Выбрать главу

‘Ik denk het niet, nee,’ gaf Charlie toe en wat vriendelijker vroeg hij: ‘Zou je me nu ook willen vertellen welke speciale kwaliteiten ik dan wel heb?’

‘Zeker,’ antwoordde Philos. ‘Objectiviteit.’

‘Ik voel me gekrenkt, ik ben verbijsterd en voel me volkomen verloren!’ riep Charlie uit. ‘Hoe kun jij dan over objectiviteit praten!’

Er kwam een lachje om Philos’ lippen en hij zei: ‘Maak je daar niet druk over: je voldoet. Luister: heb je ooit de ervaring gehad dat een buitenstaander een opmerking maakte die je iets leerde over jezelf, iets dat je zonder die opmerking nooit geweten zou hebben?’

‘Dat heeft iedereen wel eens, denk ik.’ Hij moest opeens denken aan de stem van een vriendinnetje die hij door de dunne scheidingswand van de kleedhokjes op het strand hoorde. Ze zei — en ze had het over hem: ‘Het eerste wat je van hem zult horen is dat hij niet heeft gestudeerd en dat het hem niets kan schelen.’ Voor het eerst was het toen tot hem doorgedrongen dat hij dit inderdaad altijd zei en het was nooit tot hem doorgedrongen hoe kinderachtig het klonk.

‘Zoals ik je al heb verteld,’ vervolgde Philos, ‘zijn wij een nieuw ras en wij vinden het noodzakelijk om letterlijk alles over onszelf te weten te komen. We hebben hiervoor gereedschappen, die ik je zelfs niet beschrijven kan. Maar een ding hebben we uiteraard niet: objectiviteit.’

‘Dat kan wel zijn, maar ik ben bepaald geen expert in het onderzoeken van rassen en culturen.’

‘Dat ben je wel, omdat je anders bent. Daardoor alleen al ben je in zekere zin een expert.’

‘En als het me niet bevalt wat ik observeer?’

‘Dat maakt toch niet uit,’ antwoordde Philos. ‘Of je ons waardeert of niet, beschouwen wij alleen als feiten.’

‘En als ik klaar ben...’

‘Kennen wij onszelf beter.’

Charlie lachte wrang en zei: ‘Maar dan weten jullie toch alleen wat ik ervan denk?’

Ook Philos lachte een beetje zuinig en zei: ‘We kunnen altijd nog protesteren...’

Ze begonnen allebei te lachen en Charlie Johns zei: ‘Goed. Ik doe het.’ Hij geeuwde op de meest onfatsoenlijke manier en verontschuldigde zich. ‘Wanneer gaan we beginnen? Morgenochtend?’

‘Ik dacht dat we...’

‘Luister eens,’ zei Charlie, ‘ik heb een lange dag achter de rug en ik kan niet meer.’

‘O, je bent moe? Maar ik vind het niet erg om even te wachten terwijl je uitrust.’ En Philos ging er een beetje makkelijker bij zitten.

‘Ik bedoel,’ zei Charlie verbijsterd. ‘Dat ik slapen wil.’

Philos sprong op. ‘Slapen!’ Hij sloeg zijn hand tegen zijn hoofd. ‘Neem me niet kwalijk. Ik was het helemaal vergeten. Natuurlijk!... Hoe doe je dat?’

‘Wàt?’

‘Wij slapen niet.’

‘Nooit?’

‘Nee. Hoe slaap je eigenlijk? De vogels steken hun kop tussen hun vleugels.’

‘Ik ga liggen en doe mijn ogen dicht. En dan... dan blijf ik liggen. Meer niet.’

‘Dan wacht ik wel even. Hoelang duurt het?’

Charlie keek hem onzeker aan. Maakte Philos een geintje?

‘Meestal een uur of acht.’

Acht uur!’ Onmiddellijk, alsof hij zich schaamde voor zijn onwetendheid en nieuwsgierigheid, liep Philos naar de deur.

‘Dan kan ik je beter alleen laten.’

‘Graag, ja.’

‘Als je iets wilt eten...’

‘Dank je. Ik heb het me laten uideggen toen ze me vertelden hoe de lichten werkten. Weet je wel?’

‘O ja. Er zijn kleren in de kast.’ Hij beroerde, of beroerde bijna, een krul in de tekening op de muur aan de overkant. Er ging een deur open die zich onmiddellijk weer sloot. Charlie zag in een flits allerlei fel glinsterende stoffen. ‘Pak maar wat je wilt,’ zei Philos en voegde er aarzelend aan toe: ‘Ze zijn een beetje anders dan de kleren die jij gewend bent, maar we hebben ze zo gemakkelijk mogelijk gemaakt. Je moet weten... wij hebben nog nooit een man gezien...’

‘Zijn jullie dan... vrouwen?’

‘Nee, dat niet!’ zei Philos, wuifde en was verdwenen.

