Выбрать главу

Hij trok een deurtje open om de voorraadkamer te gaan zoeken. Daar zou behoorlijke wijn zijn te vinden. Eén stap en hij bleef staan. Alle bloed trok uit zijn gezicht weg. ‘Jij!? Nee!’ Het woord trilde nog in de lucht na toen de dood hem overviel.

Morgase depte het zweet van haar gezicht, stak toen het doekje te rug in haar mouw en zette haar ietwat versleten strooien hoed wat rechter. Het was haar gelukkig wel gelukt een behoorlijk rijkleed te krijgen, hoewel in deze hitte zelfs de grijze fijne wol niet echt lekker zat. Eigenlijk had Tallanvor het voor haar gevonden. Ze liet haar paard doorstappen en hield de lange jongeman in het oog die verderop tussen de bomen doorreed. De gezette Basel Gil benadrukte Tallanvors lange fitte gestalte nog sterker. Hij had haar de kleding overhandigd met de woorden dat het gewaad haar beter paste dan dat niemendalletje waarin ze uit het paleis was gevlucht. Hij had op haar neergekeken, geen enkele keer met zijn ogen geknipperd en geen enkel woord van achting uitgesproken. Natuurlijk was het haar eigen opvatting geweest dat het onveilig was als iemand zou weten wie zij was. Zeker nadat ze hadden gehoord dat Garet Brin uit Korense Bronnen was vertrokken. Waarom was die man op jacht gegaan naar een stel brandstichters, net nu ze hem nodig had? Nou ja, het deed er ook niet toe; ze zou het zonder hem even goed doen. Maar ze las iets verontrustends in Tallanvors ogen wanneer hij haar als Morgase aansprak.

Zuchtend keek ze om. De in elkaar gezakte Langwin reed achter haar en hield het bos in het oog; Breane naast hem hield hem en al het andere net zo scherp in de gaten. Haar legertje was na Caemlin met nog geen hond uitgebreid. Te veel mensen hadden gehoord dat heren en vrouwen zonder enige reden waren verbannen. Ook hadden ze gehoord over onrechtvaardige wetten in de hoofdstad, waardoor je niet meer kon doen dan je neus ophalen als je ook maar even ver nam dat iemand zijn hand opstak om hun rechtmatige vorstin steun te betuigen. Ze betwijfelde zelfs of het geholpen zou hebben als ze hadden geweten wie hen aansprak. Dus reden ze momenteel door Altara en bleven ze zoveel mogelijk in de bossen, omdat overal groepen gewapende mannen leken rond te zwerven, en reisde ze in gezelschap van een straatschenner met littekens, een zotte Cairhiense edelvrouwe op de vlucht, een forse herbergier die zichzelf er nauwelijks van kon weerhouden een knieval te maken als ze hem aankeek, en een jonge gardist die haar soms aankeek alsof ze nog de kleding droeg die ze voor Gaebril had aangetrokken. En met Lini natuurlijk. Lini kon je zeker niet vergeten.

Alsof haar gedachten een wenk waren geweest, spoorde de oude kin derverzorgster haar paard aan en kwam dichterbij. ‘Je kunt beter vóór je kijken,’ zei ze kalm. ‘Een jonge leeuw valt het snelst aan en wanneer je het het minst verwacht.’

‘Denk je dan dat Tallanvor gevaarlijk is?’ vroeg Morgase scherp en Lini keek haar lang en nadenkend aan.

‘Even gevaarlijk als alle mannen. Een mooi lijf, denk je niet? Iets te lang misschien. En ik vermoed met sterke handen. Het heeft geen zin honing heel lang te bewaren voor je het eet.’

‘Lini!’ waarschuwde Morgase.

De laatste dagen had de oude vrouw te vaak hierover doorgezeurd. Tallanvor was een knappe man, zijn handen leken heel sterk en zij was zijn koningin. Dat ze hem ging zien als een man en niet als haar onderdaan en soldaat, was wel het allerlaatste dat ze kon gebruiken. Ze wilde dat net tegen Lini zeggen en bovendien opmerken dat de vrouw haar verstand aan het verliezen was als zij dacht dat ze ging aanpappen met een man die wel tien jaar jonger was, want zo jong was hij wel, toen Tallanvor en Gil terugkeerden. ‘Hou je mond, Li ni. Als je die jongeman dwaze ideeën aanpraat, laat ik je ergens achter.’ Lini’s gesnuif zou de hoogste heer in Andor voor een tijd in een kerker hebben doen belanden om eens goed na te denken. En als ze nog op de troon had gezeten, zou dat ook zijn gebeurd. ‘Weet je zeker dat je dit wilt, meisje? Als je eenmaal het ravijn bent ingesprongen, kun je niet meer van gedachten veranderen.’ ik zal waar dan ook mijn bondgenoten zoeken,’ vertelde Morgase haar stijf.

