Выбрать главу

Roerloos, dicht begroeid met riet, maar krioelend van eenden, ganzen, zwanen, ooievaars en reigers, verdween het moeras achter hen. Lockridge voer langs de zuidelijke oever van de baai, die, met groen bedekt en nu goud gekleurd door het licht van de ondergaande zon, langzaam afliep naar het water. Links van hen strekte zich tot aan de horizon het glinsterende water uit, alleen onderbroken door enkele rondcirkelende meeuwen en nu en dan een opspringende vis. Het was zo stil, dat die verre geluiden bijna even duidelijk overkwamen als het geluid van zijn peddel in het water en van de waterdruppels die eraf vielen. De gemengde geur van aarde en zout, van bos en zeewier drong door in zijn neus. Boven hen spande zich de hemel, wolkeloos, diepblauw en boven het hoofd van Auri die in de boeg zat, donkerend naar de avond.

Woe-oef! dacht Lockridge. Een mooie dag, maar ik ben blij dat we van die muggen af zijn. Zij had er niet de minste last van… ik denk dat de mensen hier zo vaak gebeten zijn dat ze er immuun voor zijn geworden.

Maar gelukkig plaagde de jeuk hem niet zo heel erg, het enige wat hem zwaar viel, was de onverzadigbare behoefte aan een sigaret. Maar zelfs dat werd enigszins gecompenseerd door de sensatie van het water dat onder zijn peddelslagen tot leven kwam, en door de soepele reactie van zijn spieren. En natuurlijk ook door het feit dat hij zo'n lief meisje tot gezelschap had.

‘Heeft deze dag je genoegen gedaan?’ vroeg zij bedeesd. ‘O, ja,’ zei hij. ‘Dank je wel dat ik met je mee mocht.’

Er verscheen een verbaasde uitdrukking op haar gezicht en hij herinnerde zich dat de Tenil Orugaray evenals de Navajo-indianen alleen voor zeer grote gunsten dankten. De gewone, alledaagse hulpvaardigheid werd als vanzelfsprekend aanvaard. Dankzij de diaglossa kon hij hun taal vloeiend spreken, maar ingewortelde gewoonten werden er niet door onderdrukt.

Een blos overtrok haar gezicht, haar hals en zelfs haar naakte jonge borsten. Zij sloeg haar ogen neer en fluisterde: ‘Nee, ik moet jou danken.’

Hij liet zijn blik over haar dwalen. De mensen hier telden de levensjaren niet, maar Auri was zo tenger en nog zo aandoenlijk bakvisachtig in haar bewegingen, dat hij haar op hoogstens vijftien jaar schatte. Hij vroeg zich overigens af of zij nog maagd was. Andere meisjes, getrouwd of niet, genoten zelfs op jongere leeftijd een soort Samoaanse vrijheid. Natuurlijk kwam het zelfs niet bij hem op zijn positie hier in gevaar te brengen door het enige in leven gebleven meisje in het huis van zijn gastheer te verleiden. Nog belangrijker was zijn eer — en, zonder twijfel, zijn natuurlijke remmingen. Hij had al avances afgewezen van meisjes die naar zijn gevoel te jong waren; zij hadden genoeg oudere zusters. Auri's onschuld was als de geur van de pagedoorn die achter haar woning bloeide.

Hij moest evenwel toegeven dat hij een klein beetje in verzoeking werd gebracht. Zij zag er lief uit: grote blauwe ogen, een wipneus vol sproeten, een zachte mond, loshangend meisjeshaar dat in vlasblonde golven onder een krans van sleutelbloemen uit over haar rug viel. En de manier waarop zij in het dorp rond hem heen hing, bracht hem werkelijk in verlegenheid. En toch.

‘Er is niets waarvoor je mij hoeft te danken, Auri,’ zei Lockridge. ‘Jij en je familieleden hebben mij meer vriendelijkheid betoond dan ik verdien.’

‘Er is heel veel!’ protesteerde zij. ‘Jij brengt me geluk.’ ‘Hoe dan? Ik heb niets gedaan.’

Zij draaide haar vingers ineen en keek in haar schoot. Het viel haar zo moeilijk om uitleg te geven, dat hij wenste dat hij niets had gevraagd, maar hij wist niets te bedenken om haar ervan af te houden.

