Teela’s lach verbaasde hem. Vluchtig dacht hij aan de miljoenen grappen die zij nooit had gehoord, aan de heel, heel oude die niemand meer vertelde. Van de miljoenen grappen die Louis Wu uit zijn hoofd kende, was waarschijnlijk negenennegentig procent uit de tijd. Verleden en heden laten zich slecht vermengen.
‘Je lijkt op een meisje dat ik vroeger heb gekend,’ zei hij. ‘Ooit gehoord van Paula Cherenkov?’
‘Tekent ze cartoons? Geboren in Boston?’
‘Ja. Woont tegenwoordig op Tisgelukt.’
‘Mijn betovergrootmoeder. We zijn een keer bij haar op bezoek geweest.’
‘Ze bezorgde me een zwaar geval van harteboeienis, lang geleden. Jij zou haar tweelingzusje kunnen zijn.’
Teela grinnikte en de trilling van haar lach zette zich op aangename wijze voort langs Louis’ ruggegraat. ‘Ik beloof dat ik je geen harteboeienis zal bezorgen als je me vertelt wat het is.’
Louis dacht na over wat ze zei. Het was een kalme, vredige ochtend. Als hij nu in slaap viel zou hij pas twaalf uur later weer wakker worden. Hij voelde zich licht in zijn hoofd: vermoeidheids verschijnselen. Teela’s schoot was een genoeglijk plekje voor zijn hoofd. Zijn gasten waren voor de helft vrouwen, en in de jaren die achter hem lagen waren er heel wat zijn vrouw of maîtresse geweest. In de eerste fase van zijn feest had hij zijn verjaardag privé gevierd met drie vrouwen, die heel belangrijk waren geweest voor hem en omgekeerd.
Drie? Vier? Nee, drie. En nu leek hij wel immuun voor harteboeienis. Tweehonderd jaar hadden te veel littekens op zijn persoonlijkheid achtergelaten. En nu liet hij zijn hoofd nadenkend rusten in de schoot van een vreemde vrouw, die er precies zo uitzag als Paula Cherenkov.
‘Ik werd verliefd op haar,’ zei hij. ‘We kenden elkaar al jaren. We waren zelfs samen uitgeweest. En toen, op een avond, raakten we aan de praat en barn. Ik was verliefd. Ik dacht dat zij ook van mij hield.
Die nacht gingen we niet naar bed — niet samen, bedoel ik. Ik vroeg haar ten huwelijk. Ze weigerde. Ze was bezig aan een carrière. Ze had geen tijd om te trouwen, zei ze. Maar we spraken af dat we een week naar het Nationaal Park Amazone zouden gaan, als een soort pseudo-huwelijksreis. De week daarop was het niets dan hoogtepunten en dieptepunten. Ik had de kaartjes al gekocht en het hotel gereserveerd. Ben jij ooit zo voor iemand gevallen dat je tegen jezelf zei dat je hem niet waard was?’
‘Nee.’
‘Ik was jong. Ik heb mezelf twee dagen lang lopen overtuigen dat ik Paula Cherenkov waard was. ’t Is me gelukt ook. En toen belde ze op en zei alles af. Ik herinner me niet eens meer waarom. Ze had een heel goede reden.
Ik heb haar die week een paar keer mee uit eten genomen. Er gebeurde niets. Ik probeerde haar niet onder druk te zetten. ’t Is best mogelijk dat ze nooit een vermoeden heeft gehad van de druk die op mij rustte. Mijn gevoelens ging op en neer als een jojo. Toen haalde ze een streep door al mijn plannen. Ze mocht me heel graag. We hadden het altijd zo leuk samen. We moesten maar altijd goede vrienden blijven.
Ik was haar type niet. Ik dacht dat we verliefd op elkaar waren.
Misschien dacht zij dat ook wel, een week lang. Ze was niet wreed of zo. Ze wist gewoon niet wat er met mij aan de hand was.’
‘Maar wat was de harteboeienis nou?’
Louis keek omhoog naar Teela Brown. Ze keek met een gezicht waarop niets te lezen viel terug, en hij besefte dat ze geen woord had begrepen van wat hij had gezegd.
Louis had te maken gehad met niet-menselijke wezens. Instinctief of door lange ervaring had hij leren aanvoelen wanneer een gedachtengang zo ver van een andere afstond dat deze niet meer te bevatten of te communiceren was. Dit was een soortgelijke fundamentele kloof.
Wat een monsterlijk grote afstand tussen Louis Wu en een meisje van twintig! Zou hij nu echt zo oud zijn? En als het antwoord op die vraag ja was, was Louis Wu dan nog wel menselijk?
