Выбрать главу

‘Mm-m… oké dat lijkt redelijk. En ik neem aan dat we genoeg metaal bij ons hebben om onze overtocht te betalen. Of niet?’

Storm wierp haar hoofd in de nek. ‘Zelfs als dat niet het geval zou zijn,’ zei zij hooghartig, ‘zullen zij toch niet weigeren om Haar te vervoeren Die zij vereren.’

‘Wat?’ Lockridge's mond viel open. ‘Bedoel je dat je je kunt voordoen als…’

‘Nee,’ zei zij. ‘Ik bén de Godin.’

5

Witte ochtendnevels rolden laag over de vochtige aarde. Waterdruppels vielen van de bladeren, schitterden in de lucht en verdwenen tussen struiken en varens. Overal in de bossen kwetterden de vogels. Hoog in de lucht zweefde een arend, het jonge licht lag als goud op zijn vleugels. Lockridge ontwaakte doordat een hand hem heen en weer schudde; hij knipperde met zijn loodzware oogleden. ‘He? Wa…? Nee…’ De voorgaande dag had hem uitgeput, hij was stijf, zijn hoofd was suf, zijn spieren deden pijn. Hij keek in het gezicht van Storm en met moeite bracht hij zich te binnen wie zij was en wat er was gebeurd.

‘Opstaan,’ zei zij. ‘Ik heb het vuur al aangemaakt. Maak jij het ontbijt klaar.’

Pas toen zag hij dat zij naakt was. Met een gesmoorde vloek van verbazing, verrukking en…ontzag — misschien was dat het juiste woord — kwam hij in zijn slaapzak overeind. Hij had nooit geweten dat het menselijk lichaam zo mooi kon zijn.

Maar zijn instinctieve reactie verdween onmiddellijk. Niet alleen omdat zij hem even weinig aandacht schonk als wanneer hij ook een vrouw, of een hond, was geweest. Maar omdat men de Nikè van Samothrace nu eenmaal niet het hof maakt, niet het hof kán maken.

Hij werd trouwens afgeleid door een zwaar gebrul, dat van ver door het woud donderde; een zwerm auerhoenders, zo groot dat de zon erdoor verduisterd werd, vloog verschrikt op. ‘Wat is dat?’ riep hij. ‘Een stier?’

‘Een oeros,’ zei Storm. Het feit dat hij werkelijk in levende lijve en op dit moment hier was, drong zich met geweld aan hem op.

Hij krabbelde uit de slaapzak en huiverde in zijn pyjama. Storm scheen geen hinder te hebben van de kou, hoewel de dauw zwaar in haar haar lag en op haar zijden glinsterde. Is zij een mens? vroeg hij zich af. Na alles wat we hebben doorgemaakt en met alles wat er voor ons ligt, geen spoor van vermoeidheid — bovenmenselijk. Zij zei iets over beïnvloeding van de erfelijkheid. Ze hebben de bovenmenselijke mens geschapen, daar in de verte toekomst. Zij hoefde nauwelijks haar toevlucht tot bedrog te nemen om ginds op Kreta, eeuwen geleden, de cultus van de Labrys, de dubbele bijl, in te voeren. Zijzelf was daarvoor voldoende.

Storm hurkte neer en opende een van de bundels die zij uit de kast hadden meegenomen.

Lockridge maakte van de gelegenheid gebruik om zich achter haar rug aan te kleden. Zij keek om. ‘We hebben kleren van deze tijd nodig,’ zei zij. ‘Onze uitrusting zal toch al genoeg opzien veroorzaken. Neem het andere kostuum.’ Hij kon er niet boos om zijn dat zij hem zo commandeerde, en maakte het pak open. Dat wat er omheen zat, bleek een korte mantel van los geweven wol te zijn, blauw geverfd met een of andere plantaardige kleurstof, met een grote doorn die als sluiting diende. Het voornaamste kledingstuk was een mouwloze tuniek van boombast, die hij over zijn hoofd trok en met een leren band samenbond. Aan zijn voeten deed hij sandalen, als hoofdbedekking was er een band van vogelhuid, die versierd was met een zigzagpatroon. Bovendien was er een halsketting: berenklauwen om en om met schelpen, en een bladvormige dolk van vuursteen, zo fijn bewerkt dat het wel metaal leek. Het heft was met leer omwonden, de schede bestond uit berkebast. Storm nam hem kritisch op. Hij deed hetzelfde bij haar. Vrouwenkleding bestond enkel uit sandalen, een hoofdband, een halsketting van onbewerkte barnsteen, over de schouder een buidel van vossenbont en een korte rok versierd met veren. Maar die details vielen hem nauwelijks op. je kunt ermee door,’ zei zij. ‘Eigenlijk zijn we een anachronisme. We zijn gekleed als welgestelde stamleden van de Tenil Orugaray, het Zeevolk, de oorspronkelijke bewoners. Maar jouw haar is kortgeknipt en je hebt geen baard, en mijn raskenmerken… enfin, het is niet zo erg. We zijn reizigers die in deze streek nieuwe kleren hebben moeten kopen omdat onze oude kleren versleten waren. Dat is heel gebruikelijk. Bovendien hebben deze primitieven weinig oog voor dergelijke ongerijmdheden.’

