Выбрать главу

Mielwis lachte toegeeflijk en keerde terug tot het archief. Hij (zelfs na deze uitleg kon Charlie Mielwis in gedachten niet anders dan ‘hij’ noemen) begon langs de wand te zoeken. Charlie wachtte geduldig op nieuwe uitleg, maar Mielwis liet een geërgerd gebrom horen en liep naar de hoek van de kamer, waar hij zijn hand op een van de grillige krullen van de muurschildering legde. Onmiddellijk vroeg een klein, beleefd stemmetje: ‘Ja, Mielwis?’

‘Waar heb je het homo sap. ontleedmateriaal gelaten, Tagin?’

‘In de archieven, onder Uitgestorven Primaten,’ antwoordde het kleine stemmetje.

Mielwis bedankte en ging naar een tweede muur met gleuven. Hij vond al gauw wat hij nodig had. Charlie stond op toen Mielwis hem wenkte en hij keek naar de kaarten die tevoorschijn waren gekomen. De lichten doofden langzaam en de kaarten straalden. ‘Dit zijn ontledingen van homo sap, mannelijk en vrouwelijk,’ begon Mielwis. ‘Ik wil je laten zien hoe weinig veranderingen er in feite hebben plaatsgevonden.’

Hij liet de menselijke voortplantingsorganen in embryonale staat zien, waarbij hij aantoonde dat de seksuele organen soortgelijk waren en bleven en hoe alle mannelijke organen hun tegenhanger in de vrouw hadden. ‘Wanneer je niet uit een wereld kwam waar juist zo de nadruk op het verschil werd gelegd, zou het je geen moeite kosten om te zien hoe klein die verschillen in feite zijn.’ (Voor het eerst hoorde hij een Ledomiet een deskundige toespeling op homo sap. maken.) Mielwis behandelde nu enkele kaarten van pathologische aard. Hij demonstreerde hoe men op biochemische wijze een orgaan kon uitschakelen en een ander tot een bepaalde functie kon brengen. Een man kon daardoor melkafscheiding krijgen en een vrouw baardgroei. Hij liet Charlie allerlei platen zien om te bewijzen hoeveel variëteiten er in de natuur in de voortplantingsdaad bestaan. Hij zag bijvoorbeeld een hoog in de lucht parende bijenkoningin, die daarna een substantie met zich meedroeg waardoor zij letterlijk honderdduizenden eieren, letterlijk generatie na generatie, kon bevruchten. Na diverse voorbeelden was Charlie er dan ook van overtuigd, dat de afwijking tussen Ledom en homo sap. noch ongebruikelijk, noch bijzonder drastisch was.

‘Maar hoe is dit allemaal gebeurd?’ vroeg hij tenslotte.

Mielwis antwoordde met een vraag: ‘Wat kroop het eerst uit de drek en ademde lucht inplaats van water? Wie kwam het eerst uit de boom en pakte een stok om als gereedschap te gebruiken? Welk beest groef het eerst een gat in de grond om er doelbewust zaad in te stoppen? Het gebeurde. En dat is alles. Zulke dingen gebeuren...’

‘Je weet er veel meer van,’ beschuldigde Charlie. ‘Je weet een heleboel over homo sap. ook.’

‘Dat is Philos’ specialiteit en niet de mijne,’ antwoordde Mielwis. ‘Voor zover het Ledom betreft. Ik dacht overigens dat je niet wilde weten hoe en wanneer het met homo sap. is afgelopen. Niemand zal je inlichtingen onthouden die je werkelijk wilt hebben, Charlie Johns, maar lijkt het je niet dat het begin van Ledom en het eind van homo sap. iets met elkaar te maken hebben? De beslissing is natuurlijk aan jou.’

Charlie sloeg zijn ogen neer: ‘D... Dank je, Mielwis.’

‘Praat er eens met Philos over. Wanneer iemand het kan uitleggen, is hij het wel. En ik moet eerlijk toegeven,’ zei hij met een brede lach, ‘dat hij beter weet dan ik waar hij ophouden moet. Het ligt niet in mijn aard om dingen te verzwijgen. Je moet er maar eens met hem over praten.’

‘Graag,’ zei Charlie. ‘Ik zal het doen.’

Mielwis’ afscheidswoorden waren dat de natuur, ondanks alles, maar één principe heeft: continuïteit. ‘En dat zal gebeuren,’ besloot hij, ‘al moet er een wonder aan te pas komen.’

* * *

‘O, het is geweldig,’ zegt Jeanette tegen Herb als ze nog een drankje klaarmaakt en hij, nadat hij even naar de kinderen heeft gekeken, weer in de keuken komt. ‘Het is geweldig om zulke buren als de Smiths’ te hebben.’

