Выбрать главу

Hij knielde in de deuropening van de tijdmachine en sloeg zijn handen voor zijn gezicht.

Na een tijdje kwam hij weer overeind en zocht iets om zijn neus af te vegen. Terwijl hij keek en keek, zei hij: ‘Ik zal bij je zijn als het gebeurt, Laura. Of tot het gebeurt... Misschien kunnen we samen oud sterven, Laura, wachtend...’

Verblind door zijn eigen gevoelens, vond hij zichzelf terug in het einde van de kamer, zonder te weten wat hij daar deed of hoe hij daar gekomen was. Er was niets dan muur met getekende krullen, die hij aanraakte. Er kwam een opening, zoals die waarin zijn ontbijt had gestaan, maar er kwam geen tong naar buiten. Hij boog zich voorover en gluurde naar binnen en zag in de verlichte ruimte een stapel vierkante, doorzichtige dozen en een boek.

Hij haalde de dozen er uit, eerst uit nieuwsgierigheid, daarna met toenemende opwinding. Hij haalde ze er een voor een uit, maar heel voorzichtig zette hij ze, een voor een, weer terug zoals hij ze had gevonden.

In een van de dozen zat een roestige spijker. Helder metaal toonde aan waar de spijker schuin was afgesneden.

In een andere doos zat een door regen vervaagd boekje lucifers. Het rood van de luciferkoppen had vlekken op het papier gemaakt. Hij wist het, hij wist het! Hij zou het overal herkennen! Alle letters waren er niet meer, maar hij zag dat het uit Dooley’s Bar en Grill uit de Arch Street kwam, al stonden de paar overgebleven letters dan ook in spiegelschrift.

Hij vond ook een gedroogde goudsbloem. Geen vlammende, prachtige Ledomietische wonderbloem, maar een gewone, gedroogde goudsbloem.

Daarna vond hij in een volgende doos een kluit aarde. Wiens aarde? Was dit aarde die haar voeten betreden hadden? Was het uit de aarde onder de grote witte lampen met de verblekende 61 er op geschilderd?

En, tenslotte, een boek. Zoals alles hier was het niet vierkant, maar rond en de regels waren boogvormig, ofschoon niet regelmatig. Hij kon het als een normaal boek openslaan en lezen, hetgeen hem niet meer verbaasde dan zijn plotselinge beheersing van het gesproken Ledoms.

De tekst bestond uit een hoogst technische beschrijving van de procedure en verscheidene bladzijden met kolommen vol aantekeningen, met vele doorhalingen en verbeteringen. Dan waren er verschillende bladzijden met vier getekende wijzerplaten, van klokken of instrumenten, zonder wijzers. De laatste waren blanco, maar de eerste waren beschreven, er waren wijzers in getekend en er stonden merkwaardige notities bij: Kever gestuurd, niets teruggekomen. Er stond vaak ‘niet teruggekomen’, tot hij aan een pagina kwam waarop een zeer groot en triomfantelijk Ledoms uitroepteken stond. Het ging hier om Experiment 18 en er stond in beverig handschrift bij: Noot gestuurd. Bloem teruggekomen! Charlie pakte de doos met de bloem er in en draaide hem naar alle kanten, tot hij het cijfer 18 ontdekte. Die wijzers, die wijzers... Met een ruk draaide hij zich om en holde naar de vreemde apparatuur in het midden van de kamer. Er stonden vier wijzers op en bij elke wijzer was een knop die in een cirkel om de wijzer moest worden getrokken. Hij moest de vier knoppen dus in de in het boek aangegeven stand zetten en dan... Een tuimelschakelaar is overal te herkennen en op deze stond duidelijk aan en uit.

Hij liep weer naar de hoek en begon zenuwachtig te bladeren. Experiment 18... het laatste voor de lege bladzijden begonnen. Stenen gestuurd. Teruggekomen (in Ledomse lettertekens): Charlie Johns.

Snel begon hij met het boek in zijn handen de standen uit zijn hoofd te leren.

‘Charlie! Ben je hier, Charlie Johns?’

Seace!

Toen Seace, die door de een of andere onzichtbare deur achter de tijdmachine was binnengekomen, de hoek om kwam, had Charlie het boek net terug gelegd. Maar hij kon de krul niet op tijd vinden en daar stond hij nu, voor een geopend stuk muur, de dode goudsbloem in zijn hand.

* * *

‘Wat doe je?’

Herb opent zijn ogen en ziet zijn vrouw die zich over hem heen buigt. ‘Ik lig op zaterdagmiddag in een hangmat en praat met de kinderen.’

