Выбрать главу

‘Kom dan maar eens mee,’ zei Nasive.

Ze gingen naar buiten, een tuin in. Vier of vijf kinderen waren in het gras aan het stoeien en er zat er een in een boom. Zodra ze Nasive zagen begonnen ze te roepen en om hem heen te rennen.

Charlie Johns zag het standbeeld.

Zou dit Madonna en Kind heten? dacht hij. De volwassen figuur, met een of ander materiaal dat als fijngeweven linnen om haar heen viel, zat geknield en keek omhoog naar het kind, dat voor haar stond met een bovenzinnelijke, zelfs extatische uitdrukking op zijn gezicht. Het kind was naakt en zijn lichaamskleur was levensecht, evenals bij de volwassene wier kleren waren doorschoten met alle mogelijke kleuren van een houtvuur.

Het meest opmerkelijke was dat het kind bijna viermaal zo groot was als de volwassene! En het groepje was één enkel, monsterlijk stuk van perfect geglazuurd, onberispelijk gebakken terracotta.

Toch was Charlie het meest getroffen door de symboliek van het beeld. De kleine volwassene die het reusachtige kind aanbad.

‘De oven hier van kan ik je niet laten zien,’ zei Nasive.

Charlie vroeg zich af of het beeld in gedeelten was gebakken, maar dat kon niet. Het glazuur was één geheel, van boven naar beneden. Zelfs de van gekleurde bloemen gemaakte sokkel — een regelmatige berg van bloembladeren, was geglazuurd!

Zij hadden waarschijnlijk dan toch wél plezier van een A-veld, dacht Charlie.

‘Het werd gemaakt op de plaats waar het staat,’ vertelde Nasive, ‘en daar ook gebakken. Grocid en ik hebben er het meest aan gedaan, met uitzondering van de sokkel. De bloemen zijn namelijk door de kinderen gemaakt. Meer dan tweehonderd kinderen hebben de klei beschermd, zodat die niet door de hitte zou barsten.’

‘Je hebt er een oven omheen gebouwd?’

‘We hebben er drie omheen gebouwd. Een om de klei te drogen, die we weer hebben afgebroken om de beelden te kunnen beschilderen, een om het glazuur aan te brengen, die we hebben weggehaald om een beschermend laagje aan te brengen, en een voor het laatste glazuur.’

‘Die je afbrak en weggooide.’

‘Nee, nee. De stenen daarvan hebben we gebruikt voor de vloer van het atelier. Maar zelfs als we ze hadden moeten weggooien, was het het waard geweest.’

‘Waard geweest,’ herhaalde Charlie nadenkend. ‘Nasive... wat is het? Wat betekent het?’

‘Het heet De Maker,’ antwoordde Nasive. (In het Ledoms wilde dit zeggen schepper en ook degene die volbrengt. De man van de daad.)

De volwassene die het kind aanbidt. Het kind in aanbidding van iets... anders. ‘De Maker?’

‘De ouder maakt het kind. Het kind maakt de ouder.’

‘Wat?’

Nasive begon te lachen: ‘Wie is er ooit een ouder geweest zonder dat het kind hem dat maakt?’

Charlie lachte mee, doch toen ze weer naar binnen gingen, keek hij over zijn schouder nog even naar het beeld en wist dat Nasive misschien meer had kunnen zeggen. Nasive scheen hem te begrijpen, want hij raakte Charlies elleboog aan en zei zachtjes: ‘Ik denk dat je het later wel beter zult begrijpen.’

Charlie draaide zich om, maar zijn ogen waren vol van dat toegewijde paar in de tuin. In het atelier vroeg Charlie zich af: waarom is het kind groter dan de volwassene? Het leek of Nasive zijn gedachten kon lezen, want toen ze weer naar de leefruimte gingen en hetzelfde kind weer van achter de draperieën tevoorschijn kwam en door Nasive werd opgetild en weer op zijn benen gezet, zei hij met een lachje: ‘Maar — kinderen zijn groter, weet je wel.’

In zijn taal kon groter ook grootser betekenen. Later zou Charlie er nog wel eens over nadenken. Met schitterende ogen keek hij naar de gezichten in de kamer en voelde opeens een soort spijt. Als je zoiets gezien hebt, wil je het ook anderen laten zien.

Philos begreep het en zei: ‘Hij heeft jouw beeld gezien, Grocid.’

‘Dank je wel, Charlie Johns.’

Charlie, die niet wist hoe zijn ogen straalden, wist niet waar hij nu precies voor werd bedankt.

* * *

De Bruut komt met zijn hoge schouders en sluipende voeten naar het bed waarin Zij, in negligé, rechtop gaat zitten.

