Выбрать главу

Een tijdlang zwegen wij. Ik keek door het raam naar buiten.

“Ik heb,” zei ik na een poosje, “nog een oude kennis van u ontmoet. U zult zich haar nog wel herinneren. Ze heet…ze heet Martha Carrier.”

“Martha Carrier,” herhaalde hij hees.

“Ja,” zei ik, “zo noemde u haar.”

Hij schoof onrustig in zijn bed heen en weer.

“U kent haar toch,” drong ik aan.

Hij beet op zijn onderlip en de hand op de map balde zich tot een vuist. Ik zag de knokkels wit worden.

“Die heks,” zei hij verbeten, “die kleine heks.”

Zijn gezicht vertrok in een machteloze woede en zijn ogen vulden zich met tranen.

Een verpleegster tikte mij op mijn schouder. “U moet nu gaan,” zei ze.

Aarzelend stond ik op en met de map onder mijn arm liep ik schoorvoetend weg. Aan het einde van de zaal keek ik nog even om. Dominee Kater lag met zijn hoofd diep in de kussens. Zijn lichaam schokte…

Vanuit het ziekenhuis liep ik naar het mij vertrouwde koffiehuisje in de binnenstad. Ik zocht een plekje achter in de zaak en bekeek de inhoud van de map. Er was een afschrift van een testament, een bankrekening, eigendomspapieren van de villa in Blaricum en een kort briefje.

Meneer Versteegh,

Ik weet niet of ik in staat zal zijn u tijdig te verwittigen. Mocht dit niet zo zijn, dan zal de notaris u wel inlichten over de condities, die verder ook in het testament zijn opgenomen.

T. Kater.

Het testament bepaalde dat hij de villa aan mij vermaakte en dat ik bovendien een jaarlijkse toelage ontving van tienduizend gulden, te betalen uit de rente van zijn vermogen dat na mijn dood aan een vereniging tot bescherming van dieren toeviel. Er waren slechts twee condities: ik moest de katten verzorgen en mijn intrek nemen in de villa. Dat was alles. Ook de tuinman werd in het testament genoemd. Verder waren er geen begunstigden. In de stukken werd met geen woord gerept over Marie Buter en Charly Kater. Ook las ik nergens een uitleg omtrent zijn reïncarnatiegedachte.

De overdacht dat het testament er van uitging dat Marie Buter en Charly Kater waren gestorven, maar wettige bewijsmiddelen ontbraken. Dit testament zou niet uitvoerbaar zijn, wanneer de dood van hen beiden niet wettelijk vaststond. Ik vroeg mij af of dominee Kater dit had voorzien. Wat was zijn diepere bedoeling? Wilde hij een onderzoek naar de dood van zijn vrouw en kind en had hij daarom een rechercheur als erfgenaam gekozen? Het testament was een stimulans. Met een villa en een jaarlijkse toelage van tienduizend gulden in het vooruitzicht, was het de moeite waard om naar een paar lijken te gaan zoeken.

Het moest dan maar gebeuren. Ik had liever nog wat gewacht, tot ik wat meer omtrent de motieven wist, maar het had eigenlijk geen zin om het nog langer uit te stellen.

Ik parkeerde mijn wagen pal bij de Bloedsteeg en slenterde het straatje in. Langzaam besteeg ik het trapje van Bloedsteeg nummer 8. Op de eerste etage bracht ik een bezoek aan de vrouw met het warrige hoofd en bekeek de inrichting van haar woninkje. Toen ik voldoende zekerheid had, ging ik een trapje hoger.

Eén voor één bracht ik mijn katten naar mijn wagentje en sloot ze daarin op. Ik wilde ze geen getuige laten zijn. Waarom zou ik de dieren schokken?

Nadat ik Charly als laatste had weggebracht, ging ik in de stoel van Marie zitten. Ik hijgde zwaar. Ik had dertien maal de trappen op en af gelopen en voelde me moe. Langzaam bracht ik mijn ademhaling weer op gang en stak een sigaret op.

Ik wist zo ongeveer waar ik moest zoeken. De indeling van de etagewoninkjes was in de regel gelijk, maar in het woninkje van de vrouw met het warrige hoofd was tussen de schoorsteen en het raam een ingebouwde kast. Die kast ontbrak in het kamertje van dominee Kater.

