Выбрать главу

‘Moet ik op nog meer mensen rekenen, Lanfir?’ gromde hij. ‘Heb je Demandred ervan overtuigd dat hij niet moet denken dat hij echt de erfgenaam van de Grote Heer is?’

‘Ik betwijfel of zijn hoogmoed daar groot genoeg voor is,’ antwoordde Lanfir gladjes. ‘Hij kan zelf zien waar dat Ishamael gebracht heeft. Maar dat is nu net het punt. Wat Graendal net zei. Eens waren we met dertien, en onsterfelijk. Nu zijn er vier dood en heeft één ons verraden. Wij vier zijn de enigen die hier vandaag bij elkaar komen en dat volstaat.’

‘Weet je zeker dat Asmodean is overgelopen?’ wilde Sammael weten. ‘Vroeger had hij daar zeker de moed niet voor. Waar haalt hij het lef vandaan een verloren zaak te steunen?’

Lanfir glimlachte even geamuseerd. ‘Hij had de moed voor een hinderlaag, waarmee hij, volgens hem, boven ons zou komen te staan. En toen hij moest kiezen tussen de dood of een tot mislukken gedoemde zaak, was er maar weinig moed voor zijn keuze nodig.’

‘En weinig tijd om na te denken, wil ik wedden.’ Het litteken maak te de ironie op Sammaels gezicht nog bijtender. ‘Als je hem zo nabij was dat je dit alles weet, waarom heb je hem dan in leven gelaten? Je had hem kunnen doden voor hij ook maar merkte dat je er was.’ ik dood iemand niet zo snel als jij. Dood betekent het einde, is onomkeerbaar en er bestaan meestal andere wegen die meer opleveren. Bovendien, in woorden die jij begrijpt, wilde ik geen openlijke aan val inzetten tegen sterkere krachten.’

‘Is hij echt zo sterk?’ vroeg Rahvin kalm. ‘Die Rhand Altor? Zou hij jou in een rechtstreeks gevecht kunnen overweldigen?’ Rahvin zou het zo nodig zelf ook best kunnen, net als Sammael, maar als een van beide mannen zoiets probeerde, zou Graendal zich waarschijnlijk verbinden met Lanfir. Beide vrouwen zouden barstensvol met de Ene Kracht zitten, klaar om terug te slaan zodra ze enige achterdocht tegen een van de twee mannen koesterden. Of tegen elkaar. Maar die boerenjongen. Een ongeoefende schaapherder! Ongeoefend, tenzij Asmodean er iets aan ging doen.

‘Hij is de herboren Lews Therin Telamon,’ zei Lanfir even zachtjes, ‘en Lews Therin was ongemeen sterk.’ Verstrooid streek Sammael langs het litteken op zijn gezicht. Lews Therin had hem dat bezorgd. Drieduizend jaar of langer geleden, lang voor het Breken van de Wereld, vóór de Grote Heer was opgesloten, lang voor alles wat gebeurd was, maar Sammael zou het nooit vergeten.

‘Nou,’ bracht Graendal naar voren, ‘zijn we eindelijk bij het onderwerp beland dat we hier dienen te bespreken?’ Rahvin schrok verontrust op. De twee bedienden stonden nog steeds stijf bevroren stil – of opnieuw eigenlijk. Sammael mompelde iets in zijn baard.

‘Als die Rhand Altor tenminste echt de wedergeboren Lews Therin Telamon is,’ vervolgde Graendal, terwijl ze op de man ging zitten die op handen en knieën lag neergeknield. ‘Het verbaast me dat je hem nog niet in je bed hebt gelokt, Lanfir. Of is dat niet zo gemakkelijk?

Ik meen me te herinneren dat Lews Therin jou aan het lijntje had en niet andersom. Hij snoerde je de mond bij je woedeaanvalletjes en kon je voor zijn glaasje wijn overal heen sturen, zogezegd.’ Ze zette haar eigen glas terug op het blad dat roerloos door de nietsziende geknielde vrouw werd opgehouden. ‘Je was zo stapel op hem dat je languit aan zijn voeten ging liggen als hij “lig” zei.’ Lanfirs donkere ogen schitterden kort voor ze weer kalm werd. ‘Mogelijk is hij de herrezen Lews Therin, maar hij is niet Lews Therin zelf.’

‘Hoe weet je dat?’ vroeg Graendal, met een glimlach alsof het allemaal een grapje was. ‘Het kan volgens velen best zo zijn dat allen worden geboren en herboren tijdens het draaien van het Rad, maar ik heb nooit gelezen dat zoiets als dit is gebeurd. Een unieke man die volgens de voorspelling wordt herboren. Wie kan weten wie hij is?’ Lanfir toonde een laatdunkende glimlach, ik heb hem van nabij gadegeslagen. Hij is niet meer dan hoe hij eruitziet, een herder, nog steeds meer kinderlijk dan niet.’ Hoon verflauwde tot ernst. ‘Maar nu heeft hij Asmodean, al is dat een zwakke bondgenoot. Maar zelfs nog vóór Asmodean zijn vier Uitverkorenen in de strijd tegen hem gevallen.’

