Выбрать главу

Eerlijk gezegd was ik Mithra-Grandchamp vergeten. De herinnering aan die geschiedenis kwam net in mijn geheugen terug en liet daar een dubbel pijnlijk spoor achter. Heimwee naar een voorbij verleden en vooral spijt over gemiste kansen. Mithra-Grandchamp, dat zijn de vrouwen die je niet hebt weten te beminnen, de kansen die je niet hebt willen grijpen, de momenten van geluk die je je hebt laten ontglippen. Nu heb ik het gevoel dat mijn hele leven alleen maar een aaneenschakeling van zulke kleine mislukkingen is geweest. Een race waarvan je de uitkomst kent maar waarbij je niet in staat bent de winst te incasseren. Tussen twee haakjes, we hebben ons eruit gered door alle inzetten terug te betalen.

DE EENDENJACHT

Behalve de verschillende ongemakken die bij het locked-in-syndroom horen, heb ik last van een ernstige ontregeling van mijn gehoororgaan. Rechts ben ik volkomen doof en links versterkt en vervormt mijn buis van Eustachius de geluiden voorbij de tweeënhalve meter. Wanneer er een vliegtuigje met luchtreclame voor het regionale attractiepark over het strand vliegt, is het voor mij alsof ze een koffiemolen op mijn trommelvlies hebben gezet. Maar dat is maar tijdelijke herrie. Veel ergerlijker is het voortdurende rumoer dat uit de gang komt als ze mijn deur niet dicht hebben gedaan, ondanks mijn pogingen om iedereen bewust te maken van het probleem met mijn oren. Hakken klakken op het linoleum, karretjes stoten tegen elkaar, gesprekken vermengen zich, personeel roept over en weer met de stem van brokers op een liquidatiedag, er worden radio's aangezet waar niemand naar luistert, en als klap op de vuurpijl geeft een elektrische boenmachine een luid voorproefje van de hel. Er zijn ook verschrikkelijke patiënten. Ik ken er die niets leuker vinden dan altijd naar hetzelfde cassettebandje te luisteren. Ik heb een jong buurjongetje gehad aan wie ze een pluchen eend met een vernuftig detectiesysteem hadden gegeven. Zodra iemand de kamer binnenkwam, dat wil zeggen tachtig keer per dag, bracht hij een schel, obsederend deuntje voort. Het patientje is gelukkig weer naar huis gegaan voordat ik was begonnen met de uitvoering van mijn plan om de eend om zeep te helpen. Ik houd het wel achter de hand, want je weet nooit wat voor rampzaligs bedroefde families nog teweeg kunnen brengen. Maar de hoofdprijs voor buitensporig nabuurschap is voor een patiënte die door het coma buiten zinnen was geraakt. Ze beet verpleegsters, greep verpleeghulpen bij hun edele deel en kon geen glas water vragen zonder te schreeuwen alsof er brand was. In het begin bracht dat valse alarm iedereen in rep en roer, maar ten einde raad lieten ze haar tenslotte maar schreeuwen zoveel ze wilde, dag en nacht, ongeacht hoe laat het was. Die sessies gaven de neurologie-afdeling een tamelijk opwindend sfeertje van 'gekkenhuis', en toen onze vriendin werd overgeplaatst om ergens anders haar 'Help, ze vermoorden me!' te roepen, vond ik dat best jammer.

Ver van dat lawaai kan ik in de hervonden rust naar de vlinders luisteren die door mijn hoofd vliegen. Daarvoor is veel aandacht en zelfs diepe stilte nodig, want het fladderen van hun vleugels is bijna niet waarneembaar. Een iets te zware ademhaling overstemt het al. Dat is trouwens verbazingwekkend.

Mijn gehoor gaat niet vooruit en toch hoor ik ze steeds beter. Ik heb vast oor voor vlinders.

ZONDAG

Door het raam zie ik de gevels van okerkleurig baksteen oplichten in de eerste zonnestralen. Het steen krijgt precies de tint roze van het Griekse grammaticaboek van meneer Rat, herinnering aan de derde klas. Ik was geen briljante hellenist, verre van dat, maar ik hou van die warme, intense tint die me weer doet denken aan een aan studie gewijd universum waar je kennismaakt met de hond van Alcibiades en de helden van Thermopylae. In verfwinkels noemen ze dat 'oudroze'. Dat heeft niets te maken met het roze van het pleisterwerk in de ziekenhuisgangen. En nog minder met het zachtpaars dat in mijn kamer de plinten en de kozijnen bedekt. Dat lijkt op de verpakking van een goedkoop parfum.