Het was een simpel verhaal. Bij de Tenil Orugaray gold een meisje als heilig en onschendbaar. Maar als zijzelf voelde dat de tijd gekomen was, wees zij een man aan die haar tijdens het zaaifeest in de lente moest inwijden; dat was een tedere en ontzagwekkende handeling. Auri's uitverkorene was enkele dagen voor het grote ogenblik op zee verdronken. Het was duidelijk dat de goden vertoornd waren en de Wijze Vrouw had beslist dat zij gereinigd moest worden en bovendien alleen moest blijven totdat de vloek op een of andere manier zou worden weggenomen. Sindsdien was meer dan een jaar verlopen.

Voor haar vader was dit een zaak van groot belang (of tenminste, voor het hoofd van het gezin waartoe zij behoorde; in deze beschaving was het vaderschap een volkomen onzekere zaak) — en omdat hij hoofdman was, tevens voor de gehele stam. Hoewel alleen de vrouwen die grootmoeder waren, lid waren van de stamraad, waren de seksen overigens gelijkberechtigd en de afstamming liep langs de vrouwelijke lijn. Wat zou er met de erfopvolging gebeuren als Auri kinderloos stierf? Wat haarzelf betrof, het was niet zo dat men haar meed, maar toch was het een verdrietig jaar geweest omdat zij bijna overal buiten stond.

De komst van de vreemdelingen met hun ongehoorde wondere zaken, waarvan zij er sommige ten geschenk hadden gegeven, leek een teken te zijn. In het duister van haar hut wierp de Wijze Vrouw de beukespaanders en zij deelde Echegon mee dat dit inderdaad het geval was. Grote en onbekende Machten hielden verblijf in De Storm en in haar (Haar?) dienaar Malcolm. Door hun gunst aan Echelons huis te schenken hadden zij de vloek weggenomen. En vandaag, toen Malcolm zelf zich had verwaardigd om Auri op het altijd verraderlijke water te vergezellen…’

‘Kun je niet blijven?’ pleitte zij. ‘Indien je mij de komende lente eer zou willen bewijzen, dan zou ik meer dan een vrouw zijn. De vloek die op mij rust, zou in een zegen verkeren.’

Zijn wangen gloeiden. ‘Het spijt me,’ zei hij zo vriendelijk mogelijk. ‘Wij kunnen niet wachten, wij moeten met het eerste schip vertrekken.’

Zij boog haar hoofd en zoog haar lip tussen haar witte tanden.

‘Maar ik zal er vast voor zorgen dat het verbod opgeheven wordt,’ beloofde hij. ‘Morgen zal ik overleg plegen met de Wijze Vrouw. Zij en ik kunnen samen ongetwijfeld een uitweg vinden.’

Auri streek enkele tranen weg en glimlachte hem onzeker toe. ‘Dank je. En toch zou ik willen dat je blijven kon — of dat je in de lente terugkeerde. Maar als je mij mijn leven zou terugschenken…’ Zij slikte. ‘Er zijn geen woorden om je daarvoor te danken.’

Hoe eenvoudig was het om een god te worden.

In een poging om haar op haar gemak te stellen, bracht hij het gesprek op alledaagse dingen. Zij was zo verrast dat hij belangstelling toonde voor zaken als pottenbakken, wat vrouwenwerk was, dat zij haar eigen zorgen helemaal vergat, vooral omdat zij de naam had heel handig te zijn in de vormgeving van het mooie aardewerk dat hij zo bewonderde. Van het een kwam zij op het ander. Zij vertelde hem over het barnsteen rapen: ‘Als we er na een storm op uit trekken,’ zei zij ademloos en met glinsterende ogen, ‘met het hele volk, en naar de duinen gaan om te verzamelen wat op het strand is aangespoeld… nou, dan is het zo'n vrolijke tijd!… dan bakken we vis en mosselen! Waarom laat je niet een storm opsteken nu je hier bent, Malcolm, zodat je ook ervan kunt genieten? Ik zal je een plek wijzen waar de meeuwen uit je hand komen eten, en dan gaan we in de branding zwemmen om drijvende brokken op te vissen, en… en…’