‘Dan zou het Patriarchaat de Quantum II Hyperaandrijving hebben.’
‘En?’
Prill scheen er zich van bewust te zijn dat er iets heel belangrijks gebeurde. Ze keek naar Louis en Spreker alsof ze zo meteen een vechtpartij zou moeten voorkomen.
‘Kort daarna zouden we oorlogsschepen hebben die een lichtjaar in een en een kwart minuut konden afleggen. We zouden de bekende ruimte domineren, en elk ras binnen ons bereik tot slaaf maken.’
‘En dan?’
‘Daar houdt het op. Verder reikt onze ambitie niet, Louis.’
‘Nee, zo ligt de zaak niet. Jullie zouden blijven veroveren. Met een z6 goeie aandrijving zouden jullie er in alle richtingen op uit trekken, jullie krachten versnipperen, elke wereld die jullie vonden veroveren. Jullie zouden meer veroveren dan je kracht hebt om vast te houden … en in die enorme bol veroverde ruimte zou je iets vinden dat echt gevaarlijk is. De vloot van de poppenspelers. Nog een Ringwereld, maar dan op het hoogtepunt van zijn macht. Een tweede ras van Slavendrijvers, dat net begint op te komen. Bandersnatchi met handen, Grogs met voeten, Kdatlyno met wapens.’
‘Bangmakerij.’
‘Je hebt de Ringwereld gezien. Je hebt de werelden van de pop penbazen gezien. Er moeten er meer zijn, meer van dit soort dingen, in de ruimte die je met de hyperaandrijving van de poppenspelers zou kunnen bestrijken.’
De Kzin zweeg.
Denk er maar ’ns over na,’ zei Louis. ‘Neem er de tijd voor. En de Grote Gok kun je toch niet stelen. Je zou ons allemaal om zeep helpen als je dat probeerde.’
De volgende dag kruiste de Onwaarschijnlijk een lange rechte meteoorvoor. Ze bogen af naar tegendraaiwaarts, recht naar Vuist-van-God toe.
Vuist-van-God was groot geworden zonder dat hij dicht bij gekomen was. De berg, groter dan een asteroïde, vrijwel kegelvormig, zag eruit als een stenen reus met een pet van sneeuw op die tot nachtmerrie-achtige grootte was opgezwollen. En de nachtmerrie ging door en door, want Vuist-van-God bleef maar groter worden. ‘Ik begrijp dit niet,’ zei Prill. Ze was verward en niet op haar gemak. Deze constructie ken ik niet. Waarom hebben ze deze berg gebouwd? Aan de rand zijn er bergen die even hoog en even decoratief zijn, en die zijn nuttiger want ze houden de lucht binnen.’
‘Dat is wat ik ook dacht,’ zei Louis Wu. Meer meer wilde hij niet kwijt.
Die dag zagen ze een kleine glazen fles aan het eind van het meteoorspoor dat ze hadden gevolgd.
De Leugenaar lag op dezelfde plaats als ze hem hadden achtergelaten: op zijn rug op een frictieloos oppervlak. Louis stelde het feest stilzwijgend nog maar even uit. Ze waren nog niet thuis. Uiteindelijk moest Prill de Onwaarschijnlijk stationair boven de grond laten hangen, zodat Louis via het observatieplatform, nu het onderste deel van de zwevende toren, bij de Leugenaar kon komen. Hij vond een schakelaar waarmee hij allebei de deuren van de sluis tegelijk kon openen. Maar lucht streek langs hen heen naar buiten terwijl ze Nessus’ lichaam overbrachten. Ze konden de druk niet verlagen zonder Nessus, en Nessus was dood of schijndood.
Maar ze stopten hem toch maar in de autodoc. Het was een poppenbaasvormige doodskist, op maat gemaakt voor Nessus, en heel groot. De medici en technici van de poppenspelers moesten het ding groot genoeg hebben gemaakt voor elke mogelijke ziekte of verwonding. Maar kon de doc ook onthoofding aan?
Dat kon hij. De autodoc beschikte over twee hoofden, en nog eens twee met nekken eraan en over genoeg organen en lichaamsdelen om een aantal complete poppenspelers te maken. Waarschijnlijk via Nessus zelf gekweekt: de gezichten op de hoofden zagen er bekend uit.
Prill kwam aan boord en landde op haar hoofd. Louis had zelden iemand zo verbaasd gezien. Hij had er nooit aan gedacht om haar iets te vertellen over kunstmatige zwaartekracht. Op haar gezicht was niets te lezen toen ze opstond, maar haar houding … Ze was zo volkomen verbluft dat ze niets zei.
