Tot nu toe is het ons goed vergaan. We hebben wat geschermutseld met de Zeevolken hoger op de kust, juist genoeg om in vorm te blijven en wat buit en slaven te behalen. Ik neem aan dat we volgend jaar een grote aanval op touw zullen zetten, om de streken die Haar nog niet erkennen, daartoe te dwingen. In tussentijd bouwen we langzaam een nederzetting op in dit prachtige land; en Zij, de Zuster van de Zon, verblijft in ons midden.’
Storm deze Noordelijke volken hebben nooit eerder de vloek van het imperialisme gekend!
Met schorre stem vroeg Lockridge: ‘Kunnen jullie nogal overweg met de bewoners van Avildaro?’
Widucar spoog. ‘Niet zo best. Ze durven niet te vechten, omdat Zij gezegd heeft dat ze ons met rust moeten laten. Maar een aantal van hen is heimelijk naar overzee vertrokken en de rest is maar een nors stelletje. Wel, je weet hoe hun vrouwen zijn; maar als een van onze jongens zin heeft in een pleziertje, dan ligt zijn enige hoop erin dat hij er een in het struikgewas kan overvallen en haar kan dwingen. Want eigenlijk mogen ook wij hen geen kwaad doen, weet je.’ Zijn gezicht klaarde op. ‘Maar gun ons wat tijd. Als ze niet regelmatig handel met ons willen drijven, dan zullen we onszelf wel redden. En tenslotte zullen we hen eronder krijgen, juist zoals onze voorouders de stammen die zij onder de voet liepen, naar hun eigen beeld hebben omgevormd.’ Hij boog zich voorover, porde Lockridge in de ribben en zei op vertrouwelijke toon: ‘Dat is trouwens ook Haar bedoeling. Zijzelf heeft me kort geleden nog beloofd dat de vooraanstaande geslachten van beide volken door huwelijken verbonden zullen worden, Zie je, op die manier gaat de erfenis van hun moeders over op onze zonen.’ En het resultaat van dat alles, dacht Lockridge, is jonker Erik.
Nee, wacht eens. Dat was het werk van de Gardisten. Maar hadden de Wachters niet de grondslag daarvoor gelegd?
Hij verviel in een diep stilzwijgen, zodat Widucar zich gekwetst voelde en naar zijn post terugkeerde. De zon was nu al ver over zijn hoogtepunt heen.
Ondanks al zijn sombere gedachten, was Lockridge idioot blij toen Hu verscheen en zei: ‘Zij kan je nu ontvangen.’ Met een sprong was hij door het gordijn. Niemand volgde hem.
Er brandde nog altijd geen vuur in het Lange Huis, dat door de kille straling van de bollen werd verlicht. Nog altijd werd het achterste deel door duisternis afgesloten. Waar Lockridge zich bevond, was de vloer met een of ander hard materiaal bedekt, de wanden waren met grijs bekleed. De meubels en de apparaten uit de toekomst stonden als een bespotting tussen de houten zuilen.
Storm kwam naar hem toe.
De sporen van haar gevangenschap waren verdwenen. Het blauwzwarte haar, de gebruinde huid, de zeegroene ogen glansden als door een innerlijk licht; zij liep snel, zodat haar borsten, heupen en benen zich onder haar gewaad aftekenden en zij herinnerde hem opnieuw aan de Gevleugelde Overwinning van Samothrace. Het gewaad dat zij vandaag droeg, was wit, diep uitgesneden en afgezet met het blauw van het koninkrijk Kreta. Op haar voorhoofd glansde de halve maan.
‘Malcolm,’ zei zij in zijn eigen taal. ‘Dit is mijn ware beloning: dat je terug bent gekomen.’ Zij nam zijn gezicht in haar handen en keek hem in de ogen; in de stilte hoorde hij zijn hart bonzen. ‘Ik dank je,’ zei zij in het Orugaray.
Hij wist wanneer een vrouw een kus verwachtte. Hij voelde zich duizelig, maar hij probeerde sterk te blijven en vast te houden aan al zijn twijfels en wrok. ‘Ik neem aan dat Hu je mijn rapport heeft doorgegeven,’ zei hij. ‘Ik heb er niets aan toe te voegen.’
‘Je hoeft er niets aan toe te voegen, liefste.’ Zij gebaarde naar een zetel. ‘Kom. We moeten alles eens bespreken.’ Hij nam naast haar plaats. Hun knieën raakten elkaar. Voor hen stonden een fles en twee gevulde roemers. Zij reikte hem er een aan en hief het hare op. ‘Wil je op ons beiden drinken?’
‘Brann heeft me ook wijn aangeboden,’ zei hij schor.
Haar glimlach verdween. Zij keek hem lange tijd aan en zette vervolgens haar glas weer neer. ‘Ik weet wat je denkt,’ zei zij.