‘Laat hem het dode hout maar sprokkelen,’ zei Sammael ruw. Hij weefde stromen Lucht om een stoel over het tapijt naar hem toe te slepen en steunde met een arm op de lage rug van houtsnijwerk, waarbij hij zijn voeten over elkaar sloeg. Wie meende dat hij zich ontspande, was een dwaas. Sammael hield graag zijn vijanden voor de gek door de indruk te wekken dat ze hem onverhoeds konden aanvallen. ‘Des te meer zal er zijn voor de overblijvenden op de Dag van de Terugkeer. Of denk je misschien dat hij Tarmon Gai’don zal winnen, Lanfir? Zelfs als hij Asmodean enige ruggengraat kan geven, heeft hij ditmaal geen Honderd Gezellen. Of hij nu samen met Asmodean of alleen is, de Grote Heer zal hem uitknijpen als kapot zeer licht.’

Lanfir keek hem vol minachting aan. ‘Hoeveel van ons zullen nog in leven zijn wanneer de Grote Heer eindelijk wordt bevrijd? Vier zijn er reeds weg. Ben jij de volgende, Sammael? Dat zou je wel leuk vinden. Als je hem verslaat, kun je eindelijk dat litteken kwijtraken. Och, dat was ik vergeten. Hoe vaak heb je tegenover hem gestaan in de Oorlog van Macht? Heb je weleens gewonnen? Ik meen het me niet te kunnen herinneren.’ Zonder enige hapering richtte ze zich op eens tot Graendal. ‘Of misschien ben jij het wel. Om de een of andere reden weifelt hij als hij een vrouw moet doden, maar jij krijgt zelfs niet eens een keus zoals Asmodean. Je kunt hem net zomin iets leren als een steen dat zou kunnen. Maar misschien wil hij jou als schoothondje houden. Dat zou eens iets anders zijn, nietwaar? In plaats van te beslissen welk poppetje jou het best bevalt, zou je kunnen leren hoe je lief voor anderen moet zijn.’

Graendals gezicht vertrok van woede en Rahvin bereidde zich voor op alles wat die twee vrouwen elkaar zouden toeslingeren, bereidde zich zelfs voor om bij enig glimpje van lotsvuur te reizen. Toen voel de hij hoe Sammael Kracht begon te verzamelen, voelde het verschil – Sammael zou het een handig voordeel willen noemen – en boog zich opzij om diens arm vast te pakken. Sammael schudde zich kwaad los, maar het moment was voorbij. De twee vrouwen keken nu naar hen, niet naar elkaar. Geen van beiden kon weten wat er zojuist precies was voorgevallen, maar het was duidelijk dat er iets gebeurd was tussen Sammael en Rahvin. In hun ogen lag argwaan, ik wil horen wat Lanfir te zeggen heeft.’ Hij keek Sammael niet aan, maar de woorden waren voor hem bedoeld. ‘Er steekt meer achter deze domme poging ons angst aan te jagen.’ Sammaels hoofd schoot omhoog met wat een knikje had kunnen zijn of louter ontstemming, maar voor nu moest het voldoende zijn.

‘O, er steekt ook meer achter, al kan een klein beetje angst geen kwaad.’ Lanfirs donkere ogen stonden nog achterdochtig, maar haar stem klonk even helder als stilstaand water, ‘Ishamael heeft geprobeerd hem te overheersen en faalde, heeft ten slotte getracht hem te doden en faalde ook daarin. Maar Ishamael probeerde dat alles door hem te koeioneren en angst aan te jagen, en dat maakt niet veel in druk op Rhand Altor.’

‘Ishamael was meer dan half gek,’ mompelde Sammael, ‘en minder dan amper menselijk.’

‘Zijn wij dat?’ Graendal trok een wenkbrauw hoog op. ‘Amper menselijk? We zijn toch wel iets meer. Dit is menselijk.’ Ze liet haar vinger langs de wang van de geknielde vrouw naast zich glijden. ‘Er zal een nieuw woord voor ons bedacht moeten worden.’

‘Wat we ook zijn,’ zei Lanfir, ‘waar Ishamael faalde, kunnen wij slagen.’ Ze stond een tikkeltje voorovergebogen, alsof ze ervoor wilde zorgen dat haar woorden goed tot hen doordrongen. Lanfir liet nooit iets van spanning merken. Waarom nu wel?