Выбрать главу

Er is zo verdraaid veel waar ik die vrouw dankbaar voor moet zijn, peinsde Lockridge, en niet in de laatste plaats dat ze mij al drie weken te voren hierheen heeft gestuurd. Hij had zich afgevraagd waarom. Zij had hem opgedragen stafkaarten te kopen en de topografie van Denemarken te bestuderen, vele uren door te brengen in de oud-Noordse afdeling van het Nationaal Museum en talrijke boeken te lezen die de daar tentoongestelde oudheden grondig behandelden. Hij had die opdracht nauwgezet uitgevoerd, verbaasd, maar zonder vragen zijn kans aangrijpend. Er was overvloedig gelegenheid voor ontspanning en geen gebrek aan gezelschap. De Denen waren vriendelijke mensen, bijzonder vriendelijk zelfs in het geval van twee jongedames die hij had leren kennen. Misschien was dat Storm Darroway's bedoeling: hem de gelegenheid te bieden te herstellen van de beproeving die hij had ondergaan, en genoeg biologische stoom af te blazen, zodat hij háár geen avances zou maken — waar zij ook zouden heen gaan.

Met een schok realiseerde hij zich: vandaag! Hij verhaastte zijn stap. Het hotel waar hij volgens haar instructies verblijf hield, kwam in zicht. In plaats van de lift nam hij de trap naar zijn kamer in een poging om de spanning die zich in hem ophoopte, kwijt te raken.

Hij ijsbeerde er rond en rookte de ene sigaret na de andere, maar lang hoefde hij niet te wachten. De telefoon rinkelde. Hij griste hem van de haak. In uitstekend Engels zei de receptionist: ‘Mr. Lockridge? Miss Darroway laat u vragen haar over vijftien minuten bij de ingang te treffen, met uw bagage.’

‘O. Oké!’ Even stak het hem. Zij behandelde hem als een bediende. Nee, besloot hij toen. Ik heb zo lang in de noordelijke staten geleefd, dat ik vergeten ben wat een echte dame mag verwachten. Geen reden om een piccolo te laten komen. Hij slingerde een rugzak over zijn schouder, nam de andere en zijn koffer in de hand en ging naar beneden om uit te boeken.

Een glanzend nieuwe Dauphine stopte langs het trottoir. Zij zat aan het stuur. Hij was niet vergeten hoe zij eruit zag, dat was onmogelijk, maar toen zij haar donkere hoofd uit het raampje stak, hield hij zijn adem in en alle Deense meisjes waren onmiddellijk uit zijn gedachten verdwenen.

‘Dag,’ zei hij bedremmeld.

Zij glimlachte. ‘Welkom terug in de vrijheid, Malcolm Lockridge,’ begroette de donkere stem hem. ‘Zullen we maar gaan?’

Hij borg de bagage in de kofferruimte en nam naast haar plaats. Zij droeg een lange broek en sportschoenen, maar zag er daarom niet minder koninklijk uit dan eerst. Handiger dan hijzelf had gekund, voegde zij de wagen in het verkeer. ‘Nou, nou,’ zei hij. ‘U houdt niet van tijd verknoeien, hè?’

‘We hebben maar weinig tijd,’ antwoordde zij. ‘Ik wil voor de avond aan de andere kant van het land zijn.’

Het kostte Lockridge moeite zijn blik van haar profiel los te scheuren. ‘Ik… eh… ben gereed voor alles wat u van plan bent.’

Zij knikte. ‘Ja, ik heb me dus niet in je vergist.’

‘Maar als u me zou willen vertellen …’

‘Straks. Ik begrijp dat je vrijgesproken bent?’

‘Volledig. Ik weet niet hoe ik u ooit kan bedanken.’ ‘Door me te helpen, natuurlijk,’ zei zij lichtelijk ongeduldig. ‘Maar laten we eerst jouw positie bespreken. Ik moet weten welke afspraken je hebt gemaakt.’

‘Nou, eigenlijk geen. Ik had geen idee hoeveel tijd deze baan zou vragen en daarom heb ik nergens gesolliciteerd. Zo lang ik geen werk heb, kan ik bij mijn moeder blijven.’ ‘Verwacht zij je spoedig terug?’

‘Nee. Ik ben even in Kentucky geweest om mijn familie te bezoeken. In uw brief stond dat ik de feiten voor me moest houden, en daarom heb ik ze verteld dat mijn verdediging betaald was door een rijke vent die van mening was dat ik onrechtvaardig werd behandeld, en die me nu in Europa wilde hebben als adviseur bij een onderzoek dat wel eens lang zou kunnen duren. Oké?’

‘Uitstekend.’ Haar blik bracht hem in verwarring. ‘Je vindingrijkheid heb ik evenmin onderschat.’

‘Maar waar gaan we eigenlijk heen? En waarom?’

