Выбрать главу

Ender kon er niets aan doen. Hij barstte in lachen uit.

‘Een stomme gedachte dus,’ zei Olhado.

‘Jij ziet beter dan alle anderen die ik ken,’ zei Ender. ‘Ik moet hier eerst goed over nadenken, maar je zou best eens gelijk kunnen hebben.’

Ze zoefden een tijdje zwijgend voort.

‘Ik kletste maar wat hoor,’ zei Olhado, ‘toen ik dat over Miro zei. Het was zomaar een gedachte van me, dat ik hem met die oude geschiedenis verbond. Die is trouwens misschien wel helemaal niet echt gebeurd.’

‘O, reken maar dat die echt gebeurd is,’ zei Ender.

‘Hoe weet u dat?’

‘Ik heb Mazer Rackham gekend.’

Olhado floot. ‘U bent oud. U bent ouder dan alle bomen.’

‘Ik ben ouder dan alle mensenkolonies. Helaas maakt dat me niet wijs.’

‘Bent u echt Ender? Dé Ender?’

‘Daarom is dat ook mijn wachtwoord.’

‘Gek hoor. Voor u hier kwam, probeerde de bisschop ons allemaal wijs te maken dat u de duivel was. Quim is de enige in de familie die hem serieus nam. Maar als de bisschop ons had verteld dat u Ender was, zouden we u op de dag dat u aankwam op het praça gestenigd hebben.’

‘Waarom doen jullie dat dan nu niet?’

‘We kennen u nu. Dat maakt een enorm verschil, nietwaar? Zelfs Quim heeft geen hekel meer aan u. Als je iemand echt goed kent, kan je geen hekel aan hem hebben.’

‘Misschien is het gewoon wel zo dat je iemand pas goed kan leren kennen als je geen hekel meer aan hem hebt.’

‘Is dat een vicieuze paradox? Dom Cristão zegt dat de waarheid vaak alleen in vicieuze paradoxen uitgedrukt kan worden.’

‘Volgens mij heeft het niets met waarheid te maken, Olhado. Het is uitsluitend een kwestie van oorzaak en gevolg. Daar komen we nooit helemaal goed uit. De wetenschap erkent geen andere oorzaak dan eerste aanleiding — als je de eerste dominosteen omgooit, valt de steen ernaast ook. Maar als het over mensen gaat, is de enige soort oorzaak die meetelt juist de uiteindelijke aanleiding, het doel. Wat een persoon in gedachten had. Als je eenmaal begrijpt wat mensen eigenlijk willen, kun je geen hekel meer aan hen hebben. Je kunt bang voor hen zijn, maar je kunt hen niet meer haten, omdat je in je eigen hart altijd dezelfde verlangens kunt aantreffen.’

‘Moeder vindt het maar niks dat u Ender bent.’

‘Dat weet ik.’

‘Maar ze houdt evengoed van u.’

‘Dat weet ik.’

‘En Quim — dat is gek eigenlijk, maar nu hij weet dat u Ender bent, mag hij u juist meer.’

‘Dat komt doordat hij een kruisvaarder is en ik heb mijn kwalijke reputatie opgelopen door een kruistocht te winnen.’

‘Plus mij,’ zei Olhado.

‘Ja, jou ook,’ zei Ender.

‘U hebt meer mensen gedood dan iemand anders uit de geschiedenis.’

‘Mijn moeder hield me altijd voor dat je in alles wat je doet altijd de beste moet proberen te zijn.’

‘Maar toen u voor vader Sprak, maakte u dat ik medelijden met hem kreeg. U laat mensen van elkaar houden en elkaar vergeven. Hoe kon u dan al die miljoenen personen doden in de anderlingenmoord?’

‘Ik dacht dat ik computerspelletjes speelde. Ik wist niet dat het echt was. Maar dat is geen excuus, Olhado. Als ik had geweten dat de strijd echt was, had ik het ook gedaan. Wij dachten dat ze ons wilden doden. We hadden het mis, maar dat konden we niet weten.’

Ender sohudde zijn hoofd. ‘Behalve dan dat ik beter wist. Ik kende mijn vijand. Zo kon ik haar verslaan, de zwermkoningin, ik kende haar zo goed dat ik van haar hield, of misschien hield ik wel zoveel van haar dat ik haar goed kende. Ik wilde niet meer tegen haar vechten. Ik wilde ermee ophouden. Ik wilde naar huis. En daarom blies ik haar planeet op.’

‘En vandaag vonden we de plaats waar ze weer tot leven kan komen.’ Olhado keek zeer ernstig. ‘Weet u zeker dat ze niet zal proberen het ons betaald te zetten? Weet u zeker dat ze niet zal proberen de mensheid uit te roeien, te beginnen met u?’