‘Raak me niet aan!’ gilt ze met een Italiaans accent, waarop de camera een plotselinge beweging van de bruut laat zien waardoor hij werkelijk De Bruut wordt en alle insecten van vlees en bloed in de chroom-en-staal kevers in rijen voor het gigantische filmdoek van het drive-in-theater gaan knipogen en hun bloed sneller voelen gaan stromen. De neon-bevlekte lucht rondom de popcorn-automaten is er gezwollen van, de dode koplampen, in rijen achter elkaar, schijnen er van te zwellen.

De camera brengt nu de Hand van de Bruut in beeld (en de muziek wordt gespannener en indringender) en glijdt naar de onderkant van het scherm, waarop het scheuren van zijde weerklinkt. Haar gezicht, nog steeds in beeld, wordt door de camera of De Bruut meegevoerd en achterover gedrukt op het satijnen kussen, waarna de donkere schaduw van Zijn Hoofd haar gezicht begint te bedekken.

‘Raak me niet aan! Raak me niet aan!’

Herb Raile, achter het stuurwiel, wordt zich tenslotte bewust van een soort geworstel naast hem. Karen is op de achterbank in slaap gevallen, maar Davy, die op dit uur meestal nergens meer van weet, wordt door Jeanette in een halve nelson gehouden (waarbij haar andere hand zijn ogen probeert te bedekken) en probeert zich wanhopig los te worstelen.

‘Wat is er aan de hand?’ vraagt Herb, die zijn ogen niet van het doek kan afhouden.

‘Dat is toch geen kinderfilm!’ sist ze, buiten adem.

‘Raak me niet aan!’ gilt de Zij op het filmdoek. Haar gezicht begint te trekken en ze doet haar ogen dicht. ‘Aaa...’ kreunt ze. ‘Ja... ja...’

Davy rukt Jeanettes hand weg: ‘Ik wil het zien!’

‘Doe wat je gezegd wordt!’ snauwt Herb, terwijl hij het beeld geen seconde uit het oog verliest. Davy bijt zijn moeder in haar arm. Ze geeft een gilletje: ‘Au!... Aaaa...’

In minder dan geen tijd wordt er op het doek nu uitgelegd dat Zij en De Bruut door een misverstand allang met elkaar getrouwd waren en als Zij, uitgeput door hartstocht, De Bruut keurig uitlegt dat de bron van hun uitspattingen de wettigheid van hun liefde is, komt er een stralend wit licht op het scherm en klinkt triomfantelijk trompetgeschal.

‘Je had hem niet moeten laten kijken,’ zegt Herb beschuldigend.

‘Ik wou hem ook niet laten kijken. Hij beet me.’

Het schijnt nu tot Davy door te dringen dat hij iets verkeerds gedaan heeft, maar wat precies weet hij niet en dat hoeft hij ook niet te weten. Hij barst in tranen uit en wordt dan gauw getroost met een ijslolly. Maar ook deze troost duurt niet lang, want, of het zo moet zijn, het ijs begint te lekken en er vallen een paar druppels op de vouw van zijn broek. Herb denkt het probleem op te lossen door het ijs in zijn geheel in zijn mond te stoppen, waardoor zijn neus pijn gaat doen. Davy voelt zich bestolen. Het wordt geen crisis, want enkele ogenblikken later doven de lichten en op het scherm verschijnt het begin van de volgende film.

‘Toch nog iets voor Davy,’ zegt Herb na een paar minuten.

‘Waarom draaien ze de Wild West film niet eerst en besparen ze onze kinderen die je-weet-wel films niet?’

‘Kom op mijn schoot zitten, lieverd,’ zegt Jeanette. ‘Kun je het goed zien?’

Davy kan het gevecht op de rand van de afgrond heel goed zien. Hij kijkt naar het vallende lichaam, ziet de oude man gebroken aan de voet van de rotsen liggen, terwijl het bloed uit zijn mond stroomt. ‘Ik ben... ik ben Chuck Fritch... Help me!’ Zijn vijand, een gewone cowboy, zegt lachend: ‘Zo. Dus jij bent Chuck Fritch. Meer hoef ik niet te weten.’ Daarna de daverende schoten, de schok van het oude-mannen-lichaam als het door de kogels wordt opengereten, zijn doodsgerochel, het duivelse lachje van de cowboy als hij zijn slachtoffer nog een trap in het gezicht geeft... De camera brengt nu de omgeving in beeld... de vallei en de helling van de heuvel waar het lijk langzaam en vlugger en vlugger afrolt.