‘Geweldig,’ zegt Herb.

‘We hebben zo dezelfde belangen.’

‘Heb je wat gepresteerd vanavond?’

‘O ja!’ zegt ze, terwijl ze hem het glas geeft en tegen de gootsteen leunt. ‘Je werkt nu al zeven weken aan een slagzin voor die grote chocolaterie.’

‘Is dat zo?’

‘Wat denk je van: Het Snoepje?’

‘Nee maar... wat een vondst! Je bent een genie!’

‘Ik ben een dievegge,’ zegt ze. ‘Want Tillie zei dat, als een grapje. Misschien is ze het allang vergeten, en daarom zit je er al zeven weken op te zwoegen.’

‘Slim, slim. Een pakkende zin. Smitty had me weer te pakken vanavond.’ ‘Hoe dan?’

Hij vertelt over de T.V.-show en het daarop volgende gesprek.

‘Je bent stapelgek,’ zegt Jeanette. ‘Maar hij is wel een gem.’

Gem is hun privé uitdrukking voor iemand die gemene dingen doet.

‘Ik kon me best redden.’

‘Je kan in ieder geval wel een bom achter de hand houden.’

Hij kijkt het raam uit: ‘Te dichtbij om een bom te gooien.’

‘Alleen als ze weten wie hem gegooid heeft.’

‘Welnee,’ zegt hij. ‘We willen hem toch niet bombarderen?’

‘Natuurlijk niet. We willen alleen een bom voor het geval dàt. Ik weet trouwens iets dat zonde is om te laten lopen.’ Ze vertelt hem hoe de oude Trizer naar boven is getrapt en dolgelukkig zou zijn wanneer hij Smith te pakken kon nemen.

‘Laat nou, Jeanette. Hij heeft prostaat.’

‘Vertelde hij dat?’

‘Nee, ik ontdekte het. Stapels medicijnen. En aambeien.’

‘Daar zal ik Tillie eens flink mee pesten.’

‘Je bent de meest verdorven vrouw die ik ken.’

‘Hij nam mijn kleine honneponnetje te pakken en dat neem ik niet.’

‘Ze zullen trouwens denken dat ik het je verteld heb.’

‘Ze zullen zich de hele dag afvragen hoe dat uitgelekt is. Ik red het wel, honnepon. Wij zijn een team. Dat moet je niet uitvlakken.’

Hij draait zijn drankje rond, kijkt er naar en zegt: ‘Smitty zei ook al zoiets.’ Hij vertelt haar over de woestijnlaarzen en hoe Smith denkt dat de kinderen al gauw niet meer zullen weten wie de vader is.

‘Kan je dat wat schelen?’

‘Toch wel.’

‘Vergeet het,’ zegt ze. ‘Wat doet het er toe? Wij zijn een nieuw soort mensen. Je moet er aan wennen dat Davy en Karen zullen opgroeien zonder dat akelige grote Ding waarover je altijd leest, het vaderbeeld, het moederbeeld en al die andere onzin.’

‘Mijn Levensverhaal, door Karen Raile. Toen ik een klein meisje was, had ik geen pappie en mammie zoals de andere kindertjes. Ik had een Commissie.’

‘Commissie of niet, sombere jongen, zij hebben eten, drinken, kleren en liefde. Is dat niet genoeg?’

‘Ja, maar een vaderbeeld is ook iets waard.’

Ze tikt hem op de wang: ‘Alleen diep in je hart mag je je groot voelen. En je bent er al zeker van dat jij de enige bent die groot genoeg is om tot deze Commissie te behoren? Niet soms? Laten we naar bed gaan.’

‘Hoe bedoel je dat?’

‘Laten we naar bed gaan.’

* * *

Philos stond voor Mielwis’ kamerdeur en keek alsof hij juist aankwam: ‘Hoe was het?’

‘Een beetje overdonderend wel,’ antwoordde Charlie.

‘Wil je nog meer informatie? Of is het voor het moment genoeg? Moet je alweer slapen?’

‘Nee, vannacht pas.’ Het woord vannacht leek even abstract geworden als de woorden man en vrouw. Hij meende dan ook dat hij er aan moest toevoegen: ‘Als het donker is.’

‘Als wat donker is?’

‘Als de zon ondergaat. Sterren, maan, al dat soort dingen, weet je wel.’

‘Het wordt niet donker.’

‘Het wordt niet... Wat zeg je nu weer? De aarde draait toch zeker? Of niet soms?’