‘Veel kan ik je niet vertellen. Maar kort gezegd, we gaan een schat opgraven en in veiligheid brengen.’

Lockridge floot en zocht naar een sigaret.

‘Vind je dat ongeloofwaardig? Melodramatisch? Precies als in een slechte roman?’ grinnikte Storm Darroway. ‘Waarom denken de mensen van deze tijd dat hun armzalig leven de norm van het heelal is? Denk eens na. De atomen waaruit je bent opgebouwd, zijn een wolk van pure energie. De zon die je verwarmt, kan deze planeet verteren en er zijn andere sterren die die zon kunnen verzwelgen. Jullie voorouders maakten jacht op de mammoet, staken in roeiboten oceanen over en stierven op talloze bloedige slagvelden. Jullie beschaving staat op de rand van de vergetelheid. In je eigen lichaam woedt op ditzelfde ogenblik een meedogenloze strijd tegen indringers die je, tegen de entropie en de tijd zelf in, zouden kunnen vernietigen. Dát moet je norm zijn!’ Zij wees naar de straat waar mensen bezig waren met hun dagelijkse arbeid. ‘Duizend jaar geleden waren ze verstandiger,’ zei zij. ‘Zij wisten dat de wereld en de goden ten ondergang waren gedoemd en dat er niets anders opzat dan die dag dapper onder ogen te zien.’

‘Ja, maar…’ Lockridge aarzelde. ‘Oké, misschien ben ik toevallig geen Ragnarok-type.’

Zij lachte. Zij hadden het oude stadscentrum achter zich gelaten en reden nu door een wijk met hoge flatgebouwen. Storm Darroway vervolgde: ‘Ik zal het kort maken. Herinner je je dat de Oekraïne een paar jaar geleden tegen de Sovjet-regering in opstand kwam? De opstand werd bloedig onderdrukt, maar de strijd duurde lang. Het hoofdkwartier van de vrijheidsbeweging was hier in Kopenhagen gevestigd.’

Lockridge fronste. ‘Ja, ik heb een tijdje internationale politiek gestudeerd.’

‘Er was een… een oorlogkas,’ zei zij. ‘Die werd verborgen toen de zaak er hopeloos begon uit te zien. Maar kort geleden hebben we iemand gevonden die de plek kent.’

Zijn spieren verstrakten. ‘We?’

‘De bevrijdingsbeweging. Niet meer alleen voor de Oekraïne, maar voor iedereen die in slavernij leeft. We hebben dat geld nodig.’

‘Wacht eens even! Waarom voor de drommel?’

‘O, we verwachten niet een derde van de wereld van de ene dag op de andere te kunnen bevrijden. Maar propaganda, subversieve actie, ontsnappingsroutes naar het Westen — dat alles kost veel geld. En we hebben niets te verwachten van regeringen die alleen maar over “ontspanning” zeuren.’ Hij had tijd nodig om zijn gedachten te ordenen. Daarom zei hij: ‘Dat is waar. Vroeger, op debatavonden en zo, beweerde ik altijd dat er in Amerika op het ogenblik een soort “weg-met-ons”-stemming heerst. Zoals wij opzitten en pootjes geven en bij iedereen om een vriendelijk woordje bedelen, of hij nu onze ondergang gezworen heeft of niet. De manier waarop we hele werelddelen in handen van idioten, volksmenners en kannibalen spelen. De manier waarop we, zelfs in Amerika, de duidelijke uitspraken van de constitutie verdraaien om de eerste de beste profiteur… Enfin, mijn wijze van argumenteren bezorgde me weinig sympathie.’

Er gleed een merkwaardige trek van vreugde over haar gezicht, maar zij zei eenvoudig: ‘Het goud ligt aan het einde van een tunnel in West-Jutland. De tunnel is tijdens de bezetting van Denemarken door de Duitsers gegraven voor een uiterst geheim researchproject. Tegen het einde van de oorlog heeft de Deense ondergrondse een overval op die plaats uitgevoerd. Blijkbaar is iedereen die van de tunnel op de hoogte was, om het leven gekomen, want het bestaan ervan is nooit in de openbaarheid gekomen. De Oekraïners hoorden ervan van een man op zijn sterfbed en gebruikten hem als schuilplaats. Toen de opstand onderdrukt was en hun organisatie uiteengevallen, bleef de schat daar achter. Zie je, de paar mensen die ervan wisten, wilden hun kennis niet misbruiken door zich het goud voor privé gebruik toe te eigenen, ofschoon het verder nergens meer toe kon dienen. De meesten van hen zijn nu gestorven, van ouderdom, door een ongeluk, of vermoord door Sovjet-agenten. De laatste overlevenden besloten tenslotte de schat aan onze organisatie over te dragen. Ik ben aangewezen om hem op te halen. Jij moet mij daarbij helpen.’