In de spookachtige stilte gilde Louis Wu opeens als een duivel. ‘Koffieieie!’ brulde hij. ‘Heet water!’ Hij draafde het vertrek in dat hij had gedeeld met Teela Brown. Een ogenblik later stak hij zijn hoofd naar buiten en gilde: ‘Prill!’
Prill ging.
Ze haatte koffie. Ze vond Louis Wu een idioot dat hij het bittere spul dronk, en dat zei ze hem ook.
De douche was een lang ontbeerde, node gemiste luxe, toen Louis eenmaal had uitgelegd hoe hij werkte.
De slaapplaten maakten haar halfdol.
Spreker vierde de thuiskomst op zijn eigen manier. Louis wist niet alles van de hut van de Kzin. Hij wist wel dat de Kzin at tot hij niet meer kon.
‘Vlees!’ zei Spreker verheugd. ‘Ik was niet erg in mijn schik met het eten van lang-dood vlees.’
‘Dat spul dat je nou eet is gereconstitueerd.’
‘Ja, maar het smaakt alsof het een pas gedood dier is.’
Die nacht ging Prill op de bank in de salon liggen. Ze was enthousiast over de slaapplaten, maar niet om te slapen. Maar Louis Wu sliep in vrije val, voor het eerst in drie maanden.
Hij sliep tien uur lang, en toen hij wakker werd, voelde hij zich een tijger. Een halve schijf zon vlamde onder zijn voeten.
Toen hij weer in de Onwaarschijnlijk was, maakte hij met zijn flitslichtlaser het druppelvormige uiteinde van het schaduwvlak-draad los. Er bleven wat resten gesmolten plastic aan zitten.
Hij probeerde het ding niet gewoon naar de Leugenaar te brengen. Het zwarte draad was veel te gevaarlijk, en de Ringvloer was veel te glad. Louis kroop op handen en voeten naar de Leugenaar, en hij sleepte de druppel achter zich aan.
Spreker stond zwijgend in de luchtsluis te kijken.
Louis klom de sluis in via Prills ladder, schoof langs de Kzin heen en ging naar het achterstuk van het schip. Spreker bleef kijken.
Het verst naar achteren gelegen punt in het schip was een buis ter dikte van een menselijke dij. Door die buis was de Leugenaar verbonden geweest met zijn vleugel, toen die vleugel er nog aan zat. Nu de kabels niet meer nodig waren, was de opening afgesloten met een metalen schuif. Louis liet de schuif wegglijden en gooide het uiteinde van het draad erdoor, naar buiten.
Toen liep hij terug naar voren. Af en toe controleerde hij even waar het draad zich bevond door er een plak mee af te snijden van een Jinxworst die hij uit de keuken van de Leugenaar had gehaald. Vervolgens bracht hij op die plek felgele verf aan. Toen hij klaar was, was de loop van het bijna onzichtbare draad na te gaan aan de hand van een lange rij gele vlekken.
Als het draad strak kwam te staan zou het natuurlijk door een paar wanden binnenin het schip snijden. De gele verf stelde Louis in staat om na te gaan hoe en waar precies het draad zich zou spannen, en om ervoor te zorgen dat er niets van het woongedeelte zou worden beschadigd. Maar de verf diende nog ergens anders voor. Hij moest ervoor zorgen dat ze uit de buurt bleven van de draad, omdat ze anders wel eens een paar vingers, of meer, zouden kunnen kwijtraken.
Louis ging de luchtsluis uit, wachtte tot Spreker ook buiten was, en deed toen de buitendeur van de sluis dicht.
‘Zijn we hier om teruggegaan?’ vroeg Spreker.
‘Ik zal het je zo vertellen,’ zei Louis. Hij liep om de romp heen naar het achterstuk, raapte het druppelvormige handvat op en trok er voorzichtig aan. De draad spande zich, maar gaf niet mee.
Hij zette zich schrap. Hij trok met al zijn kracht. De draad bleef strakgespannen. De deur van de luchtsluis hield hem klemvast. ‘Er is geen manier om het aan een wat rigoureuzere proef te onderwerpen. Ik wist niet zeker of de deur van de sluis wel goed genoeg zou sluiten. Ik wist ook niet zeker of het draad niet dwars door een romp van Algemene Produkten heen zou gaan. Maar ja, daarom zijn we hierheen teruggegaan.’
‘Wat doen we nu?’
‘We openen de deur van de sluis, en laten de draad gewoon door de Leugenaar glijden terwijl we het uiteinde weer op zijn oude plek in de Onwaarschijnlijk bevestigen.’ En dat deden ze.