Teela keek hem met uitdrukkingloze ogen aan en wachtte tot hij het haar zou vertellen.
‘Drigg!’ vloekte Louis en krabbelde overeind. Modderspetters gleden langzaam langs zijn blauwe mantel naar beneden en vielen op de grond.
Nessus de poppenspeler was bezig aan een betoog over ethiek. Hij viel zichzelf in de rede (letterlijk, door met twee monden tegelijk te spreken, tot groot plezier van zijra bewonderaars) om Louis’ vraag te beantwoorden. Nee, hij had nog niets gehoord van zijn ondergeschikten.
Spreker-tot-Dieren, voorzien van een zelfde menselijke entourage, lag als een indrukwekkende oranje heuvel in het gras. Twee vrouwen krabbelden in het bont achter zijn oren. De eigenaardige Kzinti-oren, die zich als roze Chinese parasolletjes konden uitspreiden of zich plat tegen de schedel ineen konden vouwen, waren wijd opengeplooid en Louis kon de tatoeage zien die erop was aangebracht.
‘Nou?’ riep Louis. Was dat geen schitterend idee van mij?’
‘Inderdaad,’ gromde de Kzin, zonder zich te verroeren.
Louis grinnikte binnensmonds. Een Kzin is een angstaanjagend beest, nietwaar? Maar wie kan er bang zijn voor een Kzin die zich achter zijn oren laat krabben? Het stelde Louis’ gasten op hun gemak en de Kzin eveneens. Alles wat boven een veldmuis staat, vindt het lekker om achter z’n oren te worden gekrabd.
‘Ze doen het bij toerbeurt,’ bromde de Kzin slaperig. ‘Een mannelijk mens komt op het vrouwelijke mens dat mij zit te krabben toegelopen en merkt op dat hij hoge prijs zou stellen op een soortgelijke behandeling. De twee gaan samen weg, en een nieuw vrouwelijk wezen neemt de taak van het eerste over. Wat moet het interessant zijn om deel uit te maken van een ras waar beide seksen intelligent zijn.’
‘Af en toe maakt dat de dingen geweldig ingewikkeld.’
‘O ja?’
Het meisje naast de linkerschouder van de Kzin — haar huid een diep ruimtezwart, versierd met sterren en sterrenevels, en haar haar de koude witte stroom van een kometestaart — keek op van haar werk. ‘Teela, doe jij het nu maar een poosje,’ zei ze vrolijk. ‘Ik heb honger.’
Gehoorzaam knielde Teela naast de grote oranje kop neer. ‘Teela Brown, dit is Spreker-tot-Dieren,’ zei Louis. ‘Ik wens jullie alle twee —’
Van dicht naast hen klonk een valse stoot muziek.
‘ — heel veel geluk. Wat was dat? O, Nessus. Wat —?’
De muziek was afkomstig geweest van de twee merkwaardige koppen van de poppenspeler. Nu wrong Nessus zich ruw tussen Louis en het meisje in. ‘U bent Teela Jandrova Brown, identnummer IKLUGGTYN?’
Het meisje was verrast, maar niet bang. ‘Zo heet ik, ja. Mijn identnummer herinner ik me niet. Waar gaat het om?’
‘We kammen al bijna een week de Aarde af om u te vinden. En nu tref ik u aan op een feest waar ik slechts toevalligerwijs aanwezig ben! Ik zal een hartig woordje moeten wisselen met mijn ondergeschikten.’
‘O nee, zeg!’ zei Louis zacht.
Teela stond op, een beetje met zichzelf verlegen. ‘Ik verberg me niet — niet voor u en niet voor een ander, eh, buitenaards wezen. Waar gaat het om?’
Wacht eens even!’ Louis Wu ging tussen het meisje en Nessus staan. ‘Nessus, Teela Brown is geen ontdekkingsreiziger, dat zie je zo. Neem een ander.’
‘Maar Louis —’
‘Een ogenblik.’ De Kzin ging rechtop zitten. ‘Louis, laat die planteneter z’n eigen bemanning samenstellen.’
‘Maar kijk nou eens naar haar!’
‘Kijk nou eens naar jezelf, Louis. Net twee meter lang, en tenger, zelfs voor een mens. Ben jij een ontdekkingsreiziger? En wat dacht je van Nessus?’
‘Wat de drigg is er aan de hand?’ wilde Teela weten.
Dringend zei Nessus: ‘Louis, laten we nu allemaal naar jouw kantoor gaan, daar kunnen we rustiger praten dan hier. Teela Brown, we moeten je een voorstel doen. Je bent op geen enkele wijze verplicht het te aanvaarden, je hoeft niet eens te luisteren, maar misschien vind je wat wij je voor te stellen hebben wel interessant.’