Выбрать главу

Er kwam een vreemde uitdrukking op Philos’ gezicht. ‘Dat is erg vriendelijk van je,’ zei hij hartelijk. ‘Maar dat wil ik niet. Zeker nu niet.’

(Kreeg hij plotseling een kleur? En waarom? Uit boosheid?)

‘Er zijn een boel mensen,’ zei hij een tijdje later.

‘Iedereen is er.’

‘Wat is de aanleiding?’

‘Als je het niet erg vindt, zou ik het prettig vinden als jij me na afloop zou willen vertellen wat je denkt.’

‘Goed,’ zei Charlie verbaasd.

Ze zwegen, luisterden. De veelvoudige muziek werd zachter en zachter. De aanwezigen neurieden een serie nauw verwante tonen, die uitliep in een vreemdsoortig staccato. Charlie zag dat sommigen zichzelf of anderen op de onderkant van de keel tikten. Het gaf een merkwaardig getokkel dat tenslotte een definitief ritme kreeg, snel en duidelijk. Iedere maat leek acht tellen te duren, waarbij de nadruk op de eerste en vierde tel viel. Hierbij kwam een lage viertoons melodie, die draaide, draaide... iedereen scheen zich te bukken, enigszins voorover te leunen, zich te spannen...

Plotseling klonk er een krachtige sopraan, die een stralend vuurwerk van warrelende tonen zong. De melodie werd ver in het bos, of door een kleine stem vlakbij herhaald, het was niet uit te maken. Twee tenoren herhaalden het vuurwerk van noten in volmaakte harmonie en toen de stemmen langzaam wegstierven, nam een Ledomiet in blauwe mantel, die naast Charlie zat, het lied weer op en liet zes pure, glasheldere noten horen. Er klonk een goedkeurend geruis en zes verspreide stemmen zongen samen het zestonige thema, maar bij de tweede noot voelde iemand zich blijkbaar gedwongen het thema opnieuw te beginnen en er ontstond een fuga. Stem na stem nam het thema weer op, het barstte los en verstierf, barstte los en verstierf, een ingewikkeld vlechtwerk van hemelse muziek.

Plotseling kwam een naakte figuur met grote draaiende sprongen tussen de bomen vandaan. Hij draaide zo snel tussen de anderen door dat zijn lichaamstrekken wazig werden. Toch waren zijn voeten zo zeker dat ze elk obstakel vermeden. Bij Philos kwam hij met een hoge sprong tot stilstand en knielde, waarna hij met gespreide armen en het gezicht in het gras ging liggen. Er kwam weer een draaiende figuur en nog een en al gauw was het donkere bos vol beweging. Charlie zag Philos opspringen en tot zijn verbazing stond hij zelf ook op en begon, aangespoord door de stijgende stroom van geluid en beweging, heen en weer te bewegen. Het kostte moeite om zich er niet als in een zee in te storten. Tenslotte trok hij zich terug en drukte zich buiten adem tegen een boomstam, want hij voelde een alles overheersende angst dat zijn ongeoefende voeten in deze maalstroom onder hem weggemaaid zouden worden, dat zijn zintuigen niet voldoende waren om het gebeuren geheel te kunnen volgen.

Voor hem werd het een onderbroken serie scherp afgebeelde fragmenten; het snelle draaien van een romp; het gespannen, extatische heffen van een koortsig blind hoofd; de schrille kreten van een kind in vervoering, dat met uitgestrekte armen en gesloten ogen dwars door het patroon van de dans rende, terwijl de bezeten uitvoerenden schijnbaar zonder te denken ruimte voor hem maakten als hij passeerde, tot tenslotte een danser zich omdraaide en het kind ving, het opgooide, en het uit de lucht werd geplukt door een ander, en nogmaals, om tenslotte zacht te worden neergezet aan de rand van het gebeuren.

Het donkere basgeluid werd opgevoerd tot een gebrul en het subtiele tikken op de keelholte werd een woest ritme van woedende vuisten op borstkassen en buiken.

Charlie schreeuwde...

Philos was weg.

Er voer een golf van iets door het bos, even tastbaar als de uitstraling van een geopende ovendeur, maar het was geen hitte. Hij had iets dergelijks nog nooit gevoeld of ondervonden — behalve misschien in zijn eentje. Nee, niet alleen, maar met Laura. Het was geen seks, het was iets waarvoor seks een uitdrukking is. Op het hoogtepunt veranderde er iets. De Ledomieten maakten plotseling, als bij afspraak, een kring om de kinderen die in een groep bij elkaar stonden, trots, zelfs het kleinste kind, trots en wetend en diep gelukkig, terwijl zij door de zingende Ledomieten vereerd, aanbeden, werden.