Tallanvor trok de teugels aan en zat rijzig in zijn zadel. Zweetdrup pels gleden langs zijn gezicht omlaag, maar hij leek de hitte te negeren. Baas Gil trok aan de hals van zijn met metalen schijven bezette wambuis alsof hij dat graag uit wilde trekken. ‘Het bos houdt vlak voor ons bij enkele boerderijen op,’ zei Tallanvor, ‘maar het is onwaarschijnlijk dat iemand je hier zal herkennen.’ Morgase keek hem nietszeggend aan; het werd met de dag moeilijker van hem weg te kijken als hij haar aankeek. ‘Het is ongeveer nog zo’n span of tien naar Cormaed. Als die man in Sehar niet heeft gelogen, vinden we daar een pont en kunnen we voor het donker in Amadicia zijn. Weet je zeker dat je dit wilt, Morgase?’ Zoals hij haar naam uitsprak... Nee, ze liet die dromerijtjes van Li ni te veel de overhand krijgen. Dat kwam door die vervloekte hitte, ik ben vastbesloten, Tallanvor,’ zei ze koeltjes, ‘en ik verwacht niet dat je telkens vraagtekens plaatst bij mijn besluiten.’ Ze spoorde haar rijdier hard aan en liet het paard naar voren springen om hun wederzijdse blik te verbreken en zijn ogen achter zich te laten. Hij mocht haar inhalen. Ze zou haar bondgenoten zoeken waar ze die ook kon vinden. Ze zou haar troon terugwinnen en wee Gaebril of elke andere man die haar plaats meende te kunnen innemen.

En de Glorie van het Licht scheen op hem neer. En de Vrede van het Licht schonk hij de mens. Hij bond naties aan zich, maakte een van vele. Maar de scherven van harten sloegen wonden. En wat eenmaal was, keerde weer in vlammen en stormen spleet alles doormidden. Want zijn vrede... want zijn vrede...

... was de vrede...

... was de vrede...

... van het zwaard. En de Glorie van het Licht scheen op hem neer.

Uit:
De Glorie van de Draak
Een ode, geschreven door Meane sol Ahelle, de Vierde Eeuw

Woordenlijst

Aanvaarde – Een jonge vrouw die na enkele proeven tot Aes Sedai wordt opgeleid en een zekere beheersing heeft ontwikkeld in het geleiden van de Ene Kracht. Gewoonlijk duurt het vijf tot tien jaar voor een Novice tot Aanvaarde wordt verheven. De laatsten zijn wat minder aan regels gebonden; tot op zekere hoogte mogen ze zelf hun studies kiezen. Een Aanvaarde draagt de Grote Serpent-ring aan de middelvinger van haar linker hand. Na haar verheffing tot Aes Sedai kiest zij een Ajah en mag zij de stola met franje in haar Ajah-kleur dragen.

Ablar, Logain – Een valse Draak die in de herfst van 997 NE in Geldan opstond. Hij is inmiddels gestild en was een gevangene in de Witte Toren. Samen met Siuan Sanche, Leane en Min ontsnapte hij uit Tar Valon.

A’dam – Seanchaans voorwerp dat een geleidster tegen haar wil knecht. Het bestaat uit een halsband en een armband, verbonden door een lijn. De drie delen zijn gemaakt van een zilverkleurig metaal. Zie ook: Damane, Seanchan, Sul’dam.

Aes Sedai – In de Oude Spraak: Dienaren van Allen. Geleiders van de Ene Kracht. In een ver verleden waren dit zowel mannen als vrouwen, maar sinds de Tijd van Waanzin zijn het alleen vrouwen. Ze worden in veel landen gevreesd en door slechts weinigen geëerd. Velen verwijten hen het Breken van de Wereld en verdenken hen van inmenging in rijksaangelegenheden. Deson danks zijn er maar weinig heersers zonder Aes Sedai raads vrouwe, zelfs in landen waarin dit geheim moet worden gehou den. Door het geleiden verkrijgen Aes Sedai een leeftijdloos ui terlijk, zodat leden die de leeftijd van een grootmoeder hebben geen ander teken tonen dan enkele grijze haren. Zie ook: Ajah, Amyrlin Zetel, Geleiden, Talen ten, Tar Valon, Ware Bron.

Aiel – Het trotse, geharde volk dat ten oosten van de Rug van de Wereld woont. Dodelijke krijgers met of zonder wapens, die weigeren zwaarden aan te raken en een paard alleen bestijgen als ze ertoe gedwongen worden. Aielse doedelzakspelers begeleiden veldslagen met dansmuziek. Ze noemen de strijd dan ook ‘de dans met de speren’ of ‘de dans’. Voor het gevecht sluieren ze hun gezicht. Zie ook: Aielstammen, Aielwoestenij, Wijze.