Выбрать главу

‘Laat ze zich rustig houden,’ zei Lynx. ‘Men mag ons niet horen.’

De kapitein knikte. ‘Geen lawaai maken, jullie,’ beval hij zijn matrozen. Evenals hijzelf waren het Iberiërs, donkere typen met een haviksneus en ronde schedel, kleiner en tengerder gebouwd dan de blonde bewoners van Brittannië; er was veel overwicht voor nodig om hen in toom te houden Zelfs de kapitein, een ontwikkeld man die dikwijls in Egypte en op Kreta was geweest, had er moeite mee gehad om te begrijpen dat dit geen gewone piratenoverval was. ‘Ik heb voldoende tin en huiden bijeengebracht om je tien maal voor de reis te betalen,’ had de hoofdman die Lynx heette, hem gezegd ‘Als je wilt helpen, is alles voor jou. Maar we trekken op tegen een heks die de bliksem beheerst. Ik kan dat ook, maar zullen je mannen desondanks niet te bang zijn om te vechten? Bovendien gaan we er niet heen om te plunderen, maar om mijn stamgenoten te bevrijden. Nemen jij en je mannen genoegen met het loon dat ik betaal?’ De kapitein bezwoer dat bij Haar Die hij vereerde, en Die ook de Godin van deze machtige barbaren was. En hij meende wat hij zwoer. Uit die blauwe ogen die hem aankeken, sprak een majesteit die alleen te vergelijken viel met die van de Minos van het Zuiden.

Maar desondanks… Nu ja, dacht Lockridge, we moeten het maar nemen zoals het valt. En dat is een bevrijding. Vanavond verbreek ik de banden van het noodlot.

Niet dat ik in Engeland een slechte tijd heb gehad. Integendeel. Mijn leven daar is beter, gelukkiger en nuttiger geweest dan ik ooit had durven dromen.

Hij begaf zich naar achteren. Auri stond bij de kajuit op het achterdek. Bij haar bevonden zich hun andere kinderen, drie meisjes en een jongen die nog te jong was om te vechten. Ook in dat opzicht waren zij gelukkig geweest: slechts één klein lichaampje lag begraven onder de keien van een hunebed. Zij werd inderdaad door de goden bemind.

Haar gestalte was groot en rijzig, de haren die over haar Kretenzische kleed golfden, waren nog even blond als in haar jeugd; toen zij haar man aankeek, meende hij een enkele traan in haar ogen te zien glinsteren. Een kwarteeuw lang had zij zijn rechterhand moeten zijn en dat had haar grootheid verleend. ‘Vaarwel, m'n liefste,’ zei zij.

‘Het is maar voor even. Zodra we gewonnen hebben, kun je naar huis gaan.’

‘Jij hebt me een thuis gegeven, ginds aan de overzijde van de zee. Als je zou vallen.

‘Keer dan terug, om hunnentwille.’ Hij streelde de kinderen een voor een. ‘Regeer Westhaven zoals wij dat tot nu toe hebben gedaan. De mensen zullen er blij om zijn.’ Hij dwong zich tot een glimlach. ‘Maar mij zal niets overkomen.’

‘Het zal een vreemde gewaarwording zijn,’ zei zij bedachtzaam, ‘om onszelf als jonge mensen voorbij te zien komen. Ik zou willen dat je op dat moment bij me was.’

‘Zal het je geen verdriet doen hen te zien?’

‘Nee. Ik zal die twee het beste van ons wensen en me verheugen om wat de toekomst hun brengen zal.’

Zij was de enige die begrepen had wat er met de tijd was gebeurd. Voor de overige Tenil Orugaray was dat een angstaanjagende toverij geweest waaraan zij liefst zo min mogelijk terugdachten. Die toverij had hen weliswaar naar een goed land gebracht, en daarvoor waren zij dankbaar; voor de rest moest Lynx de last van die toverij maar dragen, hij was de koning.

Lockridge en Auri kusten elkaar en hij vertrok.

