ze dat doen. Jij moet zelf weten of je met hen wilt meerijden of met mij en Sóley.’ Ze hing op en ritste haar rok dicht. Hoewel het eigenlijk niets voor haar was, had ze zich extra mooi aangekleed voor de gelegenheid — compleet met hoge hakken. Ze had willen vieren dat er een eind aan de zaak was gekomen en van haar laatste avond met Matthew willen genieten. Ze keek naar haar panty, die over de tv hing. Ze grimaste, maar besloot toen dat ze hem toch maar liever aantrok dan haar griezelig witte benen te moeten laten zien.

‘Matthew,’ zei Thóra, en ze stootte hem zachtjes aan, ‘ik moet weg. Sigga heeft weeën.’

Matthew, die op zijn buik lag, tilde zijn hoofd van het kussen en knipperde slaperig met zijn ogen. ‘Wat?’

‘Ik moet naar het ziekenhuis,’ zei ze nogmaals. ‘Sigga gilt moord en brand, dus het zal wel niet lang meer duren. Ik bel je wel om te laten weten hoe het gaat.’

Thóra reed sneller naar huis dan normaal. Toen ze haar straat in draaide, glimlachte ze bij de herinnering aan hoe Gylfi en Sigga hun onwetendheid hadden verraden toen ze het over de bevalling hadden gehad. Sigga had al een paar keer de wens uitgesproken om onder water te bevallen, of staande, in de vrije natuur, of in stilte, net als de vrouw van Tom Cruise, afhankelijk van wat ze die dag op internet had gelezen. Al die idyllische bevallingen vonden plaats zonder enige vorm van pijnbestrijding, maar Thóra had zo het idee dat daar wel verandering in zou komen wanneer het meisje met de werkelijkheid werd geconfronteerd. Na de eerste bijeenkomst van een cursus voor aanstaande ouders hadden ze allebei geweigerd nog een keer te gaan. Sigga had de verloskundige geshockeerd door te informeren of ze in de verloskamer wel mtv hadden.

‘Ik ben thuis!’ riep Thóra toen ze binnenkwam, maar ze slaagde er niet in boven Sigga’s gejammer uit te komen. Ze zou vast niet welkom zijn in een verloskamer van de scientology.

‘Er is iets niet in orde,’ riep Gylfi zodra hij zijn moeder zag. ‘Volgens mij probeert de baby er van opzij uit te komen.’

‘Nee, hoor,’ zei Thóra. ‘Helaas moet ik je mededelen dat het zo nu eenmaal gaat.’ Ze liep naar Sigga, die met haar hoofd in haar handen in de eetkamer zat.

‘Het komt natuurlijk omdat ze van die smalle heupen heeft,’ zei Gylfi bezorgd. ‘Iedereen zegt dat de bevalling dan extra moeilijk is.’

‘Het zijn niet de heupen die in dit proces het knelpunt vormen, lieve schat. Dat begint pas een stukje lager.’ Ze boog zich over Sigga heen. ‘Goed in- en uitademen, Sigga,’ zei ze. ‘Oké, laten we maar gauw naar de auto gaan. Zijn de vliezen al gebroken?’

Sigga staarde Thóra niet-begrijpend aan. ‘Vliezen?’

‘Kom op,’ zei Thóra, en ze sloeg monter haar handen ineen, ‘daar kom je zo wel achter.’ Ze hielp Sigga het huis uit, terwijl Gylfi zich vooruit haastte om het portier voor ze open te houden.

Sóley had geen idee wat er gaande was en liep er slaapdronken achteraan. ‘Als ze je een ruggenprik aanbieden, Sigga, dan zeg je gewoon ja. Dat is tegenwoordig helemaal in,’ zei Thóra, terwijl ze Sigga hielp om op de achterbank van de suv te gaan liggen. Eigenlijk had ze al besloten de wagen samen met de caravan te verkopen om haar schulden te kunnen aflossen, maar de suv was veel groter dan haar oude karretje en ruim genoeg voor het hele gezin.

Thóra ging achter het stuur zitten en startte de motor. Net toen ze achteruit de oprit af wilde rijden, gaf Sigga een gil en trapte ze keihard op de rem. Gylfi en Thóra keken over hun schouder. Ze zuchtte. Ze zou iets van de prijs af moeten halen, nu de achterbank doorweekt was met vruchtwater.

Sóley zat met haar benen te zwaaien. Veel meer had ze in de wachtruimte niet te doen. Thóra constateerde weer hoe lief ze toch was, aangezien ze al bijna drie uur in het kleine kamertje zaten te wachten. De aanwezigheid van Sigga’s vader, die amper een woord zei en Thóra alleen maar een indrukwekkende verscheidenheid aan geringschattende blikken toewierp, maakte het er niet veel beter op. Thóra was dus blij toen haar telefoon ging en de beklemmende stilte werd doorbroken. Ze nam op en liep even de gang op om te praten.

‘Hallo Thóra, je spreekt met Lára, de grootmoeder van Sóldís, op Snaefellsnes,’ zei de vriendelijke stem van de oude dame. ‘Ik hoop niet dat dit een ongelegen moment is.’

‘Nee, helemaal niet,’ antwoordde Thóra. ‘Ik ben blij iets van je te horen. Ik wilde je zelf al bellen, omdat ik je niet meer heb kunnen spreken voordat ik wegging.’ Er waren vijf dagen verstreken sinds de arrestatie van Berta en Steini en Thóra had het druk gehad met het afwerken van de losse eindjes en het wegwerken van het achterstallige werk dat zich op kantoor had opgehoopt. Gelukkig had Jónas besloten geen juridische stappen tegen Elín en Börkur te ondernemen, toen eenmaal was gebleken dat Berta al die tijd de ‘geest’ was geweest. ‘Je weet natuurlijk dat ze Kristín hebben gevonden.’

‘Ja, daarom bel ik je eigenlijk,’ zei Lára. ‘Ik bel je in feite om twee dingen. Ik heb geregeld dat ze naast haar moeder wordt begraven en ik hoopte dat je naar de begrafenisplechtigheid wilde komen. Het is tenslotte dankzij jou dat ze is gevonden. Ik denk niet dat haar familie en masse zal komen opdraven en ik vind het toch belangrijk dat niet alleen ik en de dominee erbij zijn.’

‘Ik zou het als een grote eer beschouwen,’ zei Thóra van harte.

‘Mooi zo,’ zei Lára. ‘Zodra er een datum vaststaat laat ik het je weten.’ Ze schraapte zachtjes haar keel. ‘En dan is er nog iets. De politieman die de zaak heeft behandeld is bij me geweest.’

‘Thórólfur?’ zei Thóra, verbaasd. ‘Wat kwam hij doen?’

‘Hij kwam me een brief brengen, of liever gezegd een kopie van een brief,’ antwoordde Lára. ‘Een brief die er zestig jaar over heeft gedaan om mij te bereiken. Hij is afkomstig van Gudný.’

‘Waar hebben ze die gevonden?’ vroeg Thóra. Ze was stomverbaasd. ‘In de kolenkelder?’