Een tijdlang keek ik naar het vergeelde behang. Het was keurig gedaan. Er waren geen afscheidingen te zien. Buiten, ergens verderop, speelde een orgel. Flarden van muziek drongen door de kieren van het raam.

Traag stond ik op en schoof het bed opzij.

Toen ik de plek had afgetast pakte ik mijn zakmes en stak het lemmet in het behang. De jute kraakte. Voorzichtig trok ik het mes omlaag. Ongeveer een meter verder stak ik het mes opnieuw in het behang. Het kraken van de jute klonk onheilspellend. Toen ik de twee verticale sneden had gemaakt, wachtte ik even. Wanneer ik nu nog van boven een dwarssnede maakte, zou de reep behang omlaag vallen. Ik wist zo ongeveer wat mij te wachten stond. Toch huiverde ik en de hand waarin ik het mes hield trilde.

Mijn aarzeling duurde maar kort. Ik klemde mijn lippen op elkaar en met een woeste haal sneed ik het behang van boven los. Traag, als aarzelde het nog om het geheim prijs te geven, zakte het op jute geplakte papier naar beneden. Ontzet deinsde ik terug. Over elkaar heen geperst in een kleine ruimte, lagen de halfvergane lijken van Marie Buter en Charly Kater.

Toen ik mij voldoende had hersteld, pakte ik mijn zakboekje, tekende een schetsje en maakte enige aantekeningen. Daarna verliet ik het kamertje. In het cafeetje op de hoek belde ik de commissaris.

17

Ik wachtte zijn komst niet af, maar liep naar de auto en reed weg.

Na een kwartiertje was ik de stad uit.

De katten voelden zich prettig. Reikhalzend keken ze naar het voorbijglijdend landschap. Charly zat naast me op de voorbank. Zo nu en dan knipoogde hij vriendelijk.

Bij de villa heerste een grote bedrijvigheid. Een timmerman hamerde aan de luiken en werklieden sjouwden met oude meubelen.

Ik had de andere weg ontdekt en parkeerde dicht bij het huis. De oude tuinman liep wat verloren rond. Toen hij mij zag, kwam hij naar mij toe.

“Ze breken alles af,” zei hij. “Ze halen de betimmering weg voor hun leidingen en trekken het behang van de muren.”

Ik knikte. “Ik heb je toch gezegd dat ik de villa opnieuw ging bekleden. Het oude behang stinkt. Het zou je verbazen hoeveel stof en vuil zich daarachter verzamelt.”

Charly was uit mijn wagentje gesprongen. De andere katten volgden. Ze liepen met doorgezakte poten — sluipend — en roken aan de klompen van de tuinman.

Hij pakte een van hen op. Het dier liet zich gewillig aaien.

“Wat wilt u met die katten,” zei hij.

“Ze blijven hier, net als ik.”

“U?”

“Ja.”

“Bent u werkelijk van plan om hier te gaan wonen?”

Hij leek verheugd.

“Ja,” zei ik, “dat ben ik van plan.”

De oude zuchtte. “Daar ben ik blij om,” zei hij, “echt blij. Het werd tijd dat de villa weer werd bewoond. Het huis heeft te lang leeggestaan.”

“Wilt u…” vroeg ik, “wilt u voor de tuin blijven zorgen?”

De oude lachte. “Graag.”

Hij keek mij onderzoekend aan. Zijn hoofd een beetje schuin.

“Rozen?”

Ik glimlachte. “Ja, rozen.”

De volgende morgen wandelde ik op mijn gemak naar het dorp.

Omdat de villa nog niet op orde was, had ik in het huisje van de tuinman geslapen. Ik had tot diep in de nacht met de tuinman zitten praten.

Er was mij veel duidelijk geworden, maar er bleven nog vele vragen onbeantwoord.

Vanuit het postkantoortje belde ik het bureau. Ik had de commissaris gevraagd, de zaak aan collega Birens over te dragen. Hij had vloekend toegestemd.

Birens was er niet. Ik werd doorverbonden naar het sectielokaal.

Het duurde geruime tijd, voordat ik hem aan de lijn had.

“Zeg,” vroeg ik, “weten we al wat?”

“Dokter Benard is nog bezig,” zei hij, “maar als zijn voorlopige conclusie kan ik je zeggen dat de vrouw vermoedelijk wel een natuurlijke dood is gestorven. De jongen is zonder twijfel vermoord. Zijn hersenpan is ingeslagen.”