Выбрать главу

Storm bleef staan. ‘Ja, hier.’ Zij klom tegen de helling op. ‘Wat? Wacht eens,’ protesteerde Lockridge. ‘We zijn er voor drie kwart omheen gelopen. Waarom ben je niet in tegenovergestelde richting gegaan?’

Voor het eerst bemerkte hij op haar gezicht enige verwarring. ‘Ik ga averechts.’ Zij liet een korte, harde lach horen. ‘Gewoonte. En nu, opzij.’

Zij bevonden zich halverwege de helling toen zij stil bleef staan. ‘Deze plaats is in 1927 opgegraven,’ zei zij. ‘Alleen het hunebed werd vrijgelegd en de geleerden hebben geen reden meer om hier terug te komen. Daarom kunnen wij het als ingang gebruiken.’ Zij manipuleerde enkele schakelaars die zich op de buis bevonden. ‘We hebben een nogal speciale manier om ingangen te verbergen,’ waarschuwde zij. ‘Wees niet al te verbaasd.’

Door de lens viel een mat licht. De buis zoemde en trilde in haar hand. Een trilling ging door de braamstruiken, hoewel er geen wind stond. Plotseling rees er een schijf aarde omhoog. Omhoog — recht de lucht in! Drie meter in doorsnee, zes meter dik, een kluit plaggen en grond die zonder ondersteuning voor Lockridge's ogen bleef hangen. Hij slaakte een kreet en maakte een zijsprong.

‘Stil!’ beet Storm. ‘Naar binnen. Vlug!’

Verbijsterd liep hij op het gat in het heuveltje toe. Een hellend pad leidde omlaag tot waar het uit het gezicht verdween. Hij slikte moeilijk. Zij verloor hem niet uit het oog en het was voornamelijk dit feit dat hem voorwaarts dreef. Hij ging de heuvel binnen. Zij volgde, keerde zich om en stelde de buis in haar hand bij. De schijf aarde zakte terug. Toen hij met het gemak van een machine op zijn plaats gleed, voelde Lockridge de wind van de luchtdruk langs zich heen zuchten. Tegelijkertijd ging er licht aan — maar tot zijn verbijstering zag hij dat dit niet uit een bepaalde bron afkomstig was.

Het hellende pad was eenvoudig de vloer van een halfronde tunnel, die iets breder was dan de ingang en die voor hem uit om een bocht verdween. De wanden van de tunnel waren geheel en al met een harde, gladde substantie bedekt, waaruit het licht stroomde, een koude, witte schittering die geen schaduwen wierp, zodat afstanden moeilijk te schatten waren. De lucht was vers en circuleerde, hoewel hij geen ventilatoren zag.

Hij keerde zich naar Storm, maar kon geen woorden vinden. Zij borg de buis weg. Haar strengheid verdween. Zij gleed naar hem toe, legde een hand op zijn arm en glimlachte. ‘Arme Malcolm,’ fluisterde zij. ‘Je zult nog voor grotere verrassingen komen te staan.’

‘Judas!’ zei hij zwakjes. ‘Ik hoop van niet!’ Maar haar nabijheid en haar aanraking vrolijkten hem zelfs op dat moment op. Hij begon zijn zelfverzekerdheid te herwinnen.

‘Hoe voor de duivel gaat dat in zijn werk?’ vroeg hij. Holle echo's weerkaatsten zijn stem.

‘Sst! Niet zo hard.’ Storm wierp een blik op haar kleurenschijf. ‘Op het ogenblik is hier niemand, maar zij kunnen van beneden komen en in deze tunnels draagt geluid verdraaid ver.’

Zij ademde diep in. ‘Als het je gerust kan stellen, zal ik je het principe verklaren,’ zei zij. ‘De kluit wordt bijeengehouden door een krachtveld dat van een in deze wanden verzonken netwerk afkomstig is. Hetzelfde netwerk verhindert dat er reacties kunnen optreden in metaaldetectors of geluidssondes, of in een ander apparaat dat anders deze doorgang zou kunnen opsporen. Bovendien doet het door microscopisch kleine openingen de lucht circuleren, zodat deze altijd vers blijft. De buis waarmee ik de kluit omhoog deed komen, is niet meer dan een schakelaar; de feitelijke energie is eveneens uit het netwerk afkomstig.’

‘Maar … Lockridge schudde het hoofd. ‘Onmogelijk. Zoveel weet ik wel van fysica af. Ik bedoel — nou ja, misschien in theorie — maar in de praktijk bestaat zo'n apparaat niet.’ ‘Ik heb je toch verteld dat dit een geheim researchproject was,’ antwoordde Storm. ‘Ze hebben heel wat weten te bereiken.’ Zij tuitte haar lippen — hoe dicht bij de zijne! Je bent toch niet bang, wel, Malcolm?’

