Lockridge wachtte. Storm wendde haar starende blik af van de nacht en richtte over het lage vuur heen haar ogen fel en doordringend op hem.
‘Het leven zoals men het zich voorstelt contra het leven zoals het is,’ zei zij. ‘Planning contra organische ontwikkeling. Despotisme contra vrijheid. Verpletterend rationalisme contra de gaafheid van het leven. De machine contra het levende vlees. Indien men de mens en zijn lot kan bepalen, organiseren, in overeenstemming kan brengen met een visioen van uiteindelijke volmaaktheid, heeft de mens dan niet de plicht om dit visioen koste wat het kost aan zijn medemens op te dringen? Dit klinkt je bekend in de oren, niet? Maar de grote vijand van jouw land is slechts één manifestatie van iets dat al bestond vóór de geschiedenis begon: dat zich uitte in de wetten van Draco en Diocletianus, in de verbranding van de confuciaanse boeken, in Torquemada, Calvijn, Locke, Voltaire, Napoleon, Marx, Lenin, Arguellas, het Jupiter-manifest, enzovoort enzovoort. Natuurlijk niet steeds zo duidelijk en ongecompliceerd — er leefde geen tirannie in het hart van sommigen die in de opperste rede geloofden; en wel in dat van anderen, zoals Nietzsche, die er niet in geloofden. Voor mij is jullie industriële beschaving, zelfs in de landen die zich vrij noemen, een bijna absolute verschrikking; en toch gebruik ik machines die krachtiger en verfijnder zijn dan jullie ooit hebben kunnen dromen. Maar in welke geest? Daarom gaat de strijdt’
Zij liet haar stem dalen. Zij keek naar het woud dat als een muur rond de bosweide stond. ‘Vaak denk ik,’ zei zij langzaam, ‘dat de neergang van de beschaving in dit millennium begonnen is, toen de aardgoden en hun Moeder verdrongen werden door degenen die de hemelgoden vereerden.’
Zij schudde zichzelf, alsof zij zich ergens van wilde bevrijden, en vervolgde op vlakke toon: ‘Wel, Malcolm, aanvaard voorlopig maar dat de Wachters de behoeders zijn van het leven — het leven in al zijn gaafheid en beperking, zijn heerlijkheid en tragedie — terwijl de Gardisten de wereld willen herscheppen tot het evenbeeld van een machine. Natuurlijk stel ik het nu wat al te simplistisch voor, misschien kan ik het je later beter uitleggen. Maar denk je dat mijn zaak de moeite waard is?’
Lockridge keek haar aan — zij lag bij het vuur als een jonge boskat — en in een opwelling die alle vrees, spijt en eenzaamheid verdreef, zei hij: ‘Ja. Mijn medewerking heb je. Dat is trouwens al gebleken.’
‘Dank je wel,’ fluisterde zij. ‘Als je wist wat dat blijk betekende, niet alleen in woorden maar in je bloed, zou ik over het vuur naar je toe springen.’
Wat betekent het dan; wilde hij vragen. Een gedachte deed hem duizelen: een man mag toch hopen! Maar voordat hij iets kon zeggen, grinnikte Storm en zei: ‘De eerstkomende maanden zullen ongetwijfeld heel interessant voor je zijn.’ ‘Grote hemel, ja!’ Het drong nu pas tot hem door. ‘Reken maar dat iedere antropoloog zijn rechter… eh… oog er voor over zou hebben om hier te kunnen zijn. Ik kan nog altijd niet geloven dat het waar is.’
‘Het is niet zonder gevaar,’ waarschuwde zij.
‘Hoe is de situatie eigenlijk? Wat moeten wij doen?’
‘Laat ik met de eerste vraag beginnen,’ zei Storm. ‘Zoals ik je al heb verteld, kan de strijd tussen Wachters en Gardisten niet op grote schaal in onze eigen tijd uitgevochten worden. In plaats daarvan heeft hij zich grotendeels naar het verleden verplaatst. Op strategische punten zijn bases gevestigd en… maar dat is nu niet van belang. Ik weet dat de Gardisten een bolwerk hebben in de regering van Harald Blauwtand. Hoewel de Asenreligie al een godsdienst van de Hemelvader was, was de komst van het christendom voor hen een nieuwe stap vooruit, want dat legde de grondslag voor de gecentraliseerde monarchie en de daaruit voortgekomen rationalistische staat. Daar kwamen de mannen die wij ontmoet hebben, vandaan.’
‘Hé? Wacht eens! Wil je daarmee zeggen dat jullie het verleden veranderen?’