Hij waadde naar het land en zag zich omringd door zijn mannen. Enkelen van hen waren in Avildaro geboren, ten tijde van de vlucht waren zij nog maar kinderen geweest. De overigen echter waren uit half Brittannië afkomstig. Dat was zijn werk geweest. Uit angst dat geruchten over hem de overzijde van de zee zouden bereiken, was hij niet teruggekeerd naar East Anglia om daar op Storm Darroway te wachten. In plaats daarvan had hij zijn gezellen naar dat prachtige land gebracht dat later Cornwall zou heten. Daar hadden zij geploegd en gezaaid gejaagd en gevist, liefgehad en offers gebracht, in de oude, zorgeloze trant. Langzamerhand had hij hun echter geleerd welke voordelen de tinmijnen en de handel hun konden brengen; hij had nieuwe volgelingen geworven onder de rusteloze stammen in de omgeving, hij had nieuwe levenswijzen en werkmethoden ingevoerd en tenslotte was Westhaven van Skara Brae tot Memphis beroemd geworden als een welvarend en machtig rijk. Intussen had hij bondgenootschappen gesloten — met de bijlenmakers van Langdale Pike, met de jonge nederzettingen in de Theems vallei, zelfs met de primitieve landbouwstammen in de heuvels langs de zuidkust, die hij ervan had weten te overtuigen dat mensenoffers de goden niet aangenaam waren. Op het moment was er sprake van een grote tempel, die gebouwd zou worden op de vlakte van Salisbury en die het teken en de bezegeling van hun bondgenootschap zou zijn. In deze omstandigheden kon hij met een gerust hart vertrekken; bovendien had hij uit de velen die gevraagd hadden hem te mogen vergezellen, een honderdtal jagers kunnen kiezen voor zijn strijd in het oosten. ‘Opstellen,’ beval hij. ‘Voorwaarts.’

Noorderlingen en Zuiderlingen stelden zich tezamen op in de formatie die hij hun had geleerd, en begaven zich op weg naar Avildaro.

Zij marcheerden door de vochtige, grijze mist, alleen hun voetstappen en de schreeuw van wulpen verbraken de stilte. Lockridge voelde hoe zijn keel dichtgeknepen werd, en zijn hart begon te bonzen. Storm, Storm, dacht hij, ik kom weer naar je terug.

Vijfentwintig jaren hadden het beeld dat hij in zijn herinnering van haar meedroeg, niet doen vervagen. Hij was mager en grijs geworden, het verdriet en de vreugde van een generatie lagen tussen haar en hem, maar nog altijd herinnerde hij zich haar zwarte lokken, groene ogen, gebruinde huid, haar mond die eens op de zijne had gerust. Onwillig, stap voor stap, had hij ontdekt wat zijn lotsbestemming was. Het Noorden moest uit haar macht bevrijd worden. Het menselijk ras moest van haar worden bevrijd. Nu Brann er niet meer was kon zij haar Wachters naar de overwinning voeren. Maar noch Wachters noch Gardisten mochten zegevieren. Zij moesten elkaar uitputten totdat datgene wat beiden aan goeds bezaten, kon oprijzen boven de puinen van wat slecht was, en de wereld van John en Mary gestalte kon krijgen.

Maar in werkelijkheid was hij niet de wijze en onoverwinnelijke Lynx. Hij was alleen maar Malcolm Lockridge, die eens Storm Darroway had liefgehad. Het kostte hem een geweldige inspanning om zijn gedachten bij Auri te houden en bij het feit dat hij nu tegen de Koriach. oprukte.

Havik, die op verkenning was geweest, kwam teruggeslopen. ‘Ik heb maar een paar mensen in het dorp gezien, vader,’ zei hij. ‘Geen van hen zag eruit als een Yütho, voor zover ik kan oordelen naar de beschrijving die u van hen hebt gegeven. De kampvuren van de wagenrijders zijn maar flauw zichtbaar in de mist en de meesten liggen erom heen om zich te warmen.’

‘Mooi.’ Lockridge was blij dat ze tot handelen konden overgaan. ‘We verdelen ons nu in groepen en ieder gaat naar zijn eigen sector van de weiden.’ De aanvoerders kwamen naar hem toe en hij gaf hun nauwkeurige instructies. De een na de ander verdwenen de groepen in de schemering en Lockridge bleef met een twintigtal mannen achter. Hij telde de leren schilden en hun scherpe vuurstenen zwaarden, hief zijn arm op en zei: ‘Wij hebben de moeilijkste taak. Wij zullen de heks zelf bestrijden. Ik zweer nogmaals dat mijn toverkracht even sterk is als de hare. Maar ieder die bevreesd is om getuige te zijn van onze strijd, kan vertrekken.’

‘U bent lange tijd onze aanvoerder geweest en wij weten dat alles wat u zegt, juist is,’ gromde een van de heuvelbewoners. ‘Ik doe mijn eed gestand.’ Een onstuimig gemompel van instemming ging door de kring van mannen.

‘Volg mij dan.’

Zij vonden een pad dat naar het heilige bosje voerde. Als de strijd ontbrandde, zouden Storm en haar dienaren in het Lange Huis hierlangs komen.