Hij trok zijn schouders recht. ‘Nee. Laten we verder gaan.’ ‘Je bent een man,’ zei zij, met een lichte nadruk op het laatste woord, die zijn bloed sneller deed stromen. Zij liet hem los en ging hem voor naar omlaag.

‘Dit is alleen maar de ingang,’ zei zij. ‘De eigenlijke gang ligt meer dan dertig meter dieper.’

Zij spiraalden omlaag de aarde in. Lockridge constateerde dat zijn eigen verbijstering verdwenen was. Hij was tot het uiterste gespannen. Dat had Storm klaargespeeld. Mijn hemel, dacht hij, wat een avontuur.

De gang kwam uit in een langwerpig vertrek, dat geen opvallende kenmerken bezat behalve aan de tegenovergelegen wand. Daar stond een grote kist of kast van hetzelfde glimmende, zelf-sluitende metaal als Storms gordel; tevens was er een doorgang, ongeveer drie meter breed en zes meter hoog. Hing er een gordijn voor? Nee, toen hij dichterbij kwam, zag Lockridge dat de sluier die de doorgang opvulde — flikkerend en zacht iriserend met iedere kleurschakering die zijn ogen konden waarnemen en met vele, vermoedde hij, die ze niet konden zien — onstoffelijk was: een glinstering in de ruimte, een luchtspiegeling, een gordijn van levend licht. Het bracht een uiterst zwak gezoem voort en de lucht in de nabijheid smaakte elektrisch.

Storm bleef er staan. Door haar kleren heen zag hij hoe haar lichaam zich spande. Op hetzelfde moment als zij, trok hij zijn pistool te voorschijn. Zij wierp hem een vluchtige blik toe. ‘De gang is hier vlak achter,’ zei zij met scherpe stem.

‘Luister goed. Tot nu toe heb ik alleen maar laten doorschemeren dat we misschien zouden moeten vechten. Maar de vijand is overal. Het is mogelijk dat hij deze plek heeft ontdekt. Het is zelfs mogelijk dat zijn agenten aan de andere zijde van deze poort staan. Ben je gereed om als ik dat beveel, te schieten?’

Hij kon zijn hoofd alleen maar op en neer bewegen. ‘Uitstekend. Volg me.’

‘Nee, wacht, ik zal…’

‘Volg me, zei ik.’ Met een sprong was zij door het gordijn. Hij sprong haar na. Op het moment dat hij de drempel overschreed, voelde hij een korte, krampende schok en struikelde. Hij herstelde zich en speurde om zich heen.

Storm stond half gebukt en tuurde van de ene kant naar de andere. Na enkele ogenblikken wierp zij een blik op haar instrument en liet het pistool zakken. ‘Niemand,’ fluisterde zij. ‘Voor het ogenblik zijn we veilig.’

Lockridge hapte bevend naar adem en probeerde zich een indruk te vormen van de omgeving.

De gang was reusachtig groot, eveneens half-cilindervormig en met hetzelfde lichtgevende oppervlak; hij moest minstens dertig meter in doorsnee zijn. Zowel naar links als naar rechts strekte hij zich lijnrecht uit tot waar hij uit het gezicht verdween — hemel! hij moest kilometers lang zijn, bedacht Lockridge. Het gezoem en de sensatie van de elektriciteit waren hier veel intenser, doordrongen zijn gehele wezen, alsof hij gevangen was in een reusachtige machine.

Hij keek om naar de deur waardoor hij gekomen was, en verstijfde. ‘Verduiveld!’

Hoewel het portaal aan deze zijde niet hoger was, kon het gemakkelijk zestig meter breed zijn. Vanuit het portaal strekte zich over een gedeelte van de tunnelvloer een reeks evenwijdige zwarte strepen uit, met een onderlinge afstand van ongeveer anderhalve decimeter. Aan het begin van elke streep stond een korte tekst in hem volkomen onbekende letters. Maar om de drie meter ongeveer was er een getal aan toegevoegd. Hij zag 4950, 4951, 4952…Alleen het regenbooggordijn was hetzelfde.

‘Geen tijd te verspillen.’ Storm trok aan zijn mouw. ‘Ik zal het later wel uitleggen. Stap in.’

Zij wees naar een platform, dat voorzien was van een ronde voorzijde en enigszins op een grote metalen toboggan met lage zijkanten leek. Het zweefde ongeveer een halve meter boven de vloer. Verscheidene zitbanken zonder leuning liepen over de gehele lengte. Aan de voorkant bevond zich een paneel waar kleine lampjes gloeiden, rode, blauwe, groene, gele — ‘Vooruit nou!’