‘O, nee. Beslist niet. Dat is per se onmogelijk. Zelfs als je het zou proberen, zou je ontdekken dat de gebeurtenissen al je pogingen verijdelen. Wat geweest is, is. Wij tijdreizigers zijn zelf een onderdeel van het patroon der gebeurtenissen. Maar laten we zeggen dat wij bepaalde aspecten erin ontdekken die we in ons voordeel kunnen aanwenden; we werven aanhangers, verzamelen krachten voor de eindfase van de strijd.
Nu, in mijn tijd beheersen de Gardisten het westelijk halfrond, de Wachters het oostelijk halfrond. Ik was commandant van een groep die naar de twintigste eeuw ging en de oceaan overstak naar Amerika. Alleen konden wij niets belangrijks opbouwen zonder door vijandelijke agenten te worden opgemerkt, die in jouw tijd veel talrijker zijn dan de onze. Maar wij waren van plan een onderneming op te richten met zo op het oog een of ander doodgewoon doel, zodat we als gewone burgers van de tijd zouden kunnen doorgaan. We kozen jouw tijd omdat dat de eerste eeuw was waarin we bepaalde dingen die we nodig hadden — bijvoorbeeld transistors — ter plaatse en dus zonder argwaan te wekken, konden kopen. Onder het mom van een mijnbouwonderneming in Colorado bouwden we onze ondergrondse installaties, we vervaardigden een activator en boorden een nieuwe tunnel.
Het was de bedoeling door die tunnel aan te vallen en in onze eigen tijd, midden in het land van de Gardisten uit te treden. Maar op het moment dat de tunnel klaar was, drong Brann er met een overweldigende overmacht in door. Ik weet niet hoe hij hem heeft ontdekt. Alleen ik wist te ontsnappen. Langer dan een jaar heb ik toen door de Verenigde Staten rondgezworven, zoekend naar een mogelijkheid om terug te keren. Ik wist dat iedere tunnel naar de toekomst zou worden bewaakt, want de Gardisten nemen in de Vroege Industriële beschaving een zeer sterke positie in. Ik kon nergens een Wachter vinden.’
‘Waar heb je in die tijd van geleefd,’ informeerde Lockridge. Jij zult het waarschijnlijk diefstal noemen,’ zei Storm.
Hij schrok op. Zij lachte. ‘Dat energiepistool dat ik bij me had, kan zo worden afgesteld dat het alleen maar verdooft. Het was niet zo moeilijk om een paar duizend dollar bijeen te krijgen, bij kleine beetjes tegelijk. Ik was wanhopig. Neem je het me erg kwalijk?’
‘Ik behoor het te doen.’ Bij het licht van het kampvuur keek hij naar haar. ‘Maar ik doe het niet.’
‘Ik verwachtte dat je zo zou reageren,’ zei zij zacht. ‘Ik durfde nauwelijks hopen dat ik iemand als jij zou kunnen vinden. Zie je, ik had een helper nodig, een lijfwacht, iemand met wie ik niet de indruk van een alleen reizende vrouw zou maken. Dat is overal in het verleden veel te opvallend. En ik moest naar het verleden.
Ik vergewiste me ervan dat deze Deense tunnel niet bewaakt werd. Het was de enige die ik durfde gebruiken en die een poort heeft naar deze tijd. En je hebt gezien hoe het toch nog bijna verkeerd met ons was afgelopen.
Maar nu zijn we hier dan. Er bevindt zich een Wachtersbasis op Kreta, waar de oude religie nog sterk is. Maar ongelukkig genoeg kan ik ze niet gewoon oproepen om ons te komen halen. Ook de Gardisten zijn in dit milieu actief — ik heb al gezegd dat het een kritieke periode is — en het is maar al te waarschijnlijk dat zij ons eerder zouden vinden dan onze vrienden. Maar als we eenmaal in Knossos zijn, kunnen we een gewapend escorte krijgen en kan ik via de ene tunnel na de andere naar huis terugkeren. Jou zal ik in je eigen tijd achterlaten.’ Zij haalde haar schouders op. ‘Ik heb een aardig bedrag in dollars in de Verenigde Staten verborgen. Die mag je wel hebben voor je moeite.’
‘Laat maar,’ zei Lockridge kortaf. ‘Hoe komen we in Kreta?’ ‘Over zee. Er bestaan oude handelsbetrekkingen tussen deze streken en het Middellandse zeegebied. De Limfjord is hier dichtbij en het is te verwachten dat er deze zomer een schip komt uit Iberië, dat de godsdienst van de hunebedbouwers aanhangt. Vanuit Iberië gaan we met een ander schip verder. Het hoeft niet meer tijd te kosten en is minder riskant dan de barnsteenroute over land.’