‘Woorden,’ zei Lockridge. ‘Het feit ligt er dat jij hen ertoe hebt gebracht ons aan te vallen. Jij hebt mijn vrienden gedood.’
Brann schudde het hoofd. ‘Nee. Dat heeft de Koriach gedaan.’
‘Wie?’
‘Die vrouw. Hoe noemde zij zich tegenover jou?’ Lockridge aarzelde. Maar hij zag niet in wat hij kon winnen met koppig te doen over kleinigheden. ‘Storm Darroway.’ Brann lachte geluidloos. ‘Een naam die bij haar past. Ze gaat altijd met veel zwier te werk. Goed dan, als je wilt, zullen we haar Storm noemen.’ Hij zette zijn glas neer en boog zich naar Lockridge toe. Het lange gezicht nam een strenge uitdrukking aan. ‘Zij heeft deze ellende over de dorpelingen gebracht, namelijk door hier te komen. En zij wist wat zij riskeerde. Geloof je werkelijk dat het haar één jota interesseert wat hun of jou zou kunnen overkomen? Nee, nee, mijn vriend, jullie allemaal waren niet meer dan pionnen in een heel groot en heel oud spel. Zij heeft complete beschavingen geschapen en weer afgedankt als ze in haar kraam niet meer te pas kwamen, met hetzelfde gemak waarmee jij een kapot stuk gereedschap zou weggooien. Wat betekent een handjevol wilden uit de Steentijd voor haar?’
Lockridge balde zijn vuisten. ‘Hou op!’ schreeuwde hij. In de schaduw achter hem sprongen de Yüthoaz grommend overeind. Brann wees hen terug, maar hij hield een hand bij het energiepistool dat aan zijn brede koperkleurige gordel hing. ‘Zij maakt een nogal overweldigende indruk, niet waar?’ mompelde hij. ‘Zij heeft je ongetwijfeld verteld dat haar Wachters het absoluut goede vertegenwoordigen, en wij Gardisten het absoluut kwade. Je hebt toch geen mogelijkheid om dat te weerleggen. Maar denk eens aan, man, wanneer is zo iets ooit waar geweest?’
‘In mijn eigen tijd,’ antwoordde Lockridge vinnig. ‘De nazi's bijvoorbeeld.’ Brann trok zijn wenkbrauwen met zoveel sarcasme op, dat hij zich gedwongen voelde er zwakjes aan toe te voegen: ‘Ik wil niet beweren dat de geallieerden heiligen waren. Maar vervloekt, de keuze was toch duidelijk.’ ‘Heb je enig bewijs, afgezien dan van het woord van Storm, dat er in de tijdoorlog een soortgelijke situatie bestaat?’ vroeg Brann.
Lockridge slikte. Het was alsof de nacht met zijn duisternis, vochtigheid en verre, niet thuis te brengen bosgeluiden hem steeds nauwer omringde. Hij voelde zich dodelijk eenzaam en spande zijn spieren tot zijn kaken pijn deden.
‘Luister,’ zei Brann ernstig. ‘Ook ik wil niet beweren dat wij Gardisten voorbeelden zijn van deugdzaamheid. De oorlog die wij voeren, is even meedogenloos als alle andere, het is een oorlog tussen ideologieën en beide partijen trachten het verleden te scheppen waaruit zij zijn voortgekomen. Ik verzoek je evenwel het volgende eens te overwegen. Is de wetenschap, die de mens voorbij de maan zendt, die hem bevrijdt van zware arbeid en hongersnood, die een kind beschermt tegen de verstikkingsdood door difterie — is die slecht? Is de constitutie van de Verenigde Staten slecht? Is het verkeerd dat de mens zijn verstand gebruikt, het enige dat hem meer doet zijn dan een dier, en dat hij het dier in zich aan banden legt? En indien dit alles niet slecht is, waar komt het dan vandaan? Welke levensbeschouwing, welke levenswijze is nodig om dit voort te brengen?
Niet die van de Wachters! Denk je werkelijk dat dit aardgebonden, magische, aan het instinct gekluisterde, orgiastische geloof in de Godin ooit boven zichzelf kan uitstijgen? Zou je willen dat het in de toekomst terugkeerde? Het is gebeurd, weet je, in mijn tijd. En vervolgens, als de slang die in zijn eigen staart bijt, is het teruggegaan naar dit schemerige verleden om de mensen te bedriegen en angst aan te jagen totdat zij voor Haar kruipen. O, zij kunnen gelukkig zijn op hun manier; de invloed van de Godin is verzwakt. Maar wacht maar eens tot je de verschrikking van het echte rijk van de Wachters hebt gezien!