* * *

Smith dweept met Oude Boekanier. Herb Raile staat in de badkamer beneden en kijkt in Smitty’s medicijnkast, die boven de WC hangt. Ook boven de toilettafel, naast de wastafel, hangt een kast. Al deze huizen hebben deze twee kasten. In de prospectus worden ze de Zijne en de Hare genoemd. Jeanette noemt ze de Zijne en de Onze. Tillie Smith gebruikt ze kennelijk allebei want de Zijne staat vol met vrou-wendingen. Dan is er nog de Erector Set van de Oude Boekanier, die de baardharen voor het scheren overeind zet en dan is er nog iets van de Oude Boekanier waardoor je haren na het kammen plat tegen je schedel komen te liggen. Verder is er nog Tinteling van de Oude Boekanier, een badzout met vitamine C er in. (Herb heeft het woord boekanier eens in een woordenboek opgezocht en ontdekte dat het zeerover betekent. Geen wonder dat ze er dan meer van de rommel in moesten doen, zei hij, maar het was niet een grapje waar Smith om lachen kon.) Herb vindt het een beetje zielig voor Smith dat hij met al die rommel van de Oude Boekanier zit, omdat er betere spullen op de markt zijn. Zachte Wang, bijvoorbeeld. Herb heeft zijn goede baan op het reklamebureau voornamelijk te danken aan een slagzin die hij voor Zachte Wang heeft bedacht die bizonder goed is ingeslagen: een plaatje van een Zuidamerikaanse wolf die met een verrukt zwijmelende en borstige Europese dame wangen wrijft en zegt: Wil je een zachte wang?

, denkt Herb. Een tube aambeizalf. En natuurlijk allemaal kalmerende middelen. Een hoop walgelijk sterke aspirines en een fles met monsterlijke half blauwe en half gele capsules. Driemaal daags één capsule. Herb wedt dat het Achromycine is. Hij buigt zich voorover en, niets aanrakend, tuurt hij op het etiket. Volgens de datum is het drie maanden geleden gekocht. Herb denkt na. Dat was in die tijd toen Smith een poos lang niet dronk.

Prostaat?

Kleurloze lippenstift — voor gebarsten lippen. Kleurloze nagellak. Een Touchstift. Wat is in godsnaam een touchstift nummer 203 van Brown? Hij brengt zijn hoofd dichterbij. De kleine lettertjes zeggen: Voor tijdelijk retoucheren van onze Kleurtint. De tijd gaat verder, Smitty. Ook voor jou.

* * *

Charlie herinnerde (herinnerde, herinnerde) zich opeens een liedje dat werd gezongen door de grote kinderen uit de tweede klas kleuterschool, bij het touwtjespringen:

Pim-Pam-Pes, breng de barones Moeder krijgt een baby geen jongen en geen meisje maar een doodgewone baby.

Terwijl het liedje door zijn hoofd speelde viel hij in slaap.

Hij droomde van Laura. Zij kenden elkaar pas zo kort en toch hadden ze al een eigen taaltje, het taaltje van geliefden. Hij liep nu door een vreemd gebied, waarin het helder en duidelijk tot hem doordrong dat Laura en hij door onzichtbare barrières van tijd en ruimte gescheiden waren, maar waarin tegelijkertijd zijn moeder aan het voeteneind van zijn bed zat. Hij werd zich steeds bewuster dat hij in Ledom was, zodat hij bij het wakker worden zich niet verdwaald zou voelen. Toch werd het gevoel van zijn moeders aanwezigheid sterker en sterker, zodat hij om haar begon te roepen toen zij er bij het ontwaken niet bleek te zijn...

Hij stond op, liep naar het raam en keek, op veilige afstand, naar buiten. Het weer was niet veranderd. Hij had vermoedelijk de klok rond geslapen, want de lucht, ofschoon weer bedekt, was even stralend als tijdens de tocht vanuit het Gebouw Wetenschap. Hij was uitgehongerd en zich de instructies herinnerend, liep hij naar het plank-bed waarop hij had geslapen en trok aan de onderkant van de eerste van de drie gouden staven. Een onregelmatig deel van de muur — niets was hier ooit vierkant of recht of volkomen glad — rolde weg als de jaloezie van een ouderwetse schrijftafel en als een vreemdsoortige tong kwam er een plank naar buiten. Er stonden een kom en een bord op. De kom was gevuld met een soort waterpap. Op het bord lag, schilderachtig gerangschikt, een hoop exotisch gekleurd fruit. Er waren een of twee eerlijke bananen en sinaasappels bij en nog wat druifachtige vruchten. De andere vruchten waren blauw, gestippeld, weerschijnend vermiljoen en groen en in wel zeven verschillende kleuren rood. Maar hij had behoefte aan iets koels en er was geen drank te bekennen. Hij zuchtte en pakte een orchideekleurige bal, die nota bene naar beboterde toast rook! Aarzelend beet hij er in... en gromde van verbazing, want de schil was op kamertemperatuur en het sap van de wonderlijke vrucht ijskoud. Het smaakte naar appels en kaneel. Hij knapte er helemaal van op.