Het is zondag. Zo'n verschrikkelijke zondag waarop, als per ongeluk geen enkele bezoeker zijn komst heeft aangekondigd, geen gebeurtenis van welke aard dan ook de lange aaneenschakeling der uren komt doorbreken. Geen fysiotherapeute, geen logopediste, geen psychiater. Een tocht door de woestijn, met als enige oase een kleine wasbeurt, nog summierder dan gewoonlijk. Door het nasudderende effect van drinkgelagen op zaterdagavond, gepaard met het verlangen naar picknicks met de familie of partijtjes kleiduiven schieten of garnalen vissen waaraan ze door hun dienst niet kunnen deelnemen, wordt het verplegend personeel op deze dagen in een mechanische versuftheid gedompeld, en het kattenwasje lijkt meer op haaks schaven dan op thalasso-therapie. Een driedubbele dosis van de beste aftershave is niet genoeg om de werkelijkheid te verbloemen: we stinken.

Het is zondag. Als je de tv voor je laat aanzetten, moet je de plank niet misslaan. Dat komt neer op hogere strategie. Er kunnen namelijk best weleens een uur of drie, vier voorbijgaan voordat de goede ziel die het kanaal kan veranderen terugkomt, en soms kun je maar beter afzien van een interessante uitzending wanneer die wordt gevolgd door een sentimentele serie, een saai spelletje of een schreeuwerige talkshow. Het om de haverklap opklinkende applaus doet pijn aan mijn oren. Ik geef de voorkeur aan de rust van documentaires over kunst, geschiedenis of dieren. Ik bekijk ze zonder het bijbehorende commentaar, zoals je naar een houtvuur kijkt.

Het is zondag. De klok slaat plechtig de uren. De kleine ziekenhuiskalender aan de muur, die dagelijks wordt afgescheurd, geeft al augustus aan. Door welke tegenstrijdigheid maakt de tijd, die hier stilstaat, daar een dolle rit? In mijn klein geworden wereld strekken de uren zich uit en gaan de maanden als een flits voorbij. Ik kan er niet over uit dat het al augustus is. Vrienden, vrouwen en kinderen hebben zich vanwege de vakantie in alle windrichtingen verspreid. In gedachten glip ik de bivakken binnen waar ze hun zomerkwartier hebben opgeslagen, en jammer dan als dat uitstapje mijn hart een beetje breekt. In Bretagne komt een zwerm kinderen op de fiets van de markt. Gelach doet alle gezichten oplichten. Sommige van die kinderen hebben allang de leeftijd van de grote zorgen bereikt, maar op die paden tussen de rododendrons kan iedereen zijn verloren onschuld terugvinden. Vanmiddag gaan ze met een boot een rondje om het eiland maken. De kleine motor ploetert tegen de stroom in. Iemand gaat op de voorplecht van de boot liggen, doet zijn ogen dicht en laat zijn arm door het koude water slepen. In Zuid-Frankrijk moet je je binnen in huis verschansen, onder de zinderende zon. Aquarelboeken worden volgeschilderd. Een katertje met gebroken poot zoekt de schaduwrijke plekjes in de weelderige tuin, en verderop, in de Camargue, loopt een kudde jonge stieren langs een moeras waaruit de geur van de beste pastis opstijgt. Overal zijn de voorbereidingen van de grote huiselijke ontmoeting in volle gang, die alle mama's bij voorbaat van vermoeidheid doet gapen, maar voor mij de omvang van een fantastisch, vergeten ritueel aanneemt: de lunch.

Het is zondag. Ik tuur naar de boeken die op een stapel op de vensterbank liggen en een kleine bibliotheek vormen, tamelijk nutteloos, aangezien niemand me er vandaag uit zal komen voorlezen. Seneca, Zola, Chateaubriand en Valery Larbaud liggen daar op een meter afstand, wreed onbereikbaar. Een zwarte vlieg gaat op mijn neus zitten. Ik schud mijn hoofd om hem uit het zadel te werpen. Hij klampt zich vast. Zelfs de Grieks-Romeinse worstelwedstrijden die we bij de Olympische Spelen hebben gezien waren niet zo meedogenloos. Het is zondag.