Bedenk eens — één enkel klein archeologisch detail — de inheemsen hier begraven hun doden in gemeenschappelijke graven. Maar de Strijdbijl-cultuur geeft ieder zijn eigen graf. Zegt dat je niets?’
Merkwaardig! Lockridge herinnerde zich vluchtig de verhalen die zijn grootvader hem had verteld over de Indiaanse oorlogen. Hij had altijd sympathie gevoeld voor de Indianen en toch, zou hij hun geschiedenis willen herschrijven als dat mogelijk was?
Hij zette die verontrustende gedachte van zich af, richtte zich op en zei: ‘Ik heb de zijde van Storm Darroway gekozen. Ik ben niet van zins over te lopen.’
‘Of heeft zij jou gekozen?’ antwoordde Brann zacht. ‘Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?’
Lockridge was eigenlijk niet van plan geweest een woord daarover los te laten. De hemel mocht weten hoe de vijand van die wetenschap gebruik zou kunnen maken. Maar…nou ja, Brann maakte niet de indruk een schurk te zijn. En als hij het hem naar de zin maakte, misschien zou hij Storm dan beter behandelen. En hoe zouden de details van Lockridge rekrutering trouwens belangrijk kunnen zijn? In enkele zinnen gaf hij een verklaring. Brann stelde enkele vragen en voordat Lockridge precies wist wat er was gebeurd, zat hij naast de Gardist met een glas in de hand en vertelde hij het hele verhaal.
‘Ah, juist,’ knikte Brann. ‘Een merkwaardige zaak. Maar toch wel typisch. Beide partijen maken bij hun operaties gebruik van plaatselijke medewerkers. Dat is een van de praktische redenen voor al dit gemanipuleer met culturen en godsdiensten. Jij lijkt me echter een buitengewoon bekwame vent. Ik zou het op prijs stellen als je mijn bondgenoot was.’
‘Uitgesloten,’ zei Lockridge, met minder felheid dan hij had bedoeld.
Brann keek hem van opzij aan. ‘Nee? Misschien niet. Maar vertel me nog eens, hoe kwam Storm Darroway in jouw tijd aan geld?’
‘Diefstal,’ moest Lockridge erkennen. ‘Zij stelde haar energiepistool zo in, dat het alleen maar verdoofde. Zij had geen andere keuze. Jij voerde oorlog.’
Brann maakte zijn pistool los en speelde ermee. ‘Het zal je misschien interesseren om te weten,’ zei hij losjes ‘dat deze wapens alleen maar gebruikt kunnen worden om te doden.’ Lockridge sprong overeind. Het glas viel uit zijn hand. Het brak niet, maar de wijn vloeide als bloed over de grond.
‘Men kan er echter wel een lijk mee vernietigen,’ zei Brann. Lockridge vuist flitste omhoog, maar hij raakte alleen maar lucht. Brann had zich bliksemsnel opzij gebogen, sprong overeind en richtte zijn pistool op Lockridge. ‘Rustig aan,’ waarschuwde hij.
‘Je liegt,’ hijgde Lockridge. De wereld tolde om hem heen. ‘Op het moment dat ik je kan vertrouwen, zal ik je met alle plezier een pistool geven om het uit te proberen,’ zei Brann. Gebruik intussen je verstand eens. Ik weet zo het een en ander van de twintigste eeuw, niet alleen door deze diaglossa, maar ook uit de maanden die ik er heb doorgebracht toen ik mijn tegenstandster achtervolgde — want ik wist dat zij ontsnapt was. Zoals je zelf hebt gezegd — rustig aan, zei ik! — zoals je zelf hebt gezegd, bezat zij duizenden dollars. Hoeveel toevallige voorbijgangers moet zij wel niet verdoofd hebben om hun portefeuille te plunderen, voordat zij die som bij elkaar had? Zou zo'n golf van berovingen, waarbij de ene persoon na de andere uit een geheimzinnige verdoving ontwaakte, niet de sensatie van het jaar zijn geweest? Ja of nee? Maar je hebt er nooit een woord over gelezen.
Verdwijningen daarentegen zijn heel normaal en als de verdwenene een onbeduidende persoon is, komt het verhaal niet verder dan de achterpagina van de plaatselijke krant… Wacht. Ik beweer niet dat zij haar pistool nooit gebruikt heeft om ‘s nachts in een onbewoond gebouw in te breken en de zaak in brand heeft gestoken om haar sporen uit te wissen; maar het is merkwaardig dat zij je niet heeft verteld dat dat haar werkwijze was. Maar ik tracht je wel te bewijzen dat zij… misschien niet bewust slecht is, maar misschien louter meedogenloos. Uiteindelijk is zij een godin. Wat betekenen stervelingen voor haar die onsterfelijk is?’