‘Dat de Wachters niet beter zijn dan de Gardisten, en dat ze allebei kunnen barsten? Ja, daar komt het wel op neer.’ ‘Maar het is niet waar,’ zei zij ernstig; haar ogen hielden zijn blik vast. ‘Je hebt eens de nazi's van jouw tijd genoemd als een voorbeeld van het absolute kwaad. Ik ben het met je eens. Zij waren een schepping van de Gardisten. Maar denk eens na — probeer oprecht te zijn — veronderstel dat je een man uit de Steentijd was, die naar 1940 werd verplaatst. Hoeveel verschil tussen de verschillende landen zou je dan hebben kunnen ontdekken?’
‘Je nicht Yuria voerde een soortgelijk argument aan.’
‘O ja. Die.’ Even namen de volle lippen een harde uitdrukking aan. ‘Ik zal Yuria bij gelegenheid toch eens onder handen moeten nemen.’
Zij ontspande zich, legde een hand op zijn knie en ging snel en zachtjes verder: ‘Je hebt twee, zegge en schrijve twee mensen uit mijn toekomst ontmoet, die hun eigen bedoelingen hadden om je te redden. Een uur lang of daaromtrent ben je in hun wereld geweest. Zij brachten je terug op een plaats die zijzelf hadden uitgekozen, en lieten je toen alleen nadat ze met opzet een paar dubbelzinnige opmerkingen hadden gemaakt. Kom aan, Malcolm, je hebt toch een wetenschappelijke opleiding gehad. Dat is toch geen basis waarop je conclusies kunt vestigen? Wat voor conclusies dan ook!
Je hebt gezien wat ze je wilden laten zien. Je hebt gehoord wat ze je wilden laten horen. Zij sturen op iets bepaalds aan, en jij bent de sleutel daartoe. Maar wat is een sleutel? Alleen maar een werktuig. Je hebt niet meer gezien dan een wereld die anders is. En hoe weet je dat die verandering niet in een overwinning van de Wachters wortelt? Ik geloof dat dat wel het geval is.
Want, Malcolm, veel van het verkeerde dat je in mijn land hebt gezien, is aan de oorlog te wijten Als we geen vijand hadden, hoefde de discipline niet zo strak te zijn, dan zouden we de kans hebben om te experimenteren en hervormingen door te voeren. Ja, ik weet hoe Istar is. Maar je bent toch niet zo naïef om te denken dat de meest absolute heerser alleen maar een decreet hoeft uit te vaardigen om te bereiken wat hij wil? Niet? Ik moet werken met wat het lot mij geeft. Istar is nu eenmaal een van mijn aanhangsters. Haar opvolgster — en ik kan de opvolgingswetten nu eenmaal niet terzijde stellen zonder het gehele rijk in gevaar te brengen — degene die na haar zou komen, behoort tot een andere partij.’
‘Die van Yuria?’ vroeg hij verbijsterd.
Storm grinnikte. ‘Die goeie Yuria. Wat zou zij graag Koriach zijn! En wat zou zij er een armzalige vertoning van maken!’ Ernstig hervatte zij: ‘Ik onderschat mezelf niet, Malcolm. Je hebt gezien waartoe ik in staat ben. Door met jouw hulp Brann in de val te lokken, heb ik de Gardisten een dodelijke slag toegebracht, althans, het kan een dodelijke slag blijken. Er zijn er maar zo weinig die dergelijke operaties in de tijd kunnen opzetten, en er hangt zoveel van hen af. Zolang Brann vrij was, had ik bijna al mijn energie uitsluitend nodig om me tegen hem te verdedigen. Nu weet ik wie hem als bevelhebber heeft opgevolgd, en eerlijk gezegd met die Garwen heb ik niet de minste moeite.
Maar onze overwinning heeft ook een groot aantal nieuwe problemen opgeroepen. Tijdens je afwezigheid heeft onze trouwe Hu zijn spionnen erop uitgestuurd en er is een druk komen en gaan geweest van zijn boodschappen. Mijn rivalen — o zeker, thuis zijn er meer en duisterder paleisintriges dan je kunt vermoeden — degenen die tegen mij samenzweren, onder de dekmantel van de vriendschap, die we moeten dragen zolang de oorlog duurt — zij hebben gretig de kwestie van de te volgen strategie aangegrepen. Heeft Yuria er niet op gezinspeeld dat zij je zou belonen als je haar agent in mijn kamp wilde zijn?’ Lockridge moest dat wel bevestigen. ‘Nu, die partij houdt staande dat we om hulptroepen te verzamelen onze inspanningen in het Middellandse-zeegebied en in het Oosten moeten voortzetten. Vergeet het Noorden, zeggen zij; het heeft geen belang; hoewel de Indo-Europese verovering van het Oosten en Zuiden onvermijdelijk is, moeten we ervoor zorgen dat ze geen werkelijke waarde krijgt voor de vijand. Ik daarentegen zeg: verlaat die gebieden; handhaaf er alleen een symbolische strijdmacht, terwijl de Gardisten er hun beste mensen samentrekken; laten wij, zonder dat zij er weet van hebben, een duizendjarig bastion scheppen in het Noorden.’ Hij probeerde haar sprekende gelaatstrekken en de lijnen van haar lichaam te vergeten en zei, maar minder fel dan hij van plan was geweest: ‘Is dat de reden waarom je de mensen hier, die hun vertrouwen op jou hadden gesteld, verraden hebt?’