‘Ik weet dat net zo zeker,’ zei Ender, ‘als ik andere dingen zeker weet.’

‘Dus niet absoluut zeker,’ zei Olhado.

‘Zeker genoeg om haar tot leven te laten komen,’ zei Ender. ‘En zekerder dan dat kunnen we nooit iets weten. Ons geloof erin is sterk genoeg om net te doen of het waar is. Als we ergens zo zeker van zijn, noemen we het kennis. Feiten. We durven onze kop erom te verwedden.’

‘Dat doet u nu zeker ook. Uw kop erom verwedden dat zij is wat u gelooft dat ze is.’

‘Ik matig me nog veel meer aan. Ik verwed jóuw kop er ook om, plus die van alle anderen, zonder dat ik ook maar iemand naar zijn mening heb gevraagd.’

‘Gek hoor,’ zei Olhado. ‘Als ik iemand zou vragen of ze Ender een beslissing zouden toevertrouwen waarmee de toekomst van de mensheid gemoeid is, zouden ze zeggen: Natuurlijk niet. Maar als ik hun zou vragen of ze de Spreker voor de Doden zoiets zouden toevertrouwen, dan zouden de meesten ja zeggen. En het zou zelfs niet bij ze opkomen dat ze een en dezelfde persoon zijn.’

‘Ja,’ zei Ender. ‘Grappig.’

Ze lachten geen van tweeën. Na een lange stilte begon Olhado weer te praten. Zijn gedachten waren afgedwaald naar een onderwerp dat belangrijker was. ‘Ik zou niet willen dat Miro dertig jaar wegblijft.’

‘Nou, twintig jaar dan.’

‘Over twintig jaar ben ik tweeëndertig. Maar hij zou net zo oud als hij nu is terugkomen. Twintig. Twaalf jaar jonger dan ik. Als er ooit een meisje komt dat zou willen trouwen met een knul met spiegelende ogen, dan ben ik misschien inmiddels zelfs wel getrouwd en heb ik kinderen. Hij zal me niet eens herkennen. Dan ben ik zijn kleine broertje niet meer.’ Olhado slikte. ‘Het zou net lijken of hij dood was.’

‘Nee,’ zei Ender. ‘Het zou net lijken of hij van zijn tweede leven naar zijn derde leven is overgegaan.’

‘Dat is ook net doodgaan,’ zei Olhado.

‘Maar het is ook net herboren worden,’ zei Ender. ‘En zolang je maar herboren wordt, is het niet erg om af en toe dood te gaan.’

De volgende dag belde Valentine. Enders vingers beefden toen hij commando’s intoetste op het werkstation. En het was niet gewoon maar een boodschap. Het was een oproep voor rechtstreeks stemcontact over de weerwort. Ongelooflijk kostbaar, maar dat was het probleem niet. Het was het feit dat de weerwortverbinding met de Honderd Werelden zogenaamd verbroken was; en als Jane deze oproep doorliet, dan betekende dat dat hij dringend was. Ender bedacht meteen dat Valentine misschien gevaar liep. Dat het Gesternteparlement tot de slotsom gekomen kon zijn dat Ender betrokken was bij de opstand en dat het haar band met hem hadden weten te achterhalen.

Ze was ouder. Het hologram van haar gezicht vertoonde verweerde lijnen van de vele winderige dagen op de eilanden, het drijfijs en de boten van Trondheim. Maar haar lach was dezelfde en in haar ogen schitterde dezelfde glans. Aanvankelijk was Ender helemaal stil van de veranderingen die de jaren in zijn zuster hadden bewerkstelligd; en ook zij was helemaal stil, maar juist van het feit dat Ender zo onveranderd leek en haar voorkwam als een visioen uit haar verleden.

‘Ach, Ender,’ zuchtte ze. ‘Ben ik ooit zo jong geweest?’

‘En zal ik zo prachtig oud worden?’

Ze moest lachen. En toen moest ze een beetje huilen. Hij niet; waarom zou hij? Hij miste haar nog maar een paar maanden. Zij miste hem al tweeëntwintig jaar.

‘Je hebt wel gehoord zeker,’ zei hij, ‘dat wij problemen hebben met het Parlement.’

‘Ik neem aan dat jij er middenin zat.’

‘Eigenlijk viel ik min of meer met mijn neus in de boter,’ zei Ender. ‘Maar ik ben blij dat ik hier was. Ik blijf hier.’

Ze knikte en wreef haar ogen droog. ‘Ja. Dat dacht ik al. Maar ik belde om daar zekerheid over te krijgen. Ik had geen zin om een paar tientallen jaren door de ruimte te vliegen om je op te zoeken om dan bij mijn aankomst te horen dat je al vertrokken was.’