Выбрать главу

‘Bovendien,’ zei Storm uit de hoogte, ‘dit is mijn sector. Ik gebruik mijn eigen mensen, en op de manier die ik juist acht. De macht die ik verwerf, zal niet uitsluitend tegen de Gardisten worden aangewend. Nee, ik heb thuis ook nog enkele rekeningen te vereffenen.’

‘Er zijn van die momenten dat je me de stuipen van schrik op het lijf jaagt,’ zei hij.

Zij glimlachte en woelde met haar hand door zijn haar. ‘En op andere momenten?’ vleide zij.

‘Dan maak je het weer goed, en ruimschoots!’

Zij konden echter maar weinig bij elkaar zijn, er lag te veel werk te wachten.

Storm moest in Avildaro blijven, als godin, als rechter, om beslissingen te nemen en wetten te maken, totdat de natie waaraan zij bouwde, de gewenste vorm had aangenomen. Hu moest haar verbindingsman met het moederland en met Kreta zijn. Gewone soldaten waren alleen bruikbaar als koerier of als schildwacht; in dit geval waren de mannen die Hu had meegebracht, daarvoor niet eens nodig en daarom stuurde zij hen terug. Ervaren agenten konden in andere milieus niet worden gemist. Het meest had zij behoefte aan een bekwaam man die onder de stammen kon werken. Met die opdracht trok Lockridge erop uit. Widucar vergezelde hem met een handjevol krijgen. Lockridge was zeer gesteld geraakt op de roodharige Yütho. Zij hadden elkaar onthaald, hadden samen mede gedronken en tot diep in de nacht liggen zwetsen. Goed, hij mag dan niet “beschaafd” zijn, dacht Lockridge, maar ik neem aan dat ik dat ook niet ben. Ik mag dit leven wel.

Het uiteindelijke doel van hun werk was het volk van de Labrys en het volk van de Strijdbijl tot één geheel te doen samensmelten. Het stond vast dat dat zou gebeuren: Jutland zou in de geschiedenis opduiken als een natie en zelfs tot na Lockridge's eeuw zijn eigen identiteit behouden. Hetzelfde gold voor diverse andere gebieden. De vraag was alleen: zou de Indo-europese immigratie, die door de Gardisten op gang was gebracht met de bedoeling de oude cultuur te vernietigen, inderdaad zijn doel bereiken, of zou er — in welke vermomming dan ook — zoveel van de oude megalietbouwers overblijven, dat de Wachters heimelijk maar vol vertrouwen op de Noord Europese Bronstijd konden terugvallen? Rapporten uit het eerstvolgende millennium maakten waarschijnlijk dat het laatste inderdaad het geval was, en dat de activiteit van de Gardisten in dit deel van de wereld zich tegen henzelf zou keren.

Maar de stichting van deze koninkrijken moest langzaam in haar werk gaan, zowel door het gebrek aan agenten als vanwege de eis dat de ontwikkeling een natuurlijke indruk moest maken. (In feite natuurlijk moest zijn; een overhaast opgebouwd rijk als dat van Alexander of Tamerlan zou een zo kort bestaan beschoren zijn, dat het van geen enkel nut kon zijn.) De eerste fase bestond erin dat de dorpsbewoners rond de Limfjord tot een nauwere en veeleisender eenheid dan zij vroeger hadden gekend, werden samengesmeed. Om dat te bereiken beschikte Storm over het ontzag dat haar eigen aanwezigheid inboezemde, en wanneer geweld noodzakelijk was, over haar bondgenoten, de Yüthoaz. Te zelfder tijd moest zij een bondgenootschap sluiten met de stammen in het binnenland, zowel de oorspronkelijke bewoners als de nieuwe volken. De eerste zending van die aard vertrouwde zij aan Lockridge toe.

Hij had er de voorkeur aan gegeven te paard te reizen. Maar deze ruige, langharige pony's hadden nooit een ruiter gedragen en het zou te veel tijd kosten om er een af te richten. Daarom ging hij te voet. Telkens wanneer zij een nederzetting naderden, bestegen hij en Widucar een wagen, verdroegen moedig het hotsen en arriveerden aldus op een, naar de begrippen van dit tijdperk, waardige wijze.