‘Ik keek naar je. Je zag er erg ongelukkig uit.’

‘Zoals Adam zei toen zijn vrouw uit de boom viel. Eva valt weer eens.’

‘Lelijkerd. Vertel mama maar wat er aan de hand is.’

‘Jij en Smith willen niet dat ik ernstig ben.’

‘Jongen toch! Ik sliep al bijna toen ik dat zei!’

‘Goed. Ik dacht over een boek dat ik eens gelezen had, dat ik niet kan vinden en dat ik nog eens wil lezen. De Verdwijning.’

‘Misschien is het dan gewoon verdwenen. O God! Dat is Philip Wylie. Is dol op vis, haat vrouwen.’

‘Ik weet wat je bedoelt en je vergist je. Hij is dol op vis, maar haat de manier waarop vrouwen worden behandeld.’

‘Keek je daarom zo ongelukkig in die hangmat?’

‘Ik was helemaal niet ongelukkig. Ik probeerde me te herinneren wat de man zei.’

‘In De Verdwijning? Ik weet het. Het gaat er over dat op een dag alle vrouwen van de aardbodem verdwenen zijn. Griezelig.’

‘Je hebt het gelezen! Mooi. Er was een hoofdstuk in met een soort verklaring. Dat wil ik nog eens lezen.’

‘Ooo... ja. Ik herinner me dat. Ik heb het overgeslagen omdat ik wilde weten hoe het verhaal afliep. Het ging over...’

‘Dat heeft een tekstschrijver nou vóór op een schrijver van bestsellers,’ onderbreekt Herb. ‘Een tekstschrijver zorgt er voor dat de klant nooit door saaie woorden van het product wordt afgeleid. Maar Wylie deed dat wel in dat hoofdstuk. Geen mens die het nodig heeft, heeft het gelezen.’

‘Bedoel je, dat ik het nodig had?’ vraagt ze agressief. ‘Wat heeft hij dat ik nodig zou hebben?’

‘Niets,’ antwoordt Herb en zinkt uitgeput, met gesloten ogen, weer in zijn hangmat.

‘O, liefje, ik wilde je niet...’

‘Ik ben niet kwaad! Het gaat er mij juist om dat hij het met jou eens is...’

‘Waar is hij het dan mee eens?’

Herb doet zijn ogen weer open en kijkt in de lucht. ‘Hij zegt dat de mensen hun eerste grote fout maakten toen zij de gelijkheid van man en vrouw begonnen te vergeten en zich concentreerden op het verschil. Hij noemt dat de grote zonde. Hij zegt dat daardoor mannen mannen haten en ook vrouwen. Hij zegt dat dit de oorsprong van alle oorlogen en vervolgingen is. Hij zegt dat omdat wij niet meer kunnen liefhebben.’

‘Zoiets heb ik nooit beweerd!’

‘Daar lag ik nou juist over te denken. Jij zegt dat wij een nieuw soort mensen zijn, een Commissie of een team. Het doet er niet meer toe wie de mannen- en wie de vrouwendingen doet.’

‘O, bedoel je dat.’

‘Wylie maakt ergens een grappige opmerking. Hij zegt: sommige mensen denken dat de meeste mannen sterker zijn dan vrouwen doordat mannen de vrouwen selectief hebben gefokt.’

‘Heb jij selectief vrouwen gefokt?’

Hij lacht tenslotte en dat wil ze ook. Ze kan er niet tegen als hij bedroefd kijkt. ‘Iedere verdomde keer weer,’ zegt hij en trekt haar in zijn hangmat.

* * *

Seace hield zijn hoofd schuin en liep op Charlie toe. ‘Zo, jongeman. Wat doe je daar?’

‘Neem me niet kwalijk,’ stotterde Charlie. ‘Ik... ik...’

‘Je hebt die bloem er uitgehaald?’

‘Ik kwam hier en ik dacht... ik dacht dat jij...’

Seace klopte hem op de schouder en zei: ‘Goed, goed, jongen. Ik had je die bloem toch willen laten zien. Ken je hem?’

‘Ja,’ antwoordde Charlie. ‘Het is een goudsbloem.’ Seace haalde het boek uit de opening en schreef de naam van de bloem er in. ‘Die hebben wij niet in Ledom,’ zei hij trots. Hij knikte in de richting van de tijdmachine. ‘Je weet nooit waar dat ding mee thuis komt. Jij bent natuurlijk een prijs-voorbeeld. Zo’n kans krijg je maar eens in de honderddrieënveertig quadriljoen, als je dat tenminste iets zegt.’