Zij wees op een doosje dat eveneens in het pak had gezeten. ‘Maak dat open.’ Hij raapte het op, maar zij moest hem voordoen hoe hij erop moest drukken om het deksel te openen. Er lag een doorzichtig bolletje in. ‘Doe dat in je oor,’ zei zij. Zij streek een zwarte haarlok opzij en deed het voor met een soortgelijk voorwerp. Hij herinnerde zich nu het ding dat zij indertijd in haar oor had gedragen en dat hij voor een gehoorapparaat had aangezien.

Toen het op zijn plaats zat, bemerkte hij dat het zijn gehoor niet beïnvloedde, maar het voelde merkwaardig koud aan en er ging een korte prikkeling door zijn hoofdhuid en langs zijn nek.

‘Kun je me verstaan?’ vroeg Storm.

Ja, natuurlijk … ’ maar de woorden bleven hem in de keel steken. Wat hij zei was geen Engels. Het was geen enkele taal die hij kende!

Storm lachte. ‘Ga zorgvuldig met je diaglossa om. Je zult wel bemerken dat ze waardevoller is dan een pistool.’ Lockridge bracht zijn verstand met geweld tot de werkelijkheid en de redelijkheid terug. Wat had zij eigenlijk gezegd? Pistool was een oud, vertrouwd woord en ‘diaglossa’ paste niet in het patroon van de overige woorden. En die andere woorden…Naarmate hij de taal gebruikte, ontdekte hij langzamerhand dat ze een agglutinatief karakter droeg, met een ingewikkelde grammatica en met talrijke subtiele onderscheidingen die aan de beschaafde mens onbekend waren. Er waren bijvoorbeeld zo'n twintig verschillende woorden voor water, al naargelang het bepaalde soort water dat onder bepaalde omstandigheden werd gebruikt. Van de andere kant kon hij begrippen als ‘massa', ‘regering’ of ‘monotheïsme’ er niet in uitdrukken, althans niet zonder de meest omslachtige omschrijvingen te gebruiken. In de dagen die volgden, drong het maar langzaam tot hem door hoezeer begrippen als ‘oorzaak', ‘tijd', ‘persoon’ en ‘dood’ van de zijne verschilden.

‘Dat is een moleculair vertaalapparaat,’ zei Storm in het Engels. ‘Het bevat de belangrijkste talen en de fundamentele gebruiken van een bepaald tijdperk en van een bepaald gebied, in dit geval Noord-Europa van wat later Ierland zal heten tot Estland, en bovendien enkele van daarbuiten, bijvoorbeeld Iberië en Kreta. Het ontleent zijn energie aan de lichaamswarmte en coördineert zijn activiteit met de werking van de hersenen. Het komt erop neer dat je, naast je natuurlijke geheugen, over een kunstmatig beschikt.’

‘En zit dat allemaal in dit onnozele dingetje?’ vroeg Lockridge verbijsterd.

Storm trok haar brede, soepele schouders op. ‘Een chromosoom is nog kleiner en bevat meer informatie. Maak maar wat eten klaar.’

Lockridge was er doodgewoon blij om dat hij zich aan alledaagse kampeerbezigheden kon wijden. Bovendien waren ze zonder avondmaal gaan slapen. Er zaten ingeblikte levensmiddelen in de pakken; hij kende ze niet, maar eenmaal opgewarmd smaakten ze voortreffelijk. Er was maar voor een paar maaltijden voldoende en Storm beval hem ongeduldig om het overschot weg te gooien. ‘We zullen van de gastvrijheid leven,’ zei zij. ‘Die ene braadpan is zo'n prachtig cadeau, dat het ons een jaar lang levensonderhoud kan bezorgen, zelfs aan het hof van de Farao.’

Lockridge bemerkte dat hij grinnikte. Jazeker, en wat gebeurt er als over vierduizend jaar een of andere archeoloog ze in een hoop keukenafval opgraaft?’