Over het geheel evenwel moest Lockridge — zelfs na wat erop volgde — erkennen dat hij zelden een prettiger tijd had gehad. Kamperen in een woest gebied was altijd al zijn geliefkoosde ontspanning geweest: nu kon hij dat doen zonder zelf zijn uitrusting te moeten dragen, dat deden Widucars mannen voor hem. Als ze een nederzetting bereikten, werden ze gastvrij ontvangen en hij werd gefascineerd door allerlei details die hij opmerkte en die niet in zijn diaglossa waren geregistreerd. (Langzamerhand kon hij het trouwens best zonder dat instrumentje stellen, daar de taal en de gebruiken in zijn natuurlijke geheugen werden opgenomen.) In de kampen van de Strijdbijl-mannen volgde op een nogal primitief ontvangstceremonieel steevast een braspartij. De oude landbouwdorpen waren aanvankelijk wat op hun hoede; niet dat ze bang waren, want omdat het land uitgestrekt en dun bevolkt was, waren ze nog weinig met de immigranten in botsing gekomen. Zij begonnen altijd met ingewikkelde rituelen, maar meestal draaide dat tenslotte uit op een feest waarbij een twintigste-eeuwer zijn wenkbrauwen zou hebben opgetrokken.

De boodschap die Lockridge hun bracht, was eenvoudig. De ware Godin had in Avildaro woonplaats gekozen. Zij was niet, zoals sommigen hadden verteld, de vijandin van de Zon en het Vuur; integendeel, zij was de Moeder, de Gemalin en de Dochter van de mannelijke goden. De Goddelijke Machten verlangden dat Hun kinderen één zouden zijn zoals Zij het zelf waren. Daartoe zou op midwinter de eerste van een aantal raadsvergaderingen in Avildaro gehouden worden, om wegen en middelen te bespreken. Alle dorpshoofden werden uitgenodigd. Lockridge voegde er niet aan toe: ‘Of anders…’ Dat zou alleen maar tot verzet hebben geprikkeld en het was trouwens overbodig.

Bepaalde zaken die hij zag en hoorde, stuitten hem tegen de borst. Maar daar zullen we iets aan doen, beloofde hij zichzelf. In het algemeen mocht hij deze mensen graag. Hij kon zelfs niet zeggen dat ze minder beschaafd waren dan zijn eigen tijdgenoten. Hun contacten, al waren die ook spaarzaam en losjes, strekten zich over grote afstanden uit, wat de Strijdbijl-mannen betreft, zelfs tot in Zuid-Rusland toe. Hun politiek was bijna even gecompliceerd als de twintigste-eeuwse, al speelde ze zich op kleinere schaal af terwijl ze niet door een bepaalde ideologie werd gekleurd; hun sociale verhoudingen waren aanzienlijk subtieler; en zij mochten dan geen weet hebben van natuurwetenschap, geschiedschrijving of die zogenaamde wetenschap van de economie, waren wijs waar het de aarde, de hemel en de menselijke natuur betrof.

Zijn weg voerde hem langs een heilige heuvel, waar eens Viborg zou ontstaan, en door landstreken die vruchtbaarder waren dan alles wat hij in de toekomst had gezien; naar het noorden tot de branding en de brede zandstranden van het Skagerrak, en terug naar het zuiden langs de Limfjord. Een klein begin, maar niettemin had hij er bijna een maand voor nodig. De heide bloeide in paarse en gouden tinten, het land was bij zonsopgang bedekt met de eerste rijp van de herfst en de bladeren begonnen van kleur te wisselen toen hij tenslotte Avildaro weer bereikte.

Dat was op een dag toen er een stijve, koude wind vanaf de zee in het westen woei; licht en wolkenschaduwen renden achter elkaar aan over het land, golfjes liepen over de baai en over de plassen die de regen van de afgelopen nacht had achtergelaten. De wind gierde tussen de bomen van het woud, takken zwiepten heen en weer; de akkers waren geel van de graanstoppels, het gras op de weiden was bruin en verdord. Een vlucht ooievaars vloog langs de zon, op weg naar Egypte. De wind was koud en droeg de geuren mee van zout, rook en paarden.

Lockridge's gezelschap werd al van verre opgemerkt. Te midden van vrolijke kreten reed hij door het Yüthokamp heen naar het niemandsland tussen het kamp en het dorp. Niemand van de Tenil Orugaray kwam naar buiten om hem te verwelkomen.

Niemand behalve Auri. Juichend rende zij hem tegemoet, steeds opnieuw zijn naam roepend. Hij beval zijn menner stil te houden, trok haar op de wagen en drukte haar tegen zich aan. ‘ Ja, kleintje, met mij gaat het uitstekend, we hebben geen moeilijkheden gehad, natuurlijk ben ik blij je te zien, maar eerst moet ik de Godin verslag uitbrengen…’ Hij zou haar met plezier een lift gegeven hebben, maar er was nauwelijks ruimte op de wagen. De hele verdere weg bleef zij ernaast dansen.