Zij zongen niet over de kinderen. Zij zongen de kinderen evenmin toe. Het kan maar op een manier worden gezegd: zij zongen de kinderen.

* * *

Smitty loopt naar de schutting — een lage stenen muur -achterin de tuin om een praatje te maken met Herb. Toevallig is hij, om een kleinigheid, zo woedend op Tillie dat hij er bijna misselijk van wordt. Herb heeft op een tuinstoel onder de roodwitte parasol gezeten en is ook woedend, maar hij is niet zo misselijk als Smitty. De oorzaak van zijn woede is ook minder persoonlijk. Het Congres heeft niet alleen een buitengewoon idioot wetsontwerp goedgekeurd, maar zijn domheid nog eens onderstreept door een presidentieel veto te vernietigen. Als hij Smitty ziet gooit hij de krant op de grond en loopt naar de lage muur.

‘Hoe komt het toch,’ zegt hij als inleidende opmerking, ‘dat de wereld vol vuile hoerenzonen zit?’

‘Begrijp je dat niet,’ is onmiddellijk het zure antwoord. ‘Ze komen immers allemaal uit het smerigste deel van een vrouw.’

* * *

Ofschoon het in Ledom nooit donker werd, leek het, nu de meeste mensen weg waren, veel donkerder. Charlie zat op het koele groene mos met zijn handen op zijn knieën en zijn rug tegen een olijfboom. Hij boog zich voorover en drukte zijn wangen tegen de rug van zijn handen. Zijn wangen voelden aan als leer, want er waren ontelbare tranen op gedroogd. Op het laatst keek hij op en zag Philos, die geduldig stond te wachten. Hij zei geen woord alsof hij bang was iets voor zijn gast te zullen bederven en er kwam alleen een lachje om zijn mond.

‘Is het voorbij?’ vroeg Charlie.

Philos leunde tegen de boom en knikte in de richting van een groepje Ledomieten, drie volwassenen en een stuk of vijf kinderen, dat de rommel opruimde. Boven hun, als een onzichtbare zwerm van magische bijen, hing een wolk van muziek en Philos zei: ‘Het is nooit voorbij.’

Charlie dacht er over na. Ook over het standbeeld dat De Maker heette en, voor zover hij durfde, over alles wat zich in het bos had afgespeeld en over het geluid dat deze mensen overal scheen te begeleiden.

‘Wil je me nog eens vragen wat hier aan de hand is?’

‘Ik geloof dat ik het wel weet,’ antwoordde Charlie.

‘Kom dan,’ zei Philos.

Door de velden liepen zij naar de gebouwen.

‘Waarom aanbidden jullie de kinderen?’ vroeg Charlie onderweg.

‘In de eerste plaats om religieuze redenen, maar onder religie versta ik een supra-rationele of mystieke ervaring. Mensen schijnen religie nu eenmaal broodnodig te hebben, maar een ervaring zonder object is nu eenmaal niet mogelijk. Niets is tragischer dan een mens of een cultuur die iets wil aanbidden en geen object heeft.’

‘Maar waarom kinderen?’

‘Wij aanbidden de toekomst en niet het verleden. Wij aanbidden wat nog komen moet en niet wat geweest is. We hebben een beeld van hetgeen kneedbaar is en groeit, dat we kunnen verbeteren. Wij aanbidden die kracht in onszelf en het verantwoordelijkheidsgevoel dat daarmee gepaard gaat. Een kind is de som van al deze dingen. Vandaar. Wij aanbidden het kind omdat het ondenkbaar is dat wij er ooit één zouden gehoorzamen.’

Ze liepen een tijdje zwijgend verder.

‘Wat ia er tegen om een God te gehoorzamen die je aanbidt?’

‘In theorie niets, denk ik, speciaal wanneer die gehoorzaamheid samengaat met het geloof in een levende, wetende God. Maar in de praktijk is de hand van God in menselijke zaken een dode hand...’ Hij wachtte even en vroeg toen: ‘Heb je niet opgemerkt dat de essentie van Ledom voortgang is? Beweging, groei, verandering? Kan muziek bestaan zonder voortgang, zonder progressie of poëzie? Kun je een woord uitspreken en het ritme noemen wanneer er geen woorden op volgen? Kan het leven bestaan... Voortgang is eigenlijk de definitie van leven! Een levend ding verandert ieder moment en als